Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen des Verbonds.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVII.

Het beroep op Matth.' 28 : 19 en Mare. 16 : 16 als • positief bewijs tegen den kinderdoop gaat dus niet op. Maar evenmin snijdt-het tweede argument hout, dat een rechtstreekseh bevel om kinderen te doopen in de Heilige Schrift niet wordt gevonden en daarom de kinderdoop ongeoorloofd zou wezen.

In de eerste plaats toch gaat dit argument van de geheel onjuiste gedachte uit, dat alleen datgene wat met zoovele woorden in .de Heilige Schrift staat uitgedrukt, voor ons als regel zou hebben te gelden, maar niet datgene wat bij wettige gevolgtrekking uit de Heilige Schrift wordt afgeleid. Dit zich vastklemmen aan de letter van de Heilige Schrift nu is zeker niet in' overecnstetnming ' met 'wat Christus zelf ons' hééft, geleerd. Want toen d'eHeéré Jezus met dé Sayduciééiii#n': .strijd kwam over de.; leer van de---öpsta; ndiflg - der'daoden, die zij. verwierpen, 'billdat deze nergens uitdrukkelijk wordt geleerd in die boeken van het Oude Testament, die zij alleen als echt aannamen, is Christus voor dit argument geen oogenblik uit den weg gegaan, maar heeft hun geantwoord : »Gij . dwaalt, niet wetende de Schriften, nóch de kracht Gods«. En als bewijs, dat de Schrift wel degelijk de opstanding der dooden leert, wees hij er hen op, hoe in het boek van Mozes, dat ze als Gods Woord aannamen, geschreven stond, hoe God in den doornbosch tot Mozes gesproken heeft zeggende : Ik ben de God Abrahams, en' de God Izaks en de God Jakobs. Letteriijk nu heeft deze tekst niets met de opstanding der dooden te maken, maar de Heere Jezus zelf laat er op volgen, waarom dit woord Gods beslist; ïGod nu is niet een God der dooden, maar der levenden, want zij leven Hem allen«. Indien God de Heere gezegd had: k ben de God van Abraham, Izak en Jakob geweest, - dan zou dit woord geen beslissende kracht hebben gehad, maar nu God de Heere zoovele jaren, nadat deze patriarchen gestorven waren, zich nog de God van Abraham, Izak en Jakob noemt, volgt daaruit, dat ze niet voor goed in den dood zijn weggezonken, want dan zou God een God der dooden zijn, en Hij is niet een God der dooden maar der levenden. Hier hebben we dus een der sterkst sprekende voorbeelden, hoe de Heere Jezus zelf bij een twistvraag, die destijds onder de Joden bestond, een gevolgtrekking uit de HeiHge Schrift maakt en die gevolgtrekkingeven bindend acht als wat er uitdrukkelijk vermeld staat. En met evenveel recht, merkten onze vaderen terecht op, mogen ook wij ons beroepen voor den kinderdoop op hetgeen wel niet rechtstreeks en met zoovele woorden in de Heilige Schrift staat, maar hetgeen bij wettige gevolgtrekking daaruit kan worden afgeleid. Het is daarom de vraag niet, of uit de Schrift een uitdrukkelijk bevel kan worden aangehaald om kinderen te doopen, maar of de Schrift ons leert, dat de genade, die in den doop ons afgebeeld en verzegeld wordt, ook aan de kinderen toekomt. Staat dat vast, dan volgt hieruit van zelf ook, dat de kinderen gedoopt moeten worden, want de Apostel Petrus heeft als regel voor den doop gesteld, dat men »den doop niet mag weren van hen die gelijke gaven van God ontvangen hebben als wijt (Hand. 10 : 47 en 11 : 17). De grond voor den kinderdoop ligt dus wel degelijk in de Schrift zelf.

Maar ook afgezien daarvan gaat dit argument niet op, omdat er wel degelijk een uitdrukkelijk en rechtstreekseh bevel Gods bestaat om niet alleen aan de volwassenen, maar ook aan de kinderen, die in het verbond Gods begrepen zijn, het teeken en zegel-van dit verbond te schenken. God de Heere heeft, toen Hij het verbond der genade met Abraham oprichtte en het teeken daarvan hem gaf in de besnijdenis, .hem ook, gelast, dat teeken' te geven aan het zaad, dat uit hem zou geboren worden. ïlk zal mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschcn u en tusschen uw zaad na u in hunne geslachten tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot eenen God en uwen zade na u«, sprak God de Heere tot Abraham, en daarna volgde het bevel aangaande het teeken des verbönds: Dit is mijn verbond, dat, gijlieden houden zult tusschen Mij en tusschen u en tusschen uw zaad na u: at al wat mannelijk is, u besneden zal worden ; en gij zult het vleesch uwe'.-voorhuid besnijden; en dat zal tot een tceken zijn van bet verbond tusschen Mij en tusschen u.« (Gen. 17:7—12)

De uitvlucht, dat dit verbond met Abrahain en zijn zaad .gesloten, alleen gelden zoü voor de vleeschelijke afstammelingen uit Abraham, d.w.z. voor Israel, en alleen betrekking zou hebben op de bezitting .van Kanaaan, houdt natuurlijk geen steek. Het verbond, dat God de Heere hier met-Abraham oprichtte, was niet een tijdelijk, maar een eeuwig verbond; de inhoud van dit verbond was niet de belofte, dat Abraham en het volk uit hem geboren Kanaaan zou bezitten, maar dat God de Heere zijn God en de God van zijn zaad zou zijn. De Apostel Paulus zegt dan ook uitdrukkelijk, dat het teeken der besnijdenis aan Abraham geschonken werd tot een zegel der gerechtigheid des geloofs. En dat dit verbond niet alleen Abraham gold enzijn vleeschelijke nakomelingen, maar allen geloovigen, ook die uit de heidenen zouden geroepen worden, blijkt uit wat de Apostel er op volgen laat: opdat hij een vader zou zijn van allen die gelooven in de voorhuid zijnde, teneinde ook hun de recht-' vaardigheid toegerekend wordt«, (Rom. 4:11)

