Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

Indien onze Gereformeerde Kerken dus steeds erkend hehhen, dat eene Kerk een ware Kerk van Christus kon wezen, ook al kleefden haar gebreken en onvolkomenheden aan, dan vplet hieruit van zelf, dat onze Kerken nooit bedoeld hebben de andere Protestantsche Kerken als valsche Kèrkeri~~ti veroojdeelen, . omHa^ 7ij mVt-in alles rpet • de Gerefortnggrde Kerke" ov éenstemmeiï; Dè Gereformeerde Kerken mochten zich zelf voor de meest zuivere Kerken houden, gelijk de Westminstersche Confessie het uitdrukt, maar ze hebben nooit gepretendeerd de eenige ware Kerk te zijn. En dat onze Gereformeerde Kerken dit breede standpunt hebben ingenomen, is niet het minst te danken geweest aan Calvijri, die veel beter dan de andere Reformatoren de Katholiciteit der Kerk heeft ingezien en haar ook in de practijk gehandhaafd heeft.

Luther en de Luthersche Kerk hebben dit helaas niet gedaan. Niet alleen dat Luther zelf, toen Zwingli op het punt van het Avondmaal anders dacht dan hij, hem verketterd heeft, verklaarde; dat een papist nog eerder zalig kon worden dan Zwingli, op het godsdienstgesprek te Marburg de broederband hjm geweigerd heeft en alle gemeenschap met de onder Zwingli's leiding tot reformatie gekomen Kerