Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCLVI.

ACHTSTE REEKS.

I.

Die deze dingen getuigt, zegt: a, ik kom haastelijk. Amen, ja kom, Heere Jezus! Openb. 22 : 20.

Op het gebied der Heilige Schriftuur is de uitlegging van de Voleinding niet te bereiken, indien niet vooraf óók gerekend is met het laatste geinspireerde boek, dat in de Openbaring van Johannes voor ons ligt. Eerst op Pathmos vindt, de Goddelijke openbaring, die aan Christus' Kerk ten beste is gegeven, haar besluit.

Eerst moest, wat de toekomst betreft, het oude Testament door ons geraadpleegd, door heel de historie en de profetie heen, tot het ons in Daniel's geschrift zijn rijkste en meest volledige Openbaring "schonk ; een openbaring die dagteekent uit de Se eeuw vóór Christus. Niet zoolang daarna is toen die Oud-Testamentische openbaring voor goed door Maleachi besloten. Wat in de ruim vier eeuwen, die daarna nog aan Bethlehem voorafgingen, onder de Joden gepeinsd en overlegd werd, was niets dan Joodsche Schriftgeleerdheid, en valt als zoodanig buiten de Goddelijke Openbaring, Deze leefde eerst weder op door wat de Christus, tijdens zijn aardsche leven, ons ten beste gaf, en door wat na zijn hemelvaart enkele zijner apostelen, met name Mathheus, Paulus, Petrus en Johannes ons ten beste gaven. Doch ook hiermede was hetgeen de Voleinding moest toelichten nog allerminst voltooid, en toen de eeuw die met Bethlehem inzette, allengs haar einde naderde, is aan den apostel Johannes, die op het eiland Pathmos, gelegen aan de kust van Klein-Azië, in ballingschap gebannen was, geheel ongedacht en op de meest verrassende wijze, nog een zeer uitvoerige openbaring ten deel gevallen, die ook ons bereikt heeft, en een hoogst belangrijke uiteenzetting biedt van wat, zoo het einde der wereld doorbreekt, te gebeuren staat. De studie onzerzijds aan de Voleinding gewijd, zou uit dien hoofde in hooge mate onvolledig" blijven, indien we voor onze uiteenzetting de Openbaring van Johannes een gesloten boek lieten. Al is ^t dan ook, dat we er niet aan'denken kunnen, om heel de Apocalypse, gelijk we het laatste bijbelboek van nu af noemen zullen, in volle breedvoerigheid toe te lichten, toch mag er niet aan gedacht worden, oppervlakkig over zijn rijken inhoud heen. te glijden. Zulks mogen zich veroorloven, - wie de Apocalypse als een verzonnen boek terzijde werpen, maar is uiteraard volstrekt ongeoorloofd voor wie met ons dankbaar ook dit laatste boek der Heilige Schriftuur als van God ons geschonken aanvaardt.

Toch is dit laatste deel van onze taak, waartoe we hiermede genaderd zijn, verre van eenvoudig. De Apocalyps toch doet zich in elk opzicht uiterst raadselachtig voor. Meer dan eenig ander geschrift van den Bijbel spreekt ze ons in beelden toe, en geen geschrift van den Bijbel heeft dan ook tot zoo geheel uiteenloopende uitlegging aanleiding gegeven. Niet in de eerste eeuwen van het optreden van Christus' Kerk. Eer kan gezegd, dat de Apocalyps eerst heel de Kerk in hooge mate aantrok, en schier geen enkele bedenking deed opkomen. Dit nu was alleszins natuurlijk. Het kon niet anders of in de eerste drie, vier eeuwen, die op Christus hemelvaart volgden, leefde de Kerk van Christus in gestadige verwachting, dat de Parousie, d.i. de Wederkomst van Christus, zeer na op handen was.Eeninzichtin watlater werkelijkheid bleek, dat er straks nog althans twintig eeuwen na Jezus hemelvaart verloopen zouden, eer de nadering van het einde zich met zekerheid aankondigde, was in de eerste eeuwen iets, waar men zich niet in kon denken. Eerst na Constantijn's bekeering in den aanvang der 4e eeuw, en na Augustinus' geheel afwijkende eschatologische denkbeelden, die in de 5e eeuw-thuis hooren, heeft de toekomst zich als uitgerekt, en is men in toenemende mate met al grooter reeks van eeuwen gaan rekenen. In de dagen daarentegen toen Johannes op Pathmos zijn vergezichten ontving, rekende heel de Kerk, als we ons zoo mogen uitdrukken, nog op uiterst korten termijn. Niet meer op zóó korten termijn als de allereerste Christenen, die veeltijds hoopten zelven nog persoonlijk het einde te zullen beleven, maar dan toch zóó, dat men niet licht over de drie, vier eeuwen in zijn voorstelling heen ging.