Dat het teeken der besnijdenis, dat naar Gods ordinantie aan de kinderen des verbönds gegeven moest worden, dus volstrekt niet alleen een »nationaal teeken«yvas, een uiterlijk kenmerk om hen van de heidehen te onderscheiden, maar wel degelijk een teeken en zegel van de genade Gods, een sacrament, lijdt dan ook geen twijfel, Het teeken zelf duidde "dit aan, want de afsnijding van de voorhuid zag op de «besnijdenis des hartens, zooals de profeten onder Israel telkens verklaarden. En dat dit teeken thans onder de Nieuwe bedeeling vervangen is door het teeken van den doop verklaart de Apostel in Colossensen 2:11 en 12. Want tot de Colossensen, die geen joden maar heidenen waren, wordt gezegd, K dat zij in Christus besneden zijn met eene besnijdenis, die zonder handen geschiedt in de uittrekking van het lichaam der zonde des vleesches door de besnijdenis van Christus, « En vraagt men den Apostel, wanneer dan deze geestelijke besnijdenis heeft plaats gehad, dan antwoordt hij: toen zij m.et Hem d. i. met Christus begraven werden in den doop, in welken zij ook inèt Hém opgewekt zijn, «

Staat iï-et dus .vast op'. grood van de Heilige Schrift-2elf, dat het verbond met Abraham hetzelfde., genade-verbond is, waarvan ook wij de erfgenamen zijn; en staat het evenzoo vast, dat onder de be deeling des Nieuwen Testaments naar luid van de uitspraak van den Apostel het teeken der'besnijdenis vervangen is door het sacrament des doops, dan volgt hieruit van zelf, dat de ordinantie God voor dit verbond aan Abraham gegeven, dat ook de kinderen des verbonds het teeken des verbonds - ontvangen moeten, even goed voor onze kinderen als voor de kinderen uit Abraham geboren geldt.

Immers de grond van deze ordinantie was geen ander, dan dat God de Heere dezelfde genade, die Hij aan Abraham schonk, ook aan de kinderen uit hem ge boren wilde bewijzen. Het: Ik ben uw God is de rijkste en heerlijkste gedachte van het Genadeverbond, waarin alles ligt opgesloten. En als God de Heere daarop laat volgen; En zoo ben Ik ook de God van uw zaad dan wordt daarmede diezelfde schat van genade, die aan Abraham geschonken wordt, ook aan zijn kinderen beloofd. Dat deze belofte niet in alle kinderen van. Abraham vervuld is, maar alleen in Izak, Jakob en zoovelen naar Gods voornemen geroepen waren, leert de Schrift uitdrukkelijk en was ook reeds aan Abraham voorspeld, toen tot hem gezegd werd : In Izak zal u het zaad genoemd worden. Maar deze scheidslijn, die de uitverkiezing Gods onder Abraham's kinderen trekt, is een verborgenheid, die ons eerst bij de uitkomst folijkt, en doet niets af aan het feit, dat alle. kinderen uit Abraham geboren, iiet teeken des verbonds ontvangen moesten, om daarmede hun de belofte Gods te lie'vaïstigen : Ik 2al de God uws zaads zijn. Een van tweeën nu : of deze belofte Gods en dus ook het daarmede verbonden teeken des verbonds geldt alleen voor Israël, d.w.z. voor de vleeschelijke nakomelingschap van Abraham, maar ' dan staan onze kinderen ook buiten het verbond der genade ; dan is dit verbond onder Israël veel ruimer en heerlijker geweest dan onder de Nieuwe Bedeeling; " en dan is er ook geen hope voor onze kinderen, die vroeg sterven, maar moeten ze allen verloren gaan; óf vv«l, wanneer men deze consequentie toch niet aandurft, ximdat de Schrift'juist omgekeerd leert, dat de genade nu veel overvloediger is geworden dan onder de oude bedeeling en Christus heeft gezegd, dat het Koninkrijk der hemelen ook onzen kinderen toekomt, dan kan en mag het teeken des Verbonds ook aan onze kinderen niet onthouden worden.

Zoo spitst het heele vraagstuk van den kinderdoop zich dus altoos weer in deze vraag toe: hebben onze kinderen deel aan è& genade van Christus! Alleen wie die vraag ontkennend beantwoordt, heeft recht om den kinderdoop tt; verwerpen, maar hij spreekt daarmede dan ook het hardste en scbrikkelijkste oordeel uit over onze kinderen, want wie de genade van Ghïistus niet bezit, ligt nog onder het oordeel Gods en gaat verloren. En durft men zoo onbarmhartig oordeel over deze kinderen niet aan, omdat de Schrift zooveel troostclijker over deze kindekens spreekt en zegt, dat Christus ook deze lammeren zijner kudde in zijne armen wil vergaderen, welk recht heeft men dan om aan deze kinderen het tceken van Zijne genade te onthouden ? Indien ze Christus eigendom zijn, omdat hij ze met zijn blöed gekocht heeft, dan behooren ze ook zijn merkteeken te.dragen. En dat merkteeken is de doop.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1916

De Heraut | 4 Pagina's