Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pentateuch.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pentateuch.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Onze bedenking geldt .niet, laat ons dit in de eerste plaats mogen uitspreken, de erkenning van Dr. Aalders, dat de auteur van den Pentateuch - bij het schrijven van zijn geschiedenis verschillende bronnen en oorkonden heeft gebruikt. De zoogenaamde mechanische inspiratie-theorie, alsof de schrijvers van de Bijbelboeken letterlijk zouden hebben opgeschreven, wat de Heilige Geest hun dicteerde, zonder daarbij van eenig hulpmiddel in den vorm van schriftelijke oorkonde of mondelinge overlevering gebruik te maken, is, gelijk Dr. Aalders terecht opmerkt, noch met een redelijk inzicht noch met hetgeen de Schrift zelf ons leert aangaande het ontstaan der historische hoeken, in overstemming te brengen. Het is dan ook niet anders dan een dwaasheid, wanneer de moderne critiek telkens de voorstelling geeft, alsof deze mechanische inspiratie-leer de echt-gereformeerde inspiratie-leer zou wezen, die door mannen als Calvijn geleerd was, en daarom, • zoodra de tegenwoordige Gereformeerde geleerden erkennen, dat de historieschrijvers in de Heilige Schrift bronnen gebruikt hebben, van Neo-Calvinisme spreken, daarin een loslaten zien van het eigenlijke inspiratie-dogma en jubelen, dat zelfs de Gereformeerden principieel op het standpunt der moderne critiek zich verplaatst hebben. Een dergelijke beschuldiging toont alleen, dat deze moderne critici van het oude Gereformeerde inspiratie-dogma geen de minste studie hebben gemaakt, zelfs wat mannen als Calvijn en Witsius over de inspiratie hebben geschreven, nooit hebben ingezien en daarom als een blinde over de kleuren praten. Dat on: -!e Gereformeerde vaderen vaak uitdrukkingen gebruikten als dat de Bijbelschrijvers hebben opgeteekend, swat - de Heilige Geest hun dicteerde", dat zij als »amanuenses van den Heiligen Geest" hebben diensten gedaan enz. is volkomen juist en evenzeer is het waar, dat zulke uitdrukkingen uit het verband gerukt en zonder rekening te houden met wat elders door deze schrijvers gezegd was, licht den indruk kunnen geven, alsof zij voorstanders van dé mechanische inspiratie, waren ; maar wie hun werken nauwkeuriger'bestudeert, weet wel, dat zulke uitdrukkingen nooit in letterlijken zin door hen bedoeld zijn en alleen als beeldspraak dienden om de Goddelijke autoriteit van wat de Bijbelschrijvers ons meedeelen, voor ons vast te stellen. Prof. Doumergue heeft - in zijn vierde deel van Calvijn's levensbeschrijving dit uitvoerig voor Calvijn aangetoond, en al gaat hij misschien te ver in zijn ijver om Calvijn tot een voorstander te maken van wat hij onder de organische inspiratie-theorie verstaat, in de hoofdzaak van zijn betoog heeft hij volkomen gelijk. Hèt zou zelfs een zeer interessante studie wezen om eens na te gaan, in hoeverre Calvijn, die als exegeet van schier alle Bijbelboeken, telkens met deze vraagstukken in aanraking kwam, een veel vrijer standpunt heeft ingenomen ten opzichte van tal van critischc quaesties, dan latere Gereformeerde schrijr vers, zooals Voetius, wel hebben gedaan. Heel de voorstelling, alsof de zoogenaamde organische inspiratie eerst een vondst van onze dagen zou wezen, om aan de mechanische inspiratieleer onzer vaderen te ontkomen, is, hoe geliefd ook, met de feiten in strijd. De meer mechanische opvatting der inspiratie moge later, vooral in de zoogenaamde Scholastieke theologie, sterker op den voorgrond zijn getreden, maar wanneer men tot de oudste vaders der Gereformeerde Theologie terugkeert, is van dit »mechanische" al zeer weinig te ontdekken en wordt men" veeleer telkens getroffen door de vrijheid van hun standpunt en de ruimte van hun blik. Er is dan ook nooit door hen aan gedacht om te ontkennen, dat de schrijvers der historische boeken van bronnen en oorkonden gebruik hadden gemaakt. Trouwens, de Schrift zelf ging hun hierin voor, doordat verschillende Bijbelschrijvers zelf naar deze bronnen, door hen gebruikt, verwijzen, zooals met name telkens in de boeken der Koningen en Kronieken en in het Evangelie van Lucas geschiedt. En al wordt dit in den Pentateuch zeldzamer gedaan, het spreekt wel van zelf en behoeft ook geen betoog, dat hetgeen in het boek Genesis ons verhaald wordt door Mozes of welken schrijver men ook aanneemt, aan de traditie moet ontleend zijn, aangezien hij van hetgeen daar verhaald wordt geen ooggetuige kan geweest zijn. Luther beweerde daarom zelfs, dat het boek Genesis niet van Mozes afkomstig was. Maar ook al laten we dit vraagstuk in het midden, , niet één Gereformeerd schrijver heeft ooit be-

