Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het nieuwe gravamen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het nieuwe gravamen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gravamen, dat Dr. C. M. Buizer, lid der Gereformeerde Kerk te Middelburg, bij den Kerkeraad aldaar heeft ingediend, en dat nu naar de Classis zal worden gezonden, luidt aldus:

„Als belijdend lid van de Gereformeerde .Kerk te Middelburg acht ik mij verplicht een bezwaar, dat bij mij gerezen is tegen art. 27—30 van onze Belijdenis, ter Uwer kennissete brengen.

Toen ik als doophd der Nederlandsche Hervormde Kerk door openbare belijdenis overging tot de Gereformeerde Kerk, meende ik, zooals mij geleerd was, daarmee over te gaan tot de kerk, die de zuiverste openbaring is van het lichaam van Christus. Ook daarna hoorde ik in den kring der Gereformeerde kerken steeds uitspreken, dat er onderscheid gemaakt moet worden tusschen de kerk als vergadering der geloovigen in.den zin van antwoord 45 {en 55d) van den catechismus, en de kerk als instituut; dat de zaligheid dus niet, — zooals de Roomschen keren —r-aan het lidmaatschap eener geïnstitueerde kerk gebonden is; en dat men moet erkennen een pluriformiteit van geïnstitueerde kerken, waaronder dan de Gereformeerde in belijdenis, kerkenorde en handhaving der tucht het zuiverste is.

Zoover ik mij ^erinner, hoorde ik van geenerlei bezwaar tegen deze opvattingen, zoolang ze gebruikt werden b.v, om de Gereformeerde leci omtrent de Kerk van die der Roomschen scherp re scheiden, en zoolang de nadruk gelegd werd op het woord „zuiverste" en dit voor Gereformeerd gevoelenden in de Hervormde kerk beweegreden en aansporing was tot aansluiting aan de Gereformeerde Kerk. Zoodra echter de nadruk gelegd werd op de keerzijde van genoemde opvattingen, dat n.l. aan de kerken van mindere zuiverheid en van min vaste formatie de eerenaam kerken niet mag onthouden worden en derhalve de beoefening van de gemeenschap der heiligen ook tot hun leden uitgebreid moet worden ; en vooral zoodra dit laatste in practijk gebracht werd, verhieven zich de stemmen van hen, die weifelden, bezwaar maakten of rechtstreeks veroordeeldetK Zoo is b.v. bij de bespreking van de vraag, of een Gereformeerd student lid van de Nederlandsche-Chnsten-Studcnten-Vereeniging behoort te zijn, door overigens onverdacht Gereformeerden, de meening uitgesproken, dat met Ethischen geen gemeenschap op het gebied der religie, met name geen bidden, mogelijk is.

Op dien grond reeds — afgedacht van practische bezwaren, die hier niet ter zake doen — achtte men, dat een Gereformeerde geen lid mag zijn van deze vereeniging, die een religieus doei heeft en waartoe ook studenten van andere richting, o, a, een groot aantal Ethischen, behooren,

•In verband met deze quaestie werd de Belijdenis nog niet uidrukkelijk genoemd. Wel was dit het geval bij wat in verschillende Gereformeerde Kerkboden geschreven is over het optreden van Ds. Netelenbos op de Algemeene Predikanten vergadering van 18 April j.l. te Utrecht. In verband met het voorgaande wil ik twee dingen op den voorgrond brengen: Genoemde vergadering komt samen onder het wachtwoord, dat er geloofsgemeenschap mogelijk is bij verschil van dogmatische overtuiging, en had Ds. N. uitgenoodigd in haar midden een getuigenis te geven van zijn geloof in Jezus Cnristus. Het feit nu alleen van zijn optreden in dien kring, afgedacht van wat hij daar sprak, is door Gereformeerdeh openlijk afgekeurd. IDs. N. deed voorts niet alsof hij daar getuigde voor met „heidenen en tollenaren" gelijkstaanden, maar zocht door positie te nemen in de Christuservaring der geloovigen geestelijke aanraking te krijgen met zoovelen' als er onder die bonte schare door den leveusb-and des geloofs met Christus verbonden' waren. Dit zoeken ook wordt geacht tegen de Gereformeerde lijn in te gaan. De waarheid, dat geloofsgemeenschap mogelijk is bij verschil van dogmatische overtuiging, durft men blijkbaar onder Gereformeerden niet algemeen en openlijk beamen.

