Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE TEGENHANGER.

GEVAAR.

VII.

't AVas de eerste maal gedurende onze 'lange zeereis, dat de kapileih een gewonen pasagier in zijn kajuit noodigde. Maar geen slot was zoo stevig of Harry kon het door de kracht zijner rainzaamhcid als het ware .spelend openen. En nu zou ik van avond zien, hoe hij die beminlijkheid aan anderen besteedde, terwijl hij mij niet voorname, raéebuigendheid behandelde. Elk woord, elke blik, die van mijn jeugd af nog als scherpe priemen in mijn gemoed staken, kwamen na in mijn geheugen terugi' Thans, dat voelde ik, zou ik zulke steken niet meer geduldig kunnen dragen, 't W^as zoo wel in zijn belang als het mijne mij; zpo ver mogelijk van hem te houden. Onvriendelijker zeker dan noodig \vas wees ik de uitnoodiging van den kapitein af.

Blijkbaar gekrenkt keerde hij zich vatt mij af; met een bezvvaard hart keek ik hem na. Een stem in mij zeide: ook dezen vriend heeft Harry van Salteren u ontroofd. .

De zon was inpurpergt'oed'aan den gezichteinder Ondergegaan. Zwarte schaduwen vielen op de stille zee. In sombere gedachten verdiept deed ik mijn pUcht, en stuurde het schip door den donkéren nacht. Ik herinner mij nog zeer goed hoe ik op het dek stond aan den rand van. het schip, al starend op de sombere golven Inmiddels hoorde ik tot laat in den avond toe, het vroolijk lachen der gasten en het klinken der glazen in de kajuit, 't Werd mij duidelijk, ik zou daar niet gepast hebben.

'Eindelijk werd het stil. Wie kon ging ter ruste. Zoo verliep ongeveer een uur, toen ik plotseling zag hoe het donkere water spookachtig 'werd verlicht door een vurigen glans. Ver» baasd en verschrikt keek ik om, en bemerkte met een hoe een flikkerende vlam uit het benedengedeelte van het schip naar bui; ..u sloeg. Op hetzelfde oogehblik liet de wacht den schrikkelijken kreet hoorén : „brand! brand!"

Ik haastte mij naar beneden ora de bemanning te wekken en de noodige maatregelen tot blusschén te nemen. Alles raakte op de been. Ik zorgde dat voor geval van nood de reddingbooten gereed waren en er voorraad ingebracht iverd. "Toen haalde ik het kompas, mijn dagboek en de zeekaart uit mijta kajuit.

Zoo was het eerst noodige verricht. Intusschen nam de brand snel toe, al begreep niemand hoe die kon ontstaan zijn. Reeds bereikte hét vuur het dek. Toen ik weer boven kwam zag ik den kapitein op de brug staan, en hoorde hoe hij mrt vaste slem zijn bc-yelei) gaf. Elk man was op zijn plaats, alleen aau het .stuurrad vond ik niemand. De matroos die daar wezen rnoest, was zeker bezig zijn eigen boeltje zoo veel mogelijk in veiligheid te brengen. Maar voor lang zoeken was het thans geen tijd; snel nam ik zijn plaats in. Het kwam er nu voor alles op aan het schip zoo lang mogelijk in den goeden koers te houden.

Ik zag hoe de vlammen .steeds verder om zich heengrepen op het dek; kleine tongen lekten als het ware den mast eiï het touwwerk, en verspreidden om zich heen een licht dat mij 'deed ijzen. Ik zag hoe de manschap vergeefs nog al het mogehjke deed om het schip te redden, en het angstig heen en weer loopen der reizigers die verward en verschrikt dooreen schreeuwden. Daartusschen door klonk nu en dan de kalm bevelende stem van den kapitein. Maar eindelijk moest hij toch de kornniando-. brug verlaten, die achter hem krakend instortte. Daarna , zag en hoorde ik vooreerst niets meer; zoo dicht omgaven mij de rookwolken, De vlammen rondom mij schenen één Vurige niuur. Toch mocht ik geen stap van inijn post wijken. Vooruit steeds vooruit stuurde ik het brandeiide ischip. '

Eensklaps werd een hand op mijn schouder gelegd. De kapitein stond voor mij. Hij was bedaard en blijkbaar op alles voorbereid,

„Stuurman" sprak hij met ontroeringj „gij hebt uw plicht gedaan. Aan u hebben wij te danken dat - ons schip heel dezen schrikkéÜjken nacht door den goeden weg gehouden heeft eh op de Spaansche kust heeft aangehouden, zoodat wij •hopen kunnen die per boot te bereiken. Maar nu is het zaak uw eigen leven te redden, want het schip zinkt. Allen hebben het verlaten; een reddingljoot wacht nog op ons. Maak dat gij er inkomt, spoedig."

„Na u kapitein".

„De kapitein blijft tot het laatst op zijn schip" antwoordde hij fien

Wij reikten elkaar de hand; de een had den ander begrepen. Toen snelde ik weg door rook en langs smeulend hout over hét reeds zwaar geteisterde dek naar de sclieépstrap.

't Was intusschen dag geworden. Daar beneden lag de reddingboot vorbleeke, angstige menschen; Een matroos wachte pp mij boven aan de trap. .

„Haast u stuurtnan" riep hij „'t schip zinkt. Wij moeten wég!"

Ik keek en vroeg: „Waar is de kapitein ? "

„Kom gij vast me'e stuurman, maar vlug".

„Niet zonder den kapitein. Ik zal hem opzoeken. Steek maar af; wij zwemm& u wel na." Zooveel mogelijk haastend keerde ik mij om, terwijl ik de hand voor - de oogen hield om niet door vlam en rook te stikken. Als in een reusachtigen oven gloeit en brandt alles om mij heen. Achter mij hoor ik het anstig geroep van den matroos, die mij naloopt en terug wil houden. Voorts is niets te vernemen dan het knetteren en suizen der vlammen om mij heen. Intusschen zinkt het schip meer en meer. Het dek begint sterk te hellen; ik kan niet verder. Vol angst zie ik rond naar den kapitein. Eensklaps bespeui ik dat hij vlak bij mij op het dek ligt. Bijna was ik hem voorbijgegaan. Want een opstijgende vlam scheidde mij van hem. Ik snel voort door de vlammen heen en kniel naast hem neer. Hij is dood!.-...

Dicht achter mij moet hèm de slag hebben getroffen.

„Vaarwel, wakkere schipper", zoo sprak ik in mijn hart. „Gij sterft op een zinkend schip en door vlammen omgeven. Toch mag menigeen u zulk een dood benijden."

Ik sloot zijn oogen en sprak een kort. gebed uit. Toen kwam in eens de geda.chte aan mijn moeder in mij op en ik rende voorwaarts. Plotseling stoot ik weer tegen een lichaafn. Slechts enkele schreden van mijn dooden kapitein ligt een jonkman roerloos en bleek. Het is Harry van Salteren. Heeft zijn geluk waar hij altijd in roemde hem nu verlaten? Ik buk mij tot hem. Hij leeft nog! Krampachtig grijpt zijn eene hand naar zijn hart; de andere heft zich omhoog, maar om weldra weer slap neer te zinken. Een wind verheft zich, verdeelt de vlammen, en ik zie de boot die op het punt is af te steken. Het volk ziet mij ook. Zij roepen mij toe geven allerlei teekens. Met een paar vlugge sprongen kan ik bij hen zijn. Al meer en meer zinkt het schip.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1916

De Heraut | 4 Pagina's