weerd, dat de auteur van dit boek al wat li^ mededeelt aangaande de Schepping, den val, den zondvloed en de geschiedenis der patriarchen, door rechtstreeksche inspiratie van den Heiligen Geest was te weten gekomen. Erkend werd, dat de schrijver hier van mondelinge of schriftelijke overleveringen had gebruik gemaakt en deze onder de leiding des Heiligen Geestes had te boek gesteld. Een nader onderzoek naar deze bronnen is dus zeker niet met het inspiratiedogma in strijd, mits men maar, evenals Dr. Aalders dit doet, aan de waarachtigheid van hetgeen ons medegedeeld wordt, vasthoudt. Alleen daarop komt het bij het inspiratie-dogma aan.

En evenmin als we bedenking hebhen tegen de erkenning, dat voor de saamstelling van den Pentateuch bronnen gebruikt zijn, evenmin hebben we er bezwaar tegen, wanneer Dr. Aalders aanneemt, dat in het oorspronkelijke werk later toevoegingen en zoogenaamde glossen zijn aangebracht, mits men ook daarbij maar staande houdt, dat deze toevoegingen en glossen onder de leiding des Heiligen Geestes zijn tot stand gekomen. Zelfs indien men gelooft, geli|k onze vaderen deden, dat de Pentateuch van Mozes afkomstig is, zal daarom toch wel door niemand beweerd worden en werd dit ook door onze oude Schriftuitleggers nooit beweerd, dat bijv. het slothoofdstuk, waarin Mozes' dood en begrafenis beschre-. ven worden, van Mozes zelf afkomstig zou wezen. En evenmin als er bezwaar tegen bestaat, aan te nemen, dat een later schrijver het slothoofdstuk aan den Pentateuch heeft toegevoegd, bestaat er ook bezwaar tegen om aan te nemen, dat een later schrijver hier en daar verduidelijkingen in den tekst heeft aangebracht, zooals bijv. duidelijk blijkt uit Gen. 36; 31eh andere plaatsen..

Zelfs toont de Heilige Schrift ons, da zulke latere aanvullingen en omwerkingen soms een zeer ingrijpend karakter kunnen gehad hebben en het oorspronkelijke karakter van het werk daardoor voor een goed deel kan zijn veranderd. Het Spreukenbpek van Salomo, dat nog altoos zijn naam draagt, is, zooals uit Spreuken 23 : 23 en de beide slothoofstukken blijkt, met spreuken van andere wijzen uit later tijd aangevuld. En nog sterker blijkt dit uit het Psalmenboek. Dat dit boek oorspronkelijk bestaan heeft uit de Psalmen van David en deze eindigden met wat wij thans Psalm 72 noemen, blijkt uit het onderschrift: De gebeden van David, den zoon van Isaï, hebben een einde«. Ook hier zijn later Psalmen van andere dichters aan toegevoegd geworden, zooals van Asaf, Heman en anderen, en zelfs is de oorspronkelijke volgorde toen zoo gewijzigd, dat nu Psalm 72 in het midden is komen te staan en daarna nog verschillende andere Psalmen van David volgen, zooals Psalm 86 enz. Ook dit alles wat een nauwkeurig onderzoek der Schrift zelf ons leert en natuurlijk ook door onze Vaderen reeds lang opgemerkt was, toont wel, hoe er in zulk een boek later wel degelijk toevoegingen en veranderingen hebben plaats gevonden. En tevens leert dit ons, hoc voorzichtig we moeten wezen met uit de opsomming der Bijbelboeken in Art. IV onzer Geloofsbelijdenis - niet te veel af te leiden. Wanneer na Job volgen: e Psalmen van David, de drie boeken van Salomo. Spreuken, de Prediker en het Hooglied, dan mag daaruit allerminst worden geconcludeerd, dat het een dogma van de Gereformeerde Kerk is, dat alle Psalmen van David of alle Spreuken van Salomo afkomstig zouden zijn. Het tegendeel blijkt niet alleen uit den inhoud dezer boeken, maar evenzeer uit \vat onze Statenoverzetters in hun inleiding op deze boeken aanmerken. Wanneer daarom in deze zelfde lijst der canonieke boeken gesproken wordt van sde vijf boeken van Mozes, te weten Genesis enz., « dan volgt daaruit volstrekt niet, dat het een dogma is van de Gereformeerde Kerk, dat deze vijf boeken, zooals we ze thans bezitten, in hun geheel van Mozes afkomstig zouden zijn. Zelfs mag, wanneer in 'deze lijst de brief aan de Hebreen aan Paulus wordt toegekend, daaruit niet worden besloten, dat tegen de Belijdenis ingaat, wie dezen brief aan een ander toekent. Calvijn zelf heeft dit gedaan, en menig goed Gereformeerd exegeet volgde hem daarin na, zonder dat zijn orthodoxie deswege ooit verdacht is gemaakt.

