Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCLX.

ACHTSTE REEKS.

V.

Na dez«n zag ik, en zie, eene deur was geopend in den hemel; en de eerste stemme, die ik gehoord had, als van eene bazuin met mij sprekende, zeide : Kom hier op, en ik zal u toonen hetjene na dezen geschieden moet. Openb. 4 : 1.

Bij den aanvang van het 4e hoofdstuk is het historisch overzicht voor Johannes afgedaan, en hierop wordt nader niet meer door hem teruggekomen. Dit historisch overzicht is niet verstrekt door een opsomming van wat er eeuw na eeuw te gebeuren stond; het werd gegeven in een toonbeeld; gelijk dit in het Oosten veelszins geliefd is. Er werd zeer zeker gedoeld op heel Christus' Kerk in alle eeuwen en alle landstreken der wereld. Gelijk we reeds aanwezen, blijkt dit uit Openb. Vil : 9, waar staat: Na dezen zag ik eene groote schaar, die niemand tellen kon, uit alle natiën, en geslachten, en volken en talen, staande voor den Troon en voor het Lam«. Er kan derhalve geen twijfel rijzen, of de Christus doelde in zijn openbaring, ook in de historie, en zoo dus ook in de zeven brieven, op heel zijn Kerk, gelijk die over heel de aarde zou gespreid zijn. Maar om nu van die wereldkerk als in een bruikbaar toonbeeld te handelen, koos de Hcere ééne enkele groep van zeven Kerken uit, en wel een groep die geheel paste bij Johannes, omdat 't Johannes was die juist in dien voorhoek van Klein-Azië, na het verdwijnen van de overige apostelen, de eere van het apostolaat nog hoog hield. Doch al bepaalde nu de Christus zich tot het met name noemen van deze zeven Johanneïsche gemeenten, zoo werd hiermede toch op heel de wereldkerk gedoeld, waarin allerwegen gelijksoortige typen van Kerken opgetreden waren en nog steeds optreden, als zich hier in den omtrek van Ephese en Pergamus aanboden. Doch hiermede is dan nu ook alles wat over de historie der Kerk in den loop der eeuwen te zeggen zou zijn, teneinde. Meer wordt ons over de historie der Kerk niet geboden. Het is één zeer gevarieerd toonbeeld, waarin straks de Kerk aller eeuwen zich zal terugvinden. Een lange reeks van verhalen betreffende hetgeen in de Kerk van heel de wereld, alle eeuwen door te wax; hten stond, kon hier niet ingelascht. En het is daarom dat de Christus hier slechts één greep uit het geheel doet, en in dien éénen greep, die uiteraard niet anders dan locaal en uit den toenmaligen tijd kon zijn, ons als in één levend beeld heel het verloop der tijden en het verspreid-zijn over heel de wereld voorhoudt.

Doch met het slot van het derde hoofdstuk, d. i. met den brief gericht aan de gemeente der Laodicenzen, heeft dit historische deel der Openbaring dan ook haar einde bereikt, en elke voorstslling alsof nu in het 4e hoofdstuk dit historisch overzicht door zou gaan en vervolgd zou worden, is met den inhoud van wat nu volgt ten eenenmale in onverzoenlijken strijd. Bij den overgang uit het 3e in het 4e hoofdstuk wordt het historisch overzicht geheel losgelaten, en worden we op eenmaal overgeplaats in wat te gebeuren staat, niet in de tweede of derde of vierde eeuw, doch naar hetgeen de Almachtige God zal doen intreden, als de historie schier geheel ten einde zal zijn gebracht, zoodat alsdan de Voleinding zich als nabij zal aankondigen. Er geschiedt hier een reuzensprong. Historisch stond wat ons bericht wordt nog in de eerste eeuw, eer Johannes nog gestorven was, en vlak daarop gaat het 4e hoofdstuk, onverhoeds en plotseling, over naar wat wij thans weten, dat in geen geval vroeger dan na 20 eeuwen zou plaats hebben. Zoo zijn derhalve wat voorafging en wat met het 4e hoofdstuk intreedt, twee dcelen der Openbaring, die niets met elkander gemeen hebben. Het historisch deel in hoofdstuk 2 en 3 gaf 't zevenvoudig type voor heel de historie die komen zou in alle land en onder alle natie, maar met het 4e hoofdstuk worden we thans overgeplaatst in de korte eindperiode, die staat te komen, als heel de wereld zal worden omgezet in dien geheel nieuwen toestand, die met de Parousie zal intreden. Zelfs in dca vorm van het verhaal scheidt Johannes, wat nu komt, dan ook van wat voorafging geheel af. Er staat toch, zonder zweem van aansluiting: •uNa dezen zag ik, en ziet, een deur werd geopend.* Wat voorafging en wat nu volgt is alzoo tweeërlei geheel onderscheiden stof, waarvan het ééne niet met het andere samenhangt, doch elk deel op zich zelf staat. Hierop niet te hebben gelet is de groote feil, die helaas al te lang aan het recht verstand van de Apocalypse in den weg heeft gestaan. We dringen er daarom op aan, dat de lezer het dusver verhandelde thans geheel loslate, aan geen voortzetting van het historisch verloop meer denke, en met volle bewustheid op éénmaal den grooten overgang make van hetgeen Johannes zelf beleefde, of na hem geschied is, of ook ons alsnog bezig houdt, doch op eenmaal, en zulks zonder overgang van Johannes' verblijf op Pathmos overspringe, als we ons zoo mogen uitdrukken, naar den vooravond van de Voleinding, die beheerscht zal worden door de verschijning van den Christus op de .wolken.