Was het nu bij verschil van inzicht gebleven, er zou voor mij geen aanleiding geweest zijn tot indiening van een gravamen j maar de bestrijding van Ds. N. nam hier en daar het karakter aan van een beschuldiging van ontrouw aan de Belijdenis. Dit bracht mij er toe onze belijdenis, ia het bijzonder artt. 27—30, uit dat oogpunt fe onderzoeken. In de vier genoemde artikelen wordt blijkbaar over één en dezelfde kerk gesproken. Daarvan wordt in art. 27 een definitie gegeven, welke overeenkomt met die van antwoord 54 van den Cathechism^us, In art, 28 IS echter sprake van de tucht, in art. 29 o.a. van de sacramenten, in art. 30 van dienaars, opzieners en diakenen, wat wijst op de kerk als instituut. De 'belijdenis maakt dus geen onderscheid tusschen de kerk als vergadering der geloovigen naar antw. 54 van den Catechismus, en als instituut, maar kent één kerkbegrip, dat deze beide insluit. Van die kerk nu wordt in art. 27 gezegd, dat zij eenig is, in art. 28, dat er buiten haar g.een zaligheid is, en in art. 29, dat zij is de ware kerk. Wanneer we deze belijdenis van onze vaderen overnemen, beteekent dat dus m, i., dat wij belijden een geïnstitueerde keik, die de eenige, ware kerk is, waarbuiten geen zaligheid is ; en die eenige ware kerk moet dan voor onzen tijd natuurlijk zijn onze Gereformeerde kerk. Dan is er niet pluriformiteit, niet veelheid van ware kerken, maar slechts een tweeheid: de ware en de valsche kerk, en moet die tweeheid door gereformeerde leeraren gepredikt en door alle gereformeerden beleden worden. Dan is er voor wie b.v. in het stuk der uitverkiezing niet met onze belijdenis instemt en standvastig weigert zich bij de ware, d. i. bij de gereforrheerde kerk te voegen, consequent genomen, geen zaligheid, en is er met hem geen gemeenschap der heiligen mogelijk.

En is zoo iemand lid onzer kerk, dan moet ten slotte het banformuHer over hem uitgesproken worden, dat, behoudens berouw en bekeering, tegelijk uitsluit van de geïnstitueerde kerk (door wering van de sacramenten) en van de gemeenschap van Christus.

Tegen den hiervoren omschreven belijdenisinhoud en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de toepassing der kerkelijke tucht acht ik mij om des gewetens wille verplicht bezwaar in te brengen, wijl zij m. i. in strijd is met den geest van Christus en weigert de. leidingen Gods met Z'.jn (algemeene) kerk te erkennen.

Deze verklaring stel ik in uw handen met het verzoek, in de eerste plaats mijn bezwaar ontvankelijk te willen verklaren, opdat ik met een vrij ge«!€ten lid van onze kerk kan blijven, en deze zaak vrij en open besproken kan worden, ten einde een beslissing onzer kerken voor te bereiden ; en in de tweede plaats de noodige stappen te willen doen, opdat mijn bezwaar voor de Synode onzer kerken gebracht worde, en deze daarover oordeelen moge. Ten slotte verklaar ik mij ten allen tijde bereid van dit mijn gevoelen desgevraagd nader rekenschap te geven."

Zeker is het bevreemdend, dat een lid onzer Gereformeerde Kerken, die een gravamen heeft tegen enkele Artikelen onzer Belijdenis en dit gravamen indient bij dè Kerkelijke vergaderingen, dit reeds thans publiek maakt, en nog vreemder dat dit gravamen ook ter publicatie gezonden werd naar dé^-liberale pers.

Hoogen indruk van den ernst van dit optreden geeft dit laatste feit zeker niet.

Veeleer wekt het den schijn, alsof Dr. Buizer vooral in deze liberale kringen waardeering verwacht voor de breedheid van zijn religieus standpunt.