, En eindelijk hebben we evenmin bedenking tegen hetgeen Dr. Aalders opmerkt, dat het inspiratie-dogma niet rechtstreeks saamhangt met de vraag, wie de auteur van een bepaald geschrift in den Bijbel is. Natuurlijk dient men bij de toepassing van dezen regel voorzichtig te wezen. Wanneer van het slot van het Evangelie van Johannes uitdrukkelijk getuigd wordt (Joh. 21 : 24), dat dit Evangelie van Johannes, den discipel des Heeren, afkomstig is, dan kan men, zonder de Goddelijke inspiratie prijs te geven, niet beweren, dat dit Evangelie toch door een ander is geschreven. Evenzoo staat het met de brieven van den Apostel Paulus, de algemeene zendbrieven en de Openbaring van Johannes, omdat, zoodra men het Goddelijk karakter dezer boeken aanneemt, de inhoud zelf uitwijst, dat deze geschriften van de daarin als schrijvers genoemde Apostelen afkomstig zijn. Daaruit volgt dan zeker nog niét, dat de genoemde auteurs deze brieven altoos met hun eigen hand geschreven hebben. Paulus zelf deelt ons mede, dat hij zijn brieven bijna nooit zelf schreef, maar dicteerde.. Van Jeremia weten we, dat een goed deel zijner profetieën opgeteekend zijn door Baruch. Zelfs behoeft daarbij niet eens altoos gedacht te zijn aan een letterlijk dictaat. Zooals een Staatsman den inhoud van een brief aan sen secretaris kan meedeelen, deze dan die gedachten in zijn eigen bewoordingen weergeeft, en daarna de Staats-BU^jai'!i!!l.iaB!*e!giW£aft!^ man, door zijn handteekwiing er onder ts zetten, den brief toch als zijn brief erkent, zoo kan het ook met deze schrijvers gegaan zijn. Zoo' verklaart Calvijn het groot verschil in stijl tusschen den eersten en tweeden brief van Petrus daaruit, dat de eerste door Petrus zelf is geschreven en de tweede op zijn last door een secretaris, die in eigen bewoordingen Petrus, gedachten weer gaf Laat het inspiratie-dogma zelfs hier dus nog genoegzaam speelruimte toe voor het critisch onderzoek naar den eigenlijken schrijver, nog veel sterker is dit natuurlijk het geval, wanneer in het geschrift zelf t de auteur niet genoemd wordt, zooals dit bij de meeste historische boeken der Schrift het geval is. Dat de drie eerste Evangeliën evenals de Handelingen der Apostelen afkomstig zijn van Mattheus, Marcus en Lucas, blijkt niet uit den inhoud; we weten dit alleen uit de traditie der Kerk.. En wat de historische boeken van het Oude Testawent betreft, zooals Jozua, Richteren, Ruth, de boeken van - Samuel, Koningen en Kronieken, wordt de auteur ons nergens genoemd. Ze heeten zoo, niet omdat ze door Jozua, de Richteren, Ruth, Samuel geschreven zijn, maar omdat ze het verhaal bevatten, waarin deze personen als hoofdpersonen optreden. De traditie, wie deze boeken geschreven heeft, is dan ook zoo onzeker, dat hierop zelfs geen peil valt te trekken. In dien zin zou het dus zeer wel mogelijk wezen, dat ook de vijf boeken van Mozes aldus genoemd waren, niet omdat ze van Mozes zelf af komstig zijn, maar omdat ze hoofdzakelijk over Mozes' leven handelen. Het auteurschap van Mozes kan uit den titel evenmin bewezen worden als uit den titel: de boeken van Samuel" bewezen kan worden, dat deze boeken door Samuel geschreven zijn.