Deze sterkpprekende overgang wordt nu geheel beheerscht door het apostolaat. Reeds jn zijn brief aan de Kerk te Epheze had de Christus er op gewezen, dat er een valsch apostolaat komende was. Er staat toch: »Ik weet, dat gij beproefd hebt degenen die uitgeven, dat zij apostelen zijn, en ze zijn het niet, en gij hebt ze leugenaars bevonden." In wat hier vermeld wordt, lag niets dat bevreemden kon. Het optreden van de Kerk van Christus, in drie werclddeelén tegelijk en met zulk een heel den toestand wijzigende kracht, moest in onze zondige wereld wel aanstonds aa.nleiding geven tot een schier eindelooze verwarring. Juist met het oog hierop nu, en om dit dreigend gevaar althans ten deele af te wenden, had nu de Christus, - eer hij ten hemel voer, hetapostolaating& sté[d. Dit apostolaat was volstrekt niet een gewoon leeraarschap. Reeds lang vooruit had de Christus zijn twaalftal uitverkoren, en bij de eerste uitzending onder Israël begaafd met geheel bijzondere talenten en gaven, gelijk ge dit in Mattheus X nog duidelijk zien kunt. Steeds heeft de Christus zich met deze twaalven bezig ge houden, ten slotte waren ze ambtelijk in afzonderlijken dienst ingesteld, en toen Jezus opvoer ten hemel, waren het de twaalf apostelen, die achterbleven met last en opdracht, om de Kerk in haar opkomen te leiden en in haar gewenschten levensvorm vast te zetten.

Hiermede nu hing saim, daf aan dat apostolaat door den Christus tweeërlei werd gegeven. In de eerste plaats een geheel op zichzelf staande ingeving van den Heiligen Geest, om de opkomende Kerk in de onmisbare waarheid in te leiden en vast te zetten, en zelfs was in den man van Tarsen nog een geheel bijzondere en rijke versterking aan dit apostolaat toegevoegd. De periode van het apostolaat is voor de Kerk van Christus dan ook volstrekt onmisbaar geweest, en dit volstrekt niet enkel met het oog op den toenmaligen tijd, maar schier sterker nog met het oog op de Kerk van alle volgende eeuwen. Bij de ver uiteenloopende meeningen en inzichten, die onder alle natiën en volken voor de waarheid zouden opkomen, was het voor de Kerk van Christus volstrekt onmisbaar, dat er zekere vastigheid in de te prediken leer zou opkomen en dat men in de zoo uiteenloopende typen van Kerken weten zou, waaraan men zich tenslotte sal, m te houden had. Hiervoor kon hetOudeTestament de onmisbare geestelijke leiding niet bieden. En ook wat de Eva.ngeliën ons boden, was te algemeen van aard, om voldoende licht te spreiden over de vele moeilijkheden, die straks zich in het kerkelijk leven zouden voordoen. Het apostolaat bad uit dien hoofde volstrekt niet eeniglijk ten doel, om de Kerk aanstonds in tal van plaatsen te doen opkomen, en naar zekeren vorm te doen leven, neen, het apostolaat had niet minder het hooge doel, om aan de opkomende Kerken, in haar onderscheiding van de Synagoge, een eigen gedaante, een eigenaardigen bestuursvorm te leenen, en in verband hiermede in de brieven een litteratuur te doen opkomen, die alle eeuwen door de existentie en den bestaansvorm der Kerken beheerschen zou. Gelijk na het optreden der Patriarchen Mozes verschijnen moest, om het leven g van het Israel Gods in vast kader te zetten, zoo moest ook na den Christus het apostolaat zijn eigenaardige roeping vervullen, oni de Kerk van Christus haar zelfstandigheid te doen erlangen.

