Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Wisse heeft te Amersfoort den lijdenden Directeur Ds. Rudolph bezocht en gaf hiervan in De Basidn dit tragisch verslag, dat ook onzen lezers belangstelling ïak inboezemen:

't Was eene schoone lentemorgen. De zon was in volle pracht opgegaan, en wierp haar goudglanzen over veld en bosch. Duizenden vogelkens hieven liun morgenlied aan in de ontwaken< le n.atiuir, waar het jonge gras, de Iceder wordende lak, het jeudige groene uitspruitsel, de ontluikende bloemkens, kortom alles ons sprak van. leven, nieuw leven en vroolijkheid.

Toch was dit alles niet jn staat een somber gevoel uit mijn hart weg te nemen; daar was iets dat zoo scheen te strijden met dat ontwakend lenteleven. Te midden van het lied der natuur was daar iets dat schreide.

Ik was op weg naar Amersfoort, om een laatste ontmoeting te hebben met, een afscheidsbezoek te brengen aan mijn beminnelijken ambtgenoot Ds. Rudolph, met wien ik weleer enkele jaren in eene zelfde plaats op de alleraangenaamste wijze had mogen saamwerken in 's Heeren wijngaard. Rudolph, een man van groote energie, werkkracht, liefde en ijver voor Gods Koninkrijk; die met woord en pen zóó vele jaren voor het Calvinisme heeft gestreden; bekend in heel ons vaderland en daarbuiten zelfs, en die thans als een andere Job van wege zijne plage al ons volk ontroerd heeft: maar ook door het van zijn God hem verleende heerlijke geloof ons aller hart verlnvikt.

Ik herinner mij, hoe nog niet zoovele jaren geleden op een avond de groote Stadsgehoorzaal te Leiden tot in den nok gevuld was met een opgepakte menschenmassa. Ds. Rudolph zou een openbaar debat voeren met den bekenden socialist Frank van der Goes. Als een leeuw stond Rudolph daar, wat een geest, wat een kracht en fierheid, moed en wetenschappelijke welsprekendheid! Thans... ach, hoe zou ik hem vinden!

Ik stond op de stoep van de St. Elizabeth-stichting te Amersfoort, en had aangescheld. Een liefdezuster deed mij open; ik gaf mijn kaartje af en vroeg haar, of Ds. Rudolph een bezoekje mocht ontvangen; en of zij hem dan vragen wilde, of hij mij thans even kon ontvangen.

Ik werd in de wachtkamer gelaten, een oogenblik later kwam de zuster terug met de boodschap, dat Ds. R. door handgebaren (spreken kan hij niet meer) had te kennen gegeven dat hij het bezoek beslist en dadelijk wenschte. Daarop verscheen mevrouw Rudolph. Wij denken en spreken zooveel over hem, laten we toch haar ook niet vergeten. Want zij is een liefhebbende en zorgzame gade, die haar man steeds met zooveel trouwe toewijding heeft gediend en verzorgd. Dat »mede« lijden met hem, dat is voor haar ook een weg van bijzondere beproeving des Heeren. Mevrouw Rudolph maakte bij deze ontmoeting op mij den indruk van iemand, die door den ernst des levens gedrukt wordt; maar gesterkt in haar God, gesteund mede door de geloofskracht, die haar man openbaart. Zij verzocht mij haar te volgen.... Een oogenblik later stond ik in de kamer, waar mijn vriend R. zich bevond. Daar zat hij op een ziekestoel, omdat hij juist geholpen werd door een zuster, die de operatie-opening in de luchtpijp schoonmaakte.

Bij 't binnentreden, ik kan niet anders zeggen dan dat mij een gevoel overmeesterde van medelijden en smart niet slechts, maar ook van eerbied; daar lag iets gewijds in, om dezen lijder te mogen naderen; dit zwaar beproefde maar met hemelsche geloofskracht ondersteunde kind van God.

Maar wat een aanblik! Is dat Naömie ? zoo vroegen de burgers van Bethlehem. Is dat Rudolph? De man die «leeuw en beer« versloeg?

Als een gebroken riet was hij. Hij zag er uit oud, doch niet van jaren, maar door lijden en smarten. Zijn gezicht was mager en lang geworden, er lag iets over dat sprak van lijden en gewijden ernst. Spreken kon hij niet; en lucht ontvangen moest hij door de zilveren buis, door operatie in de luchtpijp aangebracht.

Wat is toch de mensch, als de Hecre ons aanraakt, ja voorwaar dan versmelt al onze bevalligheid als een mot.

Ds. Rudolph hief de handen op en wenkte mij, nader te komen; hoe hartelijk omklemde hij mi de hand. Hij was klaarblijkelijk verheugd. Oogenblikkelijk daarna wees hij op een tafeltje, daar lag een bijbel op. Ik vroeg hem, of hij wenschte dat ik hem iets zou voorlezen. Met een allerheerlijksten glimlach knikte hij van ja; daarop nam hij een stuk papier, en .schreef er op: «Psalm 91< t.

