Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Waarheidsvriend geeft een beschouwing over den Godsdienst, waarvan we het slotartikel hier overnemen:

In de hoogere kringen staat het veelszins met de religie niet gunstig.

Oog en hart staat daar open voor weelde, uitspanning, eere en aardsche heerlijkheid.

Het Icleed der mode en de sport van het seizoen neemt alle-attentie in beslag. Bal en receptie laat voor andere dingen geen plaats. Diner en jacht partij doet dag en nacht de gedachten in beweging zijn.

Geen wonder, dat spoedig in een roes van weelde en zingenot, de ziel des rijken totaal onaandoenlijk is geworden voor aangelegenheden van geestelijken aard.

Neen, niet allen zijn zoo.

Zéker niet! Er zijn gunstige uitzonderingen. Maar helaas! moeten we ook hier zeggen: die uitzonderingen bevestigen den regel.

In de wereld van den adel, in de kringen van de geleerden, in de omgeving van de aanzienlijken is geen plaats voor den godsdienst.

Godsdienst en adel passen niet bij elkaar. Godsdienst en wetenschap is niet te rijmen.

In de paleizen te knielen voor God, gaat niet.

De godsdienst is zoo burgerlijk bekrompen!

Verbeeldt u een adellijk heer die in den Bijbel leest; een baronesse die bidt; een geleerde die naar de Kerk gaat.

Dat gaat toch niet!

Men mag toch van iemand van adel, van een geleerde, van een overheidspersoon niet vergen dat hij leeft als een burgerman!

Neen, zulke menschen passen 's Zondags in een rijtuig, op de renbaan te Bussum, op een galavoorstelling in den Franschen Schouwburg.

En zoo zijn allen tegen dien Eénen, die allen gemaakt heeft en over allen Zijne zon nog doet opgaan, om allen voor te komen met de aanbieding Zijner genade in Jezus Christus. Neen — men kent God niet.

Men vraagt nietnaar Hem. Misschien is de godsdienst alleen goed voor iemand die uitgeleefd is en bang is om te sterven. Dan aan godsdienst te doen, lijkt nog niet zoo dwaas.

Wat een grof materialisme, bij de arbeiders, bij de middenstanders, in de hoogere kringen!

Najagen van de dingen die beneden zijn, die het oog bekoren, die 't vleesch streelen. Dat is de religie van onzen tijd.

Evenwicht tusschen ziel en lichaam, tusschen geest en stof, tusschen hemel en aarde is verbroken. En de mensch, door God geschapen, wil zonder God door de wereld gaan — om schipbreuk te lijden op de levenszee en in de eeuwigheid aan te landen op een plaats van ellende, waar de rijke man uit de gelijkenis, uitriep: Och, dat mijn broeders Gods Woord ter hand mochten nemen en naai' uitwijzen van dat Woord mochten leeren, eerst te zoeken het Koninkrijk Gods, waarbij de godzaligheid zal geopenbaard worden als de beloften te hebben voor het tegenwoordige en het toekomende leven

De mensch kan niet zonder God. Hij kan niet zonder godsdienst. En waar men den mensch z'n godsdienst toch heeft afgenomen, door het roepen: »er is geen God», daar is de mensch in z'n natuur zoo diep ellendig gemaakt, dat geen pen het kan beschrijven.

Onze arbeiders, die zonder religie willen leven, zijn zoo diep te beklagen. Onze middenstanders,

onze hoogere kringen zijn zoo diep ongelukkig. En het wordt gevoeld en uitgesproken. Er is een leegte in alle kringen. Er is een geest van teleurstelling. Men voelt, dat men niet leven kan van grof materialisme en koud intellectualisme. Men heeft iets noodig dat verwarmen, dat verzadigen kan. En men grijpt weer naar de religie, naar den godsdienst, om daar vrede te vinden voor het harte dat zoo moede is, voor den geest die is uitgepnt.

Toch weer godsdienst!

Frans Netscher heeft er over gefoeterd en heeft het vervloekt.

Die vervloekte «halfslachtigheid» — zoo zei hij — dat de menschen den godsdienst maar niet te boven kunnen komen.

Er is immers geen God. Voor de rechtbank der wetenschap is dit uit­

gemaakt. Én dan toch weer dat grijpen naar de religie; naar christelijke symbolen; naar vrome woorden; naar mysterieuse seances.

Frans Netscher kan het niet uitstaan!

Maar in de beweging der vrijdenkers, der Dage­

raadsmannen, zit geen bezieling meer. En men kan het nu eenmaal niet gelooven, dat er niets is dan het onpersoonlijke, onnaspeurlijke, onvindbare noodlot, dat valt zooals het valt en waaraan geen mensch ontkomen kan.

Is te troosteloos. En hoe dikwijls men het voorgepreekt heeft: «dood is dood» — de menschheid kan en wil het ten slotte toch maar niet gelooven.

Er is toch wat. Er bestaat toch wat. En de mensch

is toch geen dier.... De periode van de platvoersche godloochening is voorbij. Het ruwe materialisme lijkt ten einde te loopen.

Men verkiest weer alleszins als godsdienstig te zijn.

En in de salons, in de gehoorzalen, in de sociëteit, in de huiskamer wordt gelezen en gesproken van theosophie, spiritisme, nieuw-buddhisme, ascese, christian-science, enz. enz.

Daarin ligt iets dat verblijdt. De mensch kan niet zonder godsdienst. En dat men alom de religie roofde gaat zich wreken. De mensch moet godsdienstig leven. Alle tijden en volken kenmerken zich door een drang naar religie. Dat wordt ook nu wee openbaar.

Maar toch ligt in deze dingen zooveel wat treurig en bitter is.

Er is terugkeer tot godsdienstigen zin, mjiar men veroordeelt het oude geloof en strekt z'n handen uit naar de geestelijke goederen van het Paganisme, van het heidendomi

Diep tragisch!

De verloren zoon uit de gelijkenis wist nog den weg naar het vaderhuis te vinden.

Niet alzoo de tegenwoordige menschheid.

Te kwader ure is zij afgedoold van den levenden God; zij is hongerig en dorstig, maar niet zich keerend tot het Vaderhuis; men zoekt het bij de vreemde goden, bij de heidenwereld.

Zeker, het christendom mag dan nog wel enkele vormen geven. Maar de inhoud is ontleend aan het heidendom.

In die dagen leven we nu.

Verjong en vernieuwd heidendom, theosophie, spiritisme enz. doet in onze christelijke landen entree, gesierd met het kleed der christelijke symbolen en christelijke woorden.

En daartegenover hebben wij een roeping.

Evenals Da Costa vroeger, moeten ook wij hebben onze »bezwaren tegen den geest der eeuw«.

En de eenige toetssteen, de juiste maatstaf voor de ware religie is Gods Woord.

Daarom moeten onze arbeiders, onze middenstanders, onze hoogere kringen door de Kerk des Heeren worden teruggeroepen tot de Wet en tot de Getuigenis.

En de Kerk, zelf het Woord Gods eerend, moet de lampe des Heeren uitdragen onder alle standen. Daarin ligt genezing.

Dit diep ernstige woord zal niet nalaten indruk te maken.

De mensch kan niet zonder godsdienst. Het is een ingeschapen trek in zijn natuur. En waar hij den waren dienst des Heeren verwierp, moet hij wel aan de religieuze behoefte van zijn hart voldoen door bevrediging van die behoefte te zoeken bij het surrogaat van theosophie en pantheïsme.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's