Eerst zoo verstaat men het hooge belang Tan het apostolaat in geheel Jezus' voorbereiding van wat na zijn hemelvaart, hem . ten deele zou moeten vervangen en op alle manier zijn Verlossingswerk zou A w moeten voortzetten. Denk u voor een oogenblik de apostelen weg, en ge gevoelt aanstonds hoe de Ksrk van Christus in eindelooze afdwaling Ü' spoedig geheel zou verloopen zijn. Aiie eenheid zou zoek zijn geraakt, ' elke groep geloovigen zou op zich zelve zijn blijven staan. Verwarring zonder einde zou allen samenhang en eenheid al spoedig geheel hebben doen te niet gegaan. Zelfs nu het apostolaat optrad, en hiertegen zijn schild ophief, is de verwarring nog zoo nameloos groot geworden. Doch denk u nu in, wat er van zou zijn terecht gekomen, indien er geen apostolaat ware opgetreden, om eerst doof het persoonlijk woord, en daarna door de epistolaire litteratuur, tegen dit euvel althans eenig verzet te doen opkomen.-De Christelijke religie was nu eenmaal geroepen, om de Verlossing aan te brengen in een diep zondige, afgedoolde menschheid. H^t kon daarom niet anders, of schier alles lou tegenwerken en tegen de waarheid ingaa: n. En daarom was het volstrekt onmisbaar, dat er althans eenige waarborg voor de instandhouding en voortplanting van de waarachtige openbaring zou geboden worden. Het groote middel hiertoe nu is de instelling en het optreden van bet apostolaat geweest, en van daar blijkt dan ook op alle manier uit de Evangeliën, dat dit apostolaat niet door menschen uitgedacht, of door menschen ingpzet is, maar dat het veeleer, geheel los van alle menschelijk 'oedoelen, door "Jezus zelf uitgedacht en ingesteld is, en dat juist deswege aan de apostelen volstrekt niet alleen de juiste leer der waar~heid was toebetrouwd, maar ook een sterk sprekende wondermacht was verleend, en niet minder, dat aan de apostelen in geheel bijzonderen zin feen bedeeling des Heiligen Geestes, d.i. een heilige inspiratie, was geschonken.

Juist hiermede staat nu geheel hfet ontstaan en de gifte aan de Kerk van de Apocalypse in rechtstreeksch verband. Ook al is het uiterst moeilijk de precieze jaren vast te stellen, ' waarin de apostelen, de één voor, de ander na, door den dood, en veelal door den marteldood werden weggenomen, zooveel geeft toch ieder toe, dat ten slotte Johannes de eenig overgeblevene van alle apostelen was. Toen derhalve aan Johannes op Pathmos, tegen het einde van zijn leven, de zoo rijke en wondere openbaring van de Apocalypse ten deel viel, lag hierin niets minder dan een afsluiting van hei geheele Apostolaat. De overige apostelen hadden bij hun sterven nog altoos aan Johannes kunnen denken als steeds overblijvende vertegenwoordiger van het apostolaat, maar Johannes zelf wist, hoe vóór hem alle overige apostelen ten grave waren uitgedragen, hoe hij nog slechts geheel alleen was overgebleven, en hoe, bij het reeds zoo hoog klimmen van zijn jaren, ook zijn heengaan niet lang meer toeven kon. Op Pathmos in zijn ballingschap omdolende, moet Johannes gevoeld hebben, hoe straks met hem geheel het apostolaat stond weg te sterven. Na zijn verscheiden zou er niet één apostel meer overblijven. Hij was reeds zeer bejaard. De vervolging waaraan hij bloot stond, moet hem het naderen van zijn einde nog te sterker hebben doen gevoelen. En zoo sprak 't van zelf, dat Johannes gedurig voor de vraag stond: Als ook ik straks ten grave word uitgedragen, en met mij het geheele Apostolaat verdwijnt, wat zal dan 't lot van Christus Kerk worden? Eerst had Christus zelf zijn Kerk in het leven geroepen. Na Christtfs' hemelvaart had het Apostolaat zijn geheel eigenaardige taak vervuld. En wonderbaar was reeds in de halve eeuw na Christus hemelvaart Zijn Kerk in drie werelddeelen opgekomen. Dit was met name gevolg en vrucht van s het optreden van het Apostolaat geweest. Maar hoe nu verder? Als ook hij straks deze aarde verlaten zou, dan zou, na Christus, ook het Apostolaat zijn einde bereikt hebben. Vrage, wat zou er dan nu j verder uit het Christelijk geheel worden? Zou 't uiteen spatten en zich zelf oplossen en te niet gaan ? Oftewel zou er een vaste toekomst voor Christus Kerk verordend zijn, die straks door de Parousie de zoo rijke belofte der Profetie in vervulling zou doen gaan ? d K s J

