Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

XXXIII. ONVERWACHT.

De eerstvolgende dagen waren voor de zieke juist niet aangenaam, al behoefde zij ook niet te bed te liggen of liever juist daarom. Immers thans had zij al den tijd vrij en wist er al spoedig geen raad meer mee. Want al was, het huis Jadis groot, men raakte er eindelijk - toch ook uitgekeken. En bovendien mocht Louise in groote onverwarmde vertrekken niet komen.

De lessen stonden van zelf stil. De gouvernante was t'huis haar vacantie gaan doorbrengen, te meer, daar Louise toch niet leeren mocht. Het weder was gelijk meer in dit jaargetij bizonder guur, en 't was Louise streng verboden buitenshuis te komen, hoe gaarne zij dat ook gewild had. De tuinman en zijn vrouw kwamen maar zelden in het heerenhuis, en de kleiüe kon hen moeilijk voor zich alleen laten roepen.

Nu zou zij zeker gaarne haar troost bij Mama gezocht hebben. Maar deze dame had het ongelukkkig juist buitengewoon druk met al de toebereidselen voor de partij, die Mijnheer, gelijk we weten, op Kerstfeest geven wou. Er moest allerlei voorraad ingekocht, dit besteld en dat aangevraagd. Een behanger met zijn knechts hadden eenige dagen noodig om de zalen een feestelijk aanzien te geven, enz. enz. Doch den meesten tijd besteeddeMevrouw aan haar kleeding. Twee modemaaksters uit de stad waren ontboden en geraadpleegd, over het beste feestkleed en allerlei sieraad dat er bij behoorde. Sinds kwamen zij minstens eenige uren om den anderen dag, ten einde te bespreken, te passen, te meten' en af te spreken. Wel behoorde Mevrouw Verspronck niet tot die personen zonder smaak, die een geheelen goud-en zilversmidswinkel aan hun lichaam hangen, maar toch was zij zeer gesteld op edelgesteenten en juweelen, en snoeren en ringen van edel metaal.

Een onzer dichters legt ergens aan een pronkziek man, die zich fraai heeft uitgedoscht, deze woorden in den mond:

Weet gij een schooner kleed Te vinden in de stad f En een wijs man antwoordt dan: Ja zekerlijk: de rok Van onzes buurmans kat Sluit netter om haar lijf Dan uwe weidsche kleeren, En wat de kleur betreft Zijn haan heeft mooier veeren.

Maar zoo ver als die wijze man had deze dame het nog niet gebracht. Zij zou om die • wijsheid gelachen hebben, en had nooit de sierlijkheid van kat of haan bewonderd. Al haar gedachten waren thans slechts daarheen gericht om op het feest er goed uit te zien, te schitteren en misschien wel ook anderen de oogen uit te steken.

Of dat nu een goede voorbereiding voor het Kerstfeest was, moeten de lezers zelf maar eens uitmaken. Mevrouw Verspronck behoorde gelijk mijnheer tot die menschen voor wie dat feest eigenlijk niets is dan een aangename afwisseling in den gewonen gang van 't leven, een gelegenheid om genoegen te hebben en te smullen. Hooger en verder gaan de gedachten al niet, en het is al heel mooi als zij op het feest nog eens ter kerk komen, en althans daar het Kerst-evangelie hooren.

Had mevrouw het al zoo druk, haar echtgenoot niet minder. Hij verzond de uitnoodigingen voor het feest, zei den bedienden wat zij te doen zouden hebben en regelde allerlei. Den vriien tijd, die hem van dezen gewichtigen arbeid nog overbleef besteedde hij aan de jacht op klein wild, waartoe het nu de geschikte tijd was. Hij had een paar vrienden uit den omtrek bij zich genoodigd. Als tijd en gelegenheid gunstig waren trokken de heeren er op uit, om niet voor donker t'huis te komen. Vaak brachten, ze dan heel wat geschoten hazen, faizanten en andere gedierten mee, die een smakelijken maaltijd verschaften, al had die zeker meer gekost dan hij waard was.

Zoo was dan Louise, schoon door menschen omringd en met alle hulp die zij wenschen kon, toch eigenlijk zoo goed als alleen, wijl de een geen tijd, de ander geen lust had om naar haar te luisteren. Misschien washet wel juist daardoor dat haar gedachten ongemerkt meer geleid werden tot den grooten Kindervriend, vanwien haar Bijbel sprak, tot den goeden Herder van wien de speelman had gezongen. Dikwijls dacht zij na over het lied, 'twelk zij reeds lang van buiten kende. En de Heere bewerkte uit genade, dat zij het al meer leerde verstaan en het haar een eeuwigen zegen bracht.

Intusschen lichamelijk beter werd de kleine niet. De geneesheer kwam geregeld en deed wat hij kon, maar vergeefs. De ziekte verergerde veel eer, ook al moest Louise naar de gewoonte van dien tijd ontzaglijk veel geneesmiddelen slikken, die meestal ver van lekker smaakten. Dat beviel haar natuurlijk slecht, maar er was weinig aan te doen. Want men meende toen bijna overal nog dat vooral veel geneesmiddelen voor een ^ieke noodig waren, en soms al heel zonderlinge. Op dat slikken van veel geneesmiddelen wezen ook de zoogenaamde gapers of houten koppen met geopenden mond die de drogisten aan hun deur hadden staan. Die vde geneesmiddelen maakten natuurlijk het medicineeren, zooals het innemen genoemd werd, tamelijk duur. Van daar" dat lieden die het niet breed hadden zich behielpen met zoogenaamde huismiddelen. Dat waren kruiden enz. die men voor heel weinig geld bij den drogist koopen kon, die ze weer kocht van menschen als de speelman, die van het kruiden zoeken hun werk maakten. Ook waren er beroemde medicamenten (zoo noemde men geneesmiddelen) voor alles en iedereen. Zulke waren b.v. Haarlemmerolie en Jerusalemsche balsem, van welke althans de eerste ook nu nog wel gebruikt wordt.

Het Kerstfeest naderde ; de toebereidselen tot het feest waren gemaakt toen op een dag de geneesheer na de jonge zieke bezocht te hebben zich bij Mevrouw vervoegde om haar te vertellen dat haar dochtertje, spijt alle innemen, niet beterde. Het zou noodig zijn. meende hij, dat Louise te bed bleef en den geheelen dag werd opgepast.

Deze boodschap deed Mevrouw geducht ontstellen. In al de drukte voor het komende feest had zij minder op haar dochtertje gelet en in het minst niet begrepen dat deze ernstig ziek was. Thans schrikte zij er van. En daarbij, wat zou er nu van het feest worden?

Zoodra mijnheer thuis kwam, die weer op jacht was, werd beraadslaagd wat te doen. Goede raad was duur. Doch hierin waren man en vrouw het weldra eens, dat men geen feest kon vieren, terwijl hun eenig kind ernstig ziek lag. Hoe moeilijk het ook ging en wat ook was voorbereid, alles moest in den grootsten haast worden afgezegd. Het bleek alweer, hoe wij menschen wel plannen kunnen maken, maar des Heeren weg vaak anders is dan de onze.

Als wij vooruit willen zegt Hij soms: tot hiertoe en niet verder. Te recht spreekt dan ook de Schrft: Het hart des menschon overdenkt zijn weg, maar de Heere stiert zijn gang.

Dat is niet altijd aangenaam voor den mensch, die meent dat wat hij wil het beste is. Gelukkig echter degeen, die als des Heeren wegen smar telijk, droevig zijn, zeggen kan:

In de grootste smarten, Blijven onze harten In den Heer gerust.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1915

De Heraut | 4 Pagina's