Ongetwijfeld moet dus aan Dr. Aalders worden.toegegeven, dat hetinspiratie-dogma, t zooals het door onze beste theologen is opgevat, aan een wetenschappelijke bestudeering van het Oude en Nieuwe Testament niet in den weg staat. Of daarmede intusschen ook maar één stap gevorderd is op den weg om van de moderne critiek meerdere waardeering te verwachten van onze wetenschappelijke studiën betwijfelen we. Vooreerst zit deze critiek — het voorbeeld van Prof. Eerdmans leert dit ^— zoo vastgeroest in vooropgezette vooroordeeten, dat ze, hoe vaak ook terecht gewezen, niet anders dan een carricatuurbeeld van ons inspiratie-dogma zich te vornien vermag, En in de tweede plaats maakt het voor de moderne critici weinig onderscheid of men al erkent, dat bij de samenstelling van den Pentateuch bronnen en oorkonden' gebruikt zijn, en toegeeft, dat Mozes niet de schrijver van het geheele boek behoeft geweest te zijn, zooals Dr. [ Aalders doet. Want de moderne critiek is het niet zoozeer te doen om de vraag, wie deze boeken geschreven heeft en welke bronnen daarbij gebruikt zijn, maar wel om aan te toonen, dat heel de hier meegedeelde historie een latere sage en legende is, en dat de wetgeving in deze boeken opgeteekend, niet uit Mozes' tijd dagteekent, maar eerst in Joas' dagen begonnen is en tot na het Exiel is voortgezet. Houdt men daartegenover met Dr. Aalders op grond van - de inspiratie staande, dat het historisch' deel van den Pentateuch werkelijke geschiedenis ons biedt en dat de wetgeving metterdaad van Mozes afkomstig is, ook al heeft hij dit zelf niet alles opgeteekend, dan zal de moderne critiek antwoorden, dat dit standpunt in haar oog al even onweten-.schappelijk is, als wanneer men Mozes zelf voor den schrijver van den Pentateuch houdt, en dat de vraag, wie dan de schrijver is, Mozes of een ander, haar volkomen onverschillig laat.

Een weg om tot meerdere waardeering van ons «wetenschappelijk standpunt* te komen ook buiten onzen kring, schijnt de hier aangeven solutie ons dus niet. We zeggen dit niet, omdat Dr. Aalders zelf deze hoop uitspreekt, maar omdat deze verwachting wel, gelijk ons bleek, door enkele anderen wordt gekoestei'd. Toch is dit niet onze eigenlijke bedenking. Die bedenking is veeleer tweeërlei. Vooreerst, of het inspiratie-dogma wel zoo geheel los te maken is van de traditie als Dr. Aalders dit schijnt te doen. En in de tweede plaats, of het metterdaad juist is, dat de Schrift zelf aangaande den Mozaischen oorsprong van den Pentateuch ons geen enkel gegeven biedt en veeleer zelf dien oorsprong uitsluit.

Een weg om tot meerdere waardeering van ons wetenschappelijk standpunt te komen ook buiten onzen kring schijnt de hier aangeven solutie ons dus niet. We zeggen dit niet, omdat Dr. Aalders zelf deze hoop uitspreekt, maar omdat deze verwachting wel, gelijk ons blek, door enkele anderen wordt gekoesterd. Toch is dit niet onze eigenlijke bedenking. Die bedenking is veeleer tweeërlei. Voorcerst, of het inspiratie-dogma wel zoo geheel los te maken is van de traditie als Dr. Aalders dit schijnt te doen. En in de tweede plaats, of het metterdaad juist is, dat de Schrift zelf aangaande den Mozaischen oorsprong van den pentateuch ons geen enkel gegeven biedt en veeleer zelf dien oorsprong uitsluit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De Pentateuch.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1916

De Heraut | 4 Pagina's