Zoo eerst vat en verstaat men de onmisbaarheid en noodzakelijkheid van wat ons in het laatste Bijbelboek geschonken e is. De verdwijning van het Apostolaat vercischte een nadere aanvulling, om den overgang te vormen tusschen wat in het Apostolaat geboden was en in de Parousie te wachten stond. Het zou niet plotseling l met het Apostolaat alles eindigen. Wel h was door de Profeten, door Christus' op­ treden en door het Apostolaat alles voorbereid, waardoor de omzetting van heelde existentie van het wereldleven zou intreden, en v/as daarom van nu af het einde nabij en als straks komende in te wachten. Maar toch ontbrak er nog een schakel tusschen hët Apostolaat en de Parousie, en 't is die anders ontbrekende schakel, die thans in de geheel bijzondere openbaring op Pathmos aan Johannes, en door hem aan heel de Kerk van Christus, geboden-werd. Men wist, dat het nu in het eind alles op de Parousie zou uitloopen. Geen twijfel kon, waar ook, postvatten, of de Christus zou wederkomen. Blijven bij wat het was, kon het niet. Met de nieuwe orde van dingen, die was ingetreden, was nu wel het einde nabij, maar gelijk aan Bethlehem's Kribbe de bezieling in de aankondiging der Profeten was voorafgegaan, zoo bestond er ook thans behoefte, dat aan het eind van den horizont de morgenster zou opgaan, en de tóekomst van Christus' eindverschijning als van verre de Kerk zou tcgenschitteren. De moeder die haar kleine baren zal, weet zeer wel wat smarten haar te wachten staan, maar geniet toch in het zien op de gereed gezette wieg, waaruit straks haar kindeke haar zal tegenlachen. En zoo nu was het ook hier. Toen het Apostolaat ten einde liep, om strceks geheel weg te vallen, zou er een leegte in de voorstelling van Christus Kerk ontstaan, Ze wist 'dat het einde ontzettend zijn zou, en dat toch eeniglijk door dit smartelijk einde de Voleinding zou kunnen ingaan. En juist 'daarom werd nu de donkerheid in het vergezicht voor haar opgeklaard, en kwam na het Apostolaat de morgenster van verre gloren. Hel; is dan ook opmerkelijk, hoe de laatste der zeven zendbrieven in hoofdstuk 2 en 3 eindigt met de toezegging in vs 28: »En ik zal hem de morgenster geven."

Het was deswege een bewijs van zeer groote genade aan zijn Kerk, dat de Christus, eer straks, met Johannes' sterven, het Apostolaat geheel verdween, aan den laatsten apostel, in zijn ballingschap, dit heerlijke vergezicht opende. Ware aan de Kerk, na het verdwijnen van het Apostolaat, niet anders gegeven dan een vooruitloopend overzicht van de kerkhistorie aller eeuwen, zoo zou haar niet anders zijn toegekomen dan een droef verhaal van o, zooveel kerkelijke ellende. Doch nu wordt, als ware het, heel dit verloop der eeuwen toegedekt. Daarvan wordt de aandacht afgetrokken, en het is of de Hcere tot zijn volk zegt: sTuur u niet blind op dat zoo veelszins bedroevend tafereel, dat heel de historie van mijn Kerk zal bieden, maar zie hooger, zie verder op, gluur tot in het einde van het vergezicht, dat zich daar ginds voor u ontsluit, en laat de diepe ernst, maar dan toch ook de heerlijke uitkomst van it vergezicht, u boeien en bekoren." En te dien einde nu doet de Christus niet door enkele aanduiding, maar breedvoerig en in intensief uitgewerkte vergezichten de naderende Parousie als opglansen voor het oog van zijn laatst overgebleven apostel, en geeft hij dezen last, dit schitterend vergezicht als af te beelden en in schrift te brengen, en het alzoo voor heel-zijn erk van alle eeuwen, in haar worstelend bestaan hier op aarde, ten zegen en ter vertroosting te doen zijn.