Natuurlijk zal dit gravamen wel langs kerkelijken weg op onze Generale Synode komen en daar behandeld worden. Dat dit gravamen gegrond zal worden bevonden en de Synode daarom tot een wijziging van deze Artikelen der Confessie zal overgaan, betwijfelen we. Dr. Buizer, aan wiens eerlijkheid van bedoeling met dit gravamen we geen oogenblik twijfelen, heeft blijkbaar zich te veel laten leiden door allerlei persoonlijke quasties. Zoo heeft hij do artikelen van onze Belijdeni.": , in plaats van ze kalm en rustig te beschouwen en ze dan te toetsen aan Gods Woord, opgevat in een zin en beteekenis, die nooit door onze vaderen daaraan gehecht is, en er consequenties uit getrokken, die zeker door niemand hunner zouden gedeeld zijn. Juist dit toont, dat zijne opvatting van deze artikelen niet juist is. En daarmede valt tevens de grond voor dit gravamen zelf weg. Want de bedenkingen door hem ingebracht, raken feitelijk niet deze artikelen, maar de onjuiste exegese, die Dr. Buizer aan deze artikelen geeft. Natuurlijk is het de vraag niet, of deze artikelen, wanneer wij ze zouden formuleeren, niet wellicht anders zouden uitgedrukt worden. Maar wat Dr. Buizer

uit deze artikelen afleidt, bewijst dat hij nooit ernstige studie van dit Gereformeerde dogma gemaakt heefc. Een enkel voorbeeld moge dit aantoonen. Wanneer in Art. XXVII staat: wij gelooven en belijden een eenige Katholieke en algemceoe Kerk, en in Artikel XXVIII dat buiten haar geene zaligheid is, dan verstaat Dr. Buizer dit van de geïnstitueerde Kerk en wel van de Gereformeerde Kerk, zooals deze thans zich openbaart. Reeds dit nu toont, dat Dr-. Buizer van de bedoeling dezer artikelen niets gevat heeft.

Een geïnstitueerde YLftx^gelooven en belijden kan men niet, , want een geïnstitueerde Kerk is een zichtbaar en tastbaar iets. Het geloof richt zich op de dingen die men niet ziet, dus op de onzichtbare Kerk, Van deze Kerk belijden en gelooven we, dat zij is één, eenig en Katholiek of Algemeen, gelijk in het Apostolisch symb .ol wordt uitgedrukt. Buiten deze Kerk is er ook geen zaligheid, want ze omvat alleChristgeloüvigen, waar ze in de geheele wereld ook verspreid zijn. Maar wanneer men deze uitdrukkingen gaat toepa.ssen op de zichtbare Kerk en wel op een bepaalde geïnstitueerde Kerk, dan doet • men de Belijdenis onrecht en komt men tot consequentiën, die lijnrecht in strijd zijn met wat onze vaderen hebben bedoeld. Gelooft Dr. Buizer heusch, dat onze vaderen met dit artikel zouden geleerd hebben, dat iemand, die bijv. lid was van de Luthersche Kerk, niet zalig kon worden ? Het enghartig kerkisme, dat Dr. Buizer in deze Artikelen meent te «ntwaren, is een parodie van wat de Belijdenis bedoelt en van wat al onze Reformatoren steeds hebben beleden.

Het doet ons daarom leed, dat Dr. Buizer dit gravamen gepubliceerd heeft. Het zal in de kringen, die ons gram zijn en van het Calvinisme zeer weinig willen weten, den indruk geven, alsof onze Gereformeerde vaderen metterdaad zulk een enghartig standpunt hadden ingenomen. En Dr.

Buizer, die niet een gewone leek is, maar een man van wetenschappenlijke studie, had toch wel eerst een degelijk onderzoek mogen instellen naar hetgeen onze Belijdenis bedoelt, voordat hij op zoo losse gronden een beschuldiging tegen haar inbracht, alsof zij in strijd zou zijn met het Woord van God.

Trouwens, elk bewijs hiervoor wordt achterwege gelaten. Een gravamen moet altods in Gods Woord gegrond-zijn. En Dr. Buizer zegt alleen dat deze belijdenis z.i. in strijd is met den geest van Christus en vergeet de leidingen Gods met Zijne (algemeene) Kerk te erkennen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Het nieuwe gravamen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's