Op geheel ditzelfde standpunt plaatst zich nu de Apocalypse van Johannes, en alleen wie zich hiervan helder rekenschap geeft, kan hetgeen dit geheimzinnig geschrift ons voorlegt, genoegzaam helder doorzien en verstaan. De geheele inhoud van de Apocalypse van Johannes behandelt uitsluitend hetgeen te gebeuren staat, als de gewone loop der dingen zal worden afgebroken, en de slotperiode van dit aardsche leven ingaat, en zulks wel beide én voor wat .het leven der Kerk én voor wat het leven der wereld betreft. De zaak ligt zoo, dat na Jezus hemelvaart eerst een normale periode zou intreden, waarin alle dingen huiy gewonen loop vervolgen zouden. Zoo is het dan ook deze bijna twintig eeuwen toegegaan. Zeer zeker heeft het optreden vaii Christus Kerk in de wereld, tusschen haar en die wereld geheel nieuwe, vroeger ongekende verhoudingen in het leven geroepen, maar na het opvaren ten hemel van Jezus en het straks wegvallen van de apostelen, werd het aardsche \& \& n op m& n-w normaal. Dit wil zeggen, dat de loop van het natuurlijke leven, van de verhouding, tusschen hemel en aarde, en zoo ook van de Goddelijke inwerkingen hierop, voorshands bleef wat het, na den val, van nature steeds geweest was. Het aardsche leven ging gewoon zijn gang; de inwerkingen van uit den hemel op dit aardsche leven vertoonden haar normaal karakter; en van een wondere, gewelddadige, alles omkeerende, ingrijping in het bestaande, viel niets te bespeuren. Als de Parousie nabij kwam, zou het allRS anders worden; doch voorshands werd het niet anders, doch bleef het al zooalshet steeds geweest was. Niet geestelijk. Geestelijk bracht de Kerk, waar ze optrad, in het leven der volken een alleszins belangrijken ommekeer te weeg, doch dit alles greep niet in het uitwendige leven in. Wel was er ook in dit uitwendige leven een alleszins merkbare vooruitgang. Tal van uitvindingen brachten veelszins een anderen levenstoestand te weeg, en de mensch werd almeer meester over de natuur. Doch wat de gemeene levensorde betreft, bleef het eeuw na eeuw bij wat het steeds geweest was, en van een naderen van de Wederkomst des Heeren bespeurde men schier niets.

De groote vraag was nu maar: Zal dit steeds zoo blijven, en geheel op denzelfden voet duurzaam alzoo voortgaan, tot dat Jezus wederkomt ? Of met andere woorden : Zal Jezus geheel onverhoeds te midden van ons gewone, normale leven wederkomen, en zoo op eens voor de Kerk op aarde staan, dan wel zal er aan Jezus' wederkomst een gewijzigde, een andersingekleedeperiode voorafgaan? Zal Jezus te midden van het gewone leven, als we ons zoo mogen uitdrukken, op stel én sprong, plotseling, in Europa, in Azië of waar dan ook, op deze aarde verschijnen, en zal het de telegraaf zijn, die dan naar alle zijden de volkeren zal verwittigen, dat de Christus tot het houden van zijn gericht zich alsnu weder, even als vóór zijn hemelvaart, op deze aarde bevindt. Op dg^e vraag nu geven steeds nog velen het stellige antwoord, dat er vooraf niets bijzonders gebeuren zal, dat alles tot op het oogenblik van Jezus' wederverschijning blijven zal gelijk het steeds was, en dat er van zekere voorbereiding van Jezus Parousie of wederkomst nimmer sprake zal kunnen wezen. Denk slechts aan de teleurgestelden in het Kaapland, die uit Amerika en Europa zich daarheen hadden begeven, en zulks in de stellige verwachting, dat binnen zeer enkele maanden de Christus hun daar verschijnen zou. Bij allen . die zich in deze richting bewogen, was er derhalve geen sprake van overgangstoestanden, die de Kerk op de wederkomst van den Christus zouden voorbereiden. Zooals het leven nu was, juist zóó zou het blijven tot aan het einde, en dan zou plotseling en geheel onverhoeds de Christus, door neder te dalen, aan het thans bestaande leven een einde maken en alsdan de Voleinding doen intreden.