Zoo gaat over heel de Apocalypse het klare licht op. Het kon niet zijn, dat Christus, zonder meer, het Apostolaat ongemerkt liet wegsterven, zonder ons ten lotte een helderen, verrassenden blik op den geheelen afloop der dingen te gunnen. Reed» nu wist een ieder, en wist ook ohannes, hoeveel droefs het k(5rkelijkleven vlak na het eerste opkomen ervan te aanchouwen gaf. We zagen het in de zeven brieven, hoe er slechts twee gemeenten bij de zeven waren, die nog een vrij zuiver Christelijk karakter vertoonden, en hoe in al de vijf overige, nog eer er 50 a 60 aren na Golgotha verloopen waren, allerlei achteruitgang, inmenging van het onheilige en schaamtelooze verloochening te^jetreuren viel. Dit bleef natuurlijk, niet verborgen, en de ééne gemeente hoorde het van de andere. Lees maar wat Paulus naar Corinthe schrijven moest, o. Het was zoo angstig, dat reeds eer er zeventig jaren na Jezus' hemelvaart verloopen waren, de geestelijke ontmoediging zoo hand over hand toenam, en dat zoo dichte nevelen den horizont verdonkerden. En daarom nu was het, dat de Christus in de Apocalypse op eenmaal en lichtglans in de verte over de toekomst van zijn Kerk deed opgaan, die èn toen èn alle eeuwen door, nieuwe bezieling in de gemoederen der geloovigen zou kunnen wekken, en telkens weer den moed verevendigen kon. Het is zoo, aan dit doel eeft de Apocalypse slechts ten deele be­ antwoord. In de eerste eeuw van het Christelijk kerkelijk leven, toen de vervolging steeds harder neep, heeft de Apocalypse wonderen verricht, en heeft Christus' Kerk er volle bekers van heiligen levensmoed als met volle teugen uit ingedronken. Men las toen de Apocalypse, men verdiepte er zich in, men was er rijk mee, men dronk er geestelijke-genieting uit in. Twijfel van wat aard ook aan de innerlijke waarde van de Apocalypse kwam dan ook niet tp. Het laatste Bijbelboek was het Bijbelboek, dat aller voorkeur had, en waaruit men zich tintelend leven voelde toevloeien.

Zoo echter is het niet gebleven, en vooral sinds Augustinus' dagen is de Apocalypse achteraf gezet, weinig meer gelezen, zelden in haar dreigende strekking meer verstaan, en juist daardoor niet meer genoten. Men zag er geen morgenster meer uit tegenglinsteren. Men dacht er niet meer aan, dat men misschien de Wederkomst des Heeren nog zou kunnen beleven. Aller uitzicht richtte zich eeniglijk op het Vaderhuis, en wie zou dan nog , bekoord zijn geworden door een voorstelling, die de geloovigen weer uit het Vaderhuis terug riep naar deze aarde en in het gericht van hun Koning deed roepen, het kon bijna niet anders dan met diepe «elfbeschaming. Toch is dit een te betreuren verdonkering van ons Christelijk leven. Wat ons hierop aarde ook nog overkome, het einde wijst toch alroos weer op de Parousie, en wie zich Christen noemt, staat er niet goed voor, zoo de Wederkomst van zijn Heiland hem niet steeds van verre tegengloort, en wel als de eindvervulling van alle heilige begeerten, die door Godzelf in zijn hart verwekt zijn. Het moet daarom als een geestelijk verlies, en als een blijk van geestelijken achteruitgang, betreurd worden, dat de morgenster zoo velen uit de Apocalypse niet meer tegengloort, en winste zal 't yoor het Christelijk leven zijn, indien ook de ernst van de oorlogstoestanden, die we thans doorworstelen, krachtiger dan in de jaren die achter ons liggen, het inwachten van geestelijke bemoediging uit wat de Christus ons in de Apocalypse schonk, bij ons vernieuwt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 oktober 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 oktober 1917

De Heraut | 4 Pagina's