Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkrechtelijke vragen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkrechtelijke vragen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele vragen ons gezonden, wachten nog steeds op beantwoording. Mogen we daarom onze achterstallige schuld bij den aanvang van het JNIieuwe jaar afdoen ?

De eerste vraag luidde, of de notulen van een verga-Jering door den Kerkeraad met de niansleden der Kerk gehouden, moeten beschouwd worden als notulen van den Kerke> aad en dus door dezen moeten worden vastgesteld, dan wel als notulen van een gemeentevergadering en daarom aan het oordeel van de volgende vergadering der mansledematen moeten onderworpen worden?

Ons antwoord hierop is, dat onze Kerkenorde een gemeentevergadering niet kent, maar alleen spreekt van een vergadering van den Kerkeraad. Natuurlijk kan de Kerkeraad, zooals bijv. bij de verkiezing van de ambtsdragers, de gemeenteleden ook ujtnoodigen om daarbij tegenwoordig te wezen, hun stem uit te brengen enz. maar het blijft dan toch altoos een vergadering van den Kerkeraad en niet een vergadering van de gemeente, waarbij de Kerkeraad alleen als bestuur fungeert. In een Schoolvereeniging heeft men een bestuur, dat afzonderlijk vergadert en Bestuursnotulen houdt, en vergaderingen van de leden met het Bestuur, waarvan dan aparte notulen worden gehouden, die door de vergadering der leden moeten worden vastgesfeld. Hiervan kan echter in de Kerk geen sprake wezen, omdat de Kerk niet een vereeniging is met een bestuur, maar een geheel ander karakter draagt. De Kerkeraad is niet een door de gemeente gekozen bestuur, dat de besluiten der gemeente uitvoert, maar bestaat uit de ambtsdragers door Christus aangesteld om de gemeente te regeeren en de bestuursmacht berust dus bij den Kerkeraad en hem alleen. In zooverre de vergadering van den Kerkeraad met de mansleden toch altoos een Kerkeraadsvergaldering blijft, is de Kerkeraad dus volkomen bevoegd in een volgende Kerkeraadsvergadering de notulen vast te stellen. Wil de Kerkeraad dit echter liever doen in eeri nieuwe vergadering met de mansleden, dan staat dit in de vrijheid van den Kerkeraad, maar de voorlezing der notulen geschiedt dan alleen, opdat de leden der gemeente, die bij de vroegere vergadering aanwezig waren, zoo noodig opmerkingen kunnen maken, maar niet om de notulen door de gemeenteleden te laten vaststellen. Het vaststellen van de notulen komt alleen aan den Kerkeraad toe. Gesteld bijv. dat er geschil bestond of de notulen juist waren, en hierover moest gestemd worden^ dan zou de voorzitter alleen de stemmen van de Kerkeraadsleden kunnen vragen en dezen zouden beslissen. Een stemming door de gemeenteleden te laten houden, "zou het geheele karakter der vergadering veranderen en naar het independentistische beginsel van de volkssouvereiniteit leiden.

De tweede vraag luidt: of de Dienaar des Woords voor de uitoefening van zijn herderlijk werk in de gemeente, telkens een besluit van den Kerkeraad moet afwachten t' Wat' het eigenlijke herderlijk werk van den Dienaar des Woords betreft, zqgals het huisbezoek enz., is daarvoor zeker geen apart besluit van den Kerkeraad noodig, want onze Kérkenorde schrijft hem dezen arbeid voor en die arbeid volgt vanzelf uit het hem opgedragen ambt. Maar wat de nadere regeling van dezen ambtelijken arbeid betreft, heeft de Kerkeraad zeker de bevoegdheid daarover besluiten te nemen, daar het herderlijk werk niet alleen aan den Dienaar des Woords, maar ook aan de ouderlingen is opgedragen, en wil er geen verwarring ontstaan, daarvoor zekere regeling en 'verdeeling van den arbeid noodig is. Zoo verdeelt de Kerkeraad meestal de gemeenten in bepaalde wijken en wijst dan de predikanten aan, in welke wijk zs dit herderlijk werk hebben uit te oefenen.

De derde vraag luidt: of ket geoorloofd is, wanneer een Dienaar des Woords degenen, die een gedwongen huwelijk aangaan, tot schuldbelijdenis heeft gebracht en bewogen heeft om hun huwelijk kerkelijk te laten bevestigen, dat de Kerkeraad dit werk van den Dienaar des Woords te niet doet en de bedoelde personen censureert? Ons antwoord daarop is, dat wanneer er een publieke zonde geschied is in Ie gemeente, de Kerkeraad en niet de predikant te beslissen heeft, hoe hierover verzoening zal geschieden. De sleutelen van de tucht zijn toch niet aan den Dienaar de Woords alleen, maar aan heel den Kerkeraad toebetrouwd, zooals in het bevestigingsformulier der' ouderlfngen uitdrukkelijk wordt gezegd. Een predikant kan daarom nooit alleen beslissen, of er al dan niet tucht zal worden geoefend. In tusschen, al kan de Kerkeraad formeel alleen in deze zaken een beslissing nemen, toch spreekt het wel vanzelf, dat dê Kerkeraad daarbij gebonden is aan de regelen voor de tuchtoefening door Gods Woord en de Kérkenorde vastgesteld. Een dezer regelen nu is, dat wanneer er waarachtige verootmoediging en schuldbelijdenis bij den zondaar gevonden wordt, de censuur niet kan worden toegepast. Indien de Kerkeraad dus, waar de schuld werd beleden en het kerkelijk huwelijk gevraagd werd, toch de bedoelde personen gecensureerd heeft en de-kerkelijke huwelijksbevestiging geweigerd heeft, dan is deze daad zeker niet rechtmatig geweest. In zulk een geval kan echter de predikant de huwelijksbevestiging niet laten doorgaan, maar moet hij op de Classis zich beroepen. De vraag, die hierbij tegelijk gesteld werd, of het doen van schuldbelijdenis in zulke omstandigheden niet als tuchtoeffening kan beschouwd worden, moet ontkennend beantwoord worden. Het doen van schuldbelijdenis is een daad van de personen, die overtreden hebben, en kan dus nooit een tuchtoefening worden genoemd. Tuchtoefening is altoos een daad van den Kerkeraad.

De vierde vraag luidt: is het kerkrechtelijk juist, dat men een gecensureerd lid, dat reeds drie weken geleden naar een andere Kerk vet trokken is, doch zonder kerkelijke attestatie, laat overkomen om alsnog schuldbelijdenis te doen en hem daarna een goede attestatie medegeeft ? Het antwoord daarop is, dat-het kerkrechtelijk volkomen juist is en dat Voetius zelf den raad geeft om aldus te handelen.

De laatste vraag luidt; of de Kerkeraad, wanneer hij besloten heeft iemand'van het vondmaal af te houden, daarvan mededeeling moet doen in de-samenkomst der gemeente ? Het antwoord daarop is, dat volgens Art. 77 onzer Kérkenorde moet onderscheiden worden tusschen de afhouding van het Avondmaal en de daarop nog gevolgde vermaningen, waarvan dan de eerste is, dat er mededeeling aan de gemeente geschiedt, maar zonder den naam des persoons te noemen. Hieruit volgt, dat wanneer de Kerkeraad besluit iemand van het Avondmaal af te houden, dit nog niet altoos en terstond aan de gemeente behoeft te worden medegedeeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkrechtelijke vragen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's