Hiertegen echter gaat nu de Openbaring, die op Pathmos aan Johannes ten deel viel, rechtstreeks in. In die Apocalypse toch wordt ons vlak het tegendeel ter kennisse gebracht. Er wordt ons hier, op zeer uitgewerkte wijze zelfs, voor zeker en stellig geopenbaard, dat er aan de wederkomst des Heeren zeer in het oog springende en uiterst gewichtige gebeurtenissen schier onmiddellijk zullen voorafgaan. Wat in de te ontbinden Zegels, en de daarna komende Bazuinen, en dan ten slotte in de Phiolen, met de daarbij behoorende we-'; ën en engelverschijningen te gebeuren ; .Laat, 't zou alles tweeërlei kenmerk dragen. Eenerzijds zou dit alles den gewonen, normalen loop van het leven der wereld afbreken, en anderzijds zou het de komst van den Christus, als ware het van schrede tot schrede, ons nader brengen. Deze geheele voorstelling, die ons in de Apocalypse geboden wordt, weerspreekt alzoo ten volle en geheel de onjuiste verwachting van die personen en secten, die in den waan verkeerden of nog verkeeren, dat de Parousie, d.i. de Wederkomst des Heeren, zóó plotseling en zóó onverhoeds zal invallen, dat er niets ongewoons en niets bijzonders aan vooraf zal gaan. Wat toch in de Apocalypse van Johannes ons voor wordt»gehouden, leert het zoo geheel anders, en voorzegt ons eer vlak het tegendeel. Niet met een enkele, korte aanduiding toch, maar in breed uitgemeten vorm, en stijl zelfs, voorspelt de Apocalypse ons breedvoerig een geheele reeks van omvangrijke gebeurtenissen, die, als tiet einde naderende zal zijn, toch altoos nog aan dit einde zullen voorafgaan, en het zullen inleiden.

De tweeërlei voorstelling staat hier alzoo lijnrecht tegenover elkander. Van den éénen kant kan men het zich niet anders denken, of het einde, met al wat hiertoe behoort, zal plotseling, geheel onverwachts, en zonder eenige voorafgaande waarschuwing, intreden, ja, eer men er op verdacht is, zal de Christus het eindgericht op aarde hebben aangevangen. Doch geheel deze voorstelling moet vallen en prijs worden gegeven voor de vlak tegenovergestelde teekening van wat daarna komt, en wat de Apocalypse van Johannes ms in beeld brengt. Hier toch is van zalfe'c-^-n anvoorbercid, plotseling gebeuren ganschelijk geen sprake. Er wordt veeleer, breed opgezet zelfs, gewezen op heel een reeks van belangrijke gebeurtenissen, die den gewonen gang van het leven zullen afbreken, en in vo, oraf bepaalde volgorde aan de wederkomst van den Christus zullen voorafgaan, en wel zullen voorafgaan in een vaste orde, die vooraf bepaald is, en die ons door de openbaring op Pathmos tot in de kleinste bijzonderheden ter kennisse is gebracht. Het is dan ook ten volle begrijpelijk, hoe 't gekomen is, dat de Apocalypse in de eerste drie, vier eeuwen heel de Kerk toesprak en geliefd werd, maar dat zé daarentegen later, als we ons zoo mogen uitdrukken, in zeker discrediet geraakte. Men weet hoe zelfs Luther oogenblikken gekend heeft, waarin hij aan de echtheid van de Apocalypse zeer ernstig twijfelde. Het feit ligt er nu eenmaal toe, dat de overgroote meerderheid der Christenen, in alle Kerken, zich sinds Augustinus er aan gewend heeft, welbezien, zoo "goed als ganschelijk niet meer met de Wederkomst des Heeren te rekenen. Niet dat men ze loochende. Veeleer bleef men toegeven, dat vroeg of laat, een emde aan den tegenwoordigen toestand komen moest en zou, maar men rekende zr voor zichzelf zoo goed als ganschelijk niet meer mede. Men bereidde zich algemeen en in alle kringen óp niet anders voor dan op zijn sterven, en in 't minst niet op een nog zelf beleven van de Parousie.