Lieve lezers, het Woord Gods te gaan prediken voor de somtijds groote schare kan den dienaar des Woords wegen zwaar en teer. Maar dit was zwaarder taak. Alleen dat lezen reeds. Maar ik heb ook nog iets anders te zeggen. Psalm 91 hebben we allen wel eens gelezen en gezongen. Ik herinnerde mij, hoe ik destijds dezen Psalm in Bijbellezingen had behandeld voor de gemeente; maar nooit, nooit had ik zoo gevoeld wat vooral die heerlijke aanhef zegt voor Gods kinderen, als in deze ure. De blijdschap des geloofs lag over

Ds. R.'s aangezicht, bij 't hoorcn voorlezen. Zijn geest was helder en levendig. Al zijn krachten gebroken, maar zijn ziel jubelde in God zijn steenrots. De mensch is meer dan stof, dat heeft Ds. R. tegenover het materialistisch socialisme al zijn dagen met kracht verdedigd. Maar de schoonste verdediging mag Ds. R. geven in zijn eigen persoon en ervaring. Dit lijden, maar waarin hij zoo buitengewoon mag doen uitkomen dat Ged leeft en onze rotssteen is, al bezwijkt ook vleesch en hart, zegt nog meer dan al zijn geschriften en redevoeringen. Dit is feitelijk een kroon op heel zijn leven en arbeid.

Alles heeft hij verloren, zijn kracht, zijn gezondheid, zijn lichaam, zijn leven, zijn dierbare; maar hij heeft het geloof behouden!

Ik sprak hem een oogenblik van Gods trouw, die zijn volk behouden en bewaren zal; waarop wc ons vereenigden in het gebed.

Maar ik moest gaan vertrekken. Ik stond naast hem, o, ik gevoelde, wat bang het voor 't vleesch moest zijn: »God neemt mij weg in het midden mijner jaren, en dat terwijl ik nog zoo gaarne had willen arbeiden in Zijn dienst".

Lieve broeder Rudolph, zei ik tot hem, gij hebt niet tevergeefs geleefd, en hebt menigen mokerslag mogen toebrengen aan het rijk van satan. Met een blijden glimlach knikte hij een hartelijk ja. Ik bedankte hem voor alles, wat hij in den ambtelijken omgang ook voor mij geweest was. Gij hebt ook aanspraak op onzen dank, ging ik voort, voor al uwe heerlijke brieven, waardoor gij honderden in den lande hebt verkwikt; uwe brieven hebben misschien meer zegen achtergelaten dan al uw arbeid in de stichting ooit had kunnen doen. Ik verzeker mijn lezers, dat het Ds. Rudolph buitengewoon goed deed en hoogst aangenaam in den Heere stemde, dat dit zoo was.

Die wetenschap is ongetwijfeld ecu der liefelijkste lafenissen voor hem. Er lag een zachte uitdrukking van geestelijke blijdschap bij die bespreking op zijn aangezicht. Want weet het, Ds. Rudolph bedoelde met zijn brieven zijn God te verheerlijken. Is er dan zaliger verlcwikking, dan te mogen weten, dat die brieven duizenden harten harten hebben geraakt en geroerd, tot sterking des geloofs! Het viel mij moeilijk van hem heen te gaan. Maar het moest. Hij nam nogmaals papier en potlood en schreef, dat hij het bezoek aanmerkte als een verkwikking door den Heere hem bereid; met verzoek van groeten aan gezin en vrienden.

Ik reikte hem de hand, hij omklemde die met beide handen, zoo stevig hield hij mij vast. 't Was een aandoenlijk moment; nog eenmaal wees ik hem op den Borg, die 't voleinden zou..,

»Tot wederziens bij Jezus. Gods kinderen zien elkander nooit voor 't laatst«. Toen ging ik; hij wuifde mij na met de hand. Enkele oogenblikken later stond ik weer buiten.

Ik had een wijle vertoefd in zulk een klaaghuis, waar het beter is dan in het huis der maaltijden. Waar engelen Gods zijn.

Velerlei gedachten vervulden mij.

Geliefde lezer, bedenk hoe klein, hoe arm en verloren in zich zelf de mensch is. Maar ook wie' en wat. God is voor hen die in de benauwdheid tot Hem vluchten. Om zalig te sterven is een godzalig leven de beste voorbereiding.

Er rees nóg een gedachte in mij: wat kunnen wij elkander toch makkelijk pijn doen, eten en verbijten zelfs, verketteren en helpen veroordeelen; hoe kunnen Gods kinderen zelfs nog in allerlei onderling gekibbel hun God onteeren. Ds. Rudolph heeft veel tot ons te zeggen.

En wat hem .nangaat; zijil weg vol lijden ten doodc is zwaar naar het vleescli. Maar ik vond er toch iets groots, iets voornaams in, in de genade, als men zóó gesteld wordt tot een proeve van Christus in ons. Als smarten en dood instrument moeten zijn, om op aIover%veldigende wijze in he licht te stellen: wie God is voor zijn volk in de woestijn.

De Heere gedenke Ds. en mevr. Rudolph naar al hun weg.

Vergeten wij hen niet in onze gebeden.

Het stemt tot dank, dat deze zoo diep-bezochte broeder op zoo Godverheerlijkende wijze zijn smartelijk lijden dragen mag.

Vertrooste het hem, te weten, dat heel onze kring, het land over, met hem medeleeft en voor hem biddende is.

Ook zelf bezocht ik op mijn gang naar Hoevelaken den armen lijder, en vond het juist zooals Ds. Wisse het teekent.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's