Door het sterven heen hoopt men in het Vaderhuis te komen. En in dat Vaderhuis zou 't immers zoo eenig heerlijk zijn, dat er voor wie daar eenmaal binnen werd geleid, in letterlijken zin, niets meer te wenschen overbleef - De zekerheid des geloofs van terstond na zijn sterven in het Vaderhuis te zullen ingaan, maakte voor alle verder gebeuren den stervende in letterlijken zin, geheel onverschillig. Al dat andere wat dan nog komen kon, zou allicht zoo vreeselijk en ontzettend wezen, dat men er liever zelfs niet aan dacht. Dit nu was niet zoo in de eerste drie S, vier eeuwen, toen over alles nog de bangste onzekerheid hing, maar die zielstoestand is in de 4e eeuw ingetreden, heeft allengs dieper wortel gevat, en is ten slotte oorzaak geworden, dat sinds, en ook nu nog, de overgroote massa der geloovi^en zoo goed als nimmer aan de Parousie denkt, en dat de kleine secten en de enkele personen, die er zich nog mede bezighielden, zich altoos weer vergaapten aan verwachtingen van een /> lotseling intreden van Christus' komst.

~ Tegen deze tweezijdige dwaalleer gaat nu de Apocalypse van Johannes lijnrecht in. In de eerste plaats daardoor, dat ze het gewone sterven en het normale ingaan in het Vaderhuis tot een tijdelijk gebeuren verklaart, en al wat dusver plaats greep en nog voorvalt, doet uitloopen op de ééne, machtige gebeurtenis, die ten slotte de oplossing van alle wereld-en geloofsproblemen zal brengen door de Pai'ötföiérMaar dan ook in de tweede plaats door oilistandiglijk en breedvoerig mede te deelen, op wat wijs de overgang uit den gewonen toestand Van het tegenwoordige leven in de toenadering van het einde en van de Parousie des Heeren vormelijk zal plaats grijpen. Dit alles echter voegde zich, gelijk van zelf sprak, in het kader en in het schema van den toenmaligen tijd, waarin Johannes op Pathmos verkeerde, en uitte zich in de denkbeelden en overleggingen, die toentertijd de geesten beheerschten. Dit nu moest er destijds wel toe leiden, dat men de geheele profetie van de Apocalypse verstond van wat men zelf beleefde, en het alzoo toepaste op den tijd, waarin men.zelf verkeerde. Johannes gaf in zijn Apocalypse een breede uiteenzetting van wat aan de Parousie zou voorafgaan. Wie zich nu inbeeldde, gelijk toentertijd de massa der geloovigen zulks deed, dat die Parousie, zooal niet vlak nabij, maar dan toch binnen korten tijd naderende was, werd hierdoor vanzelf verleid om de profetieën van de Apocalypse liefst geheel op zijn eigen levenstijd toe te passen. Iets wat te lichter zich' begrijpen liet zoo men denkt aan "de harde vervolgingen, die destijds, keer op keer tegen den Christenen uitbraken. In die harde vervolgingen zag men dan reeds, het begin en de aanvang van de groote dingen, die in het einde te gebeuren stonden. En zoo ^kwam men er van zelf'tpe, orn den jammer die voorspeld werd, als zullende aan Jezus Wederkomst voorafgaan, reeds te zien gebeuren in wat men zelf beleefde.

Er was zoodoende slechts één ding, , wat in dezen blik op het geprofeteerde wijziging kon brengen, en dat ééne ding was het tijdsverloop, en de daarmee gepaard gaande wijziging in de toestanden. Toen de vervolging ophield, ert .eeuw na eeuw verliep, zonder dat er ook maar iets van eenig voorteeken omtrent Jezus Wederkomst te bespeuren viel, moest wel allengs het inzicht rijpen, dat de profetieën van de Apocalypse niet doelden op de historie, die de Parousie van de hemelvaart scheiden zou, doch eeniglijk zich ging richten op het einde dat vlak aan de Parousie zou voorafgaan. Zoo eerst kwam men dan ook metterdaad tot het recht verstand van de Apocalypse. De vroegere voorstelling, alsof in de reeks van de Zegels, van de Bazuinen, van de Phiolen, met wat daarbij hoorde, werd weergegeven wat aanstonds, nog bij menschenleven te gebeuren stond, viel. nu van zelf weg, en het werd steeds helderder ingezien, dat de profetieën in de Apocalyps eeniglijk en uitsluitend doelden op wat te gebeuren stond, als de Parousie naderende zou zijn. De historie van wat aan de Parousie zou voorafgaan, lag daar dan geheel buiten. Dit toch was een lange historie die haar normaal verloop zou hebben. En eerst als dit normale verloop van de historie zijn einde naderde, en als. nu de voorteekenen van de Parousie intraden, eerst dan zou te. wachten staan, wat aan Johannes voorzegd werd. De eenig juiste conclusie is dan ook, dat tot op heden nog niets van dit alles is ingetreden, dat we thans nog altoos de normale periode bleven doorloopen, en dat dit zoo blijven zal tot dat het einde ons toekomt, en vvel zoo, dat dan achtereenvolgens, maar ook dan. eerst, het alles te gebeuren staat, wat in de Apocalyps geopenbaard en voorzegd werd.

Intusschen, hoe vast het ook sta, dat de Apocalyps ons niets van de historie geeft, maar ons eeniglijk de wondere gebeurtenissen uiteenzet, die de Parousie zullen inleiden, er vlak aan zullen voorafgaan, en ze zal teweegbrengen, toch is de Kerk er "niet in geslaagd, om dit eenig juiste inzicht in de Apocalyptische profetie aanstonds ingang te. doen vinden. Veeleer hield schier allerwegen, en zoo ook onder de Gereformeerden, nog altoos de voorstelling stand, alsof hetgeen in de Zegels, in de Bazuinen en in de Phiolen voorspeld werd, sloeg op de gewone historische gebeurtenissen en voorvallen. Men kon het zich schier niet knders voorstellen, en, blijkens hun Kantteekeningen, wisten ook onze Statenoverzetters niet aan deze ingewortelde en toch geheel onhoudbare voorstelling te ontkornen. Men ziet dan ook in hun breeden commentaar, hoe zij gedurig er op - uit zijn, om al wat omtrent de Zegels, de Bazuinen, de Phiolen en ' de engelen met hun Weeën voorspeld werd, toe te passen op de Turken, op de Papisten, en op alle gebeurtenissen, die in den loop van straks zestien eeuwen de Christenheid verontrust hadden. Vooral te midden van het persoonlijk lijden en het Martelaarschap, dat de Reformatie over een groot deel der Christenheid bracht, vond men er heul en troost in, zijn jammer en zijn lijden reeds op Patlimos voorspeld en voorgespiegeld te zien. Toch heeft de Gemeente hieraan te recht bijna nimmer waarde gehecht', en steeds meer heeft de latere uitlegging zich dan ook van deze averechtsche opvatting losgemaakt.

Eerst hierdoor is men sinds anderhalve eeuw allengs op betere paden gekomen. Men scheidt thans steeds meer, en zulks welbewust, de historie op , 't gebied van wereld en kerk, voor de twintig eeuwen die straks achter ons zullen liggen, geheel a, f van wat in de Apocalyps geprofeteerd werd Men ziet in, dat hetgeen hier geprofeteerd werd, zijn vervulling eerst vinden kan en zal als het einde nabij is, en de eerste teekenen van dit einde zich aankondigen. • Dit alles toch slaat niet op wat achter ons ligt, en kan eerst later, als de Parousie nadert, in vervulling gaan. De Apocalyps geeft niet de historie van de twintig eeuwen, die nu bijna doorworsteld zijn, maar eeniglijk wat nog te komen staat en te wachten is, als het einde ingaat. Hoelang dit nog van ons af is, weten we niet, en evenmin weten we, hoevele jaren de vervulling van wat de Zegels en Bazuinen en de Phiolen ons aankondigen, nemen zal. Niets belet immers, dat dit alles zeer snel 't één op 't ander volgen zal. Zelfs is niet uit te maken, of 't alles op meer dan één enkel jaar beslag zal leggen. Slechts aan dit ééne moet worden vastgehouden, en wel hieraan, dat al 't geen-in de Apocalypse van af hoofdstuk zeven ons wordt aangekondigd, er nog niet was, noch is, doch alsnog komen moet, en alzoo wacht op de veVvnllinjT. Alleen zóó kan de Apocalypse verstaan worden, en alleen zoo beantwoordt deze voorstelling omtrent hetgeen te komen staat, aan de vergezichten die voor óns worden ontrold.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1917

De Heraut | 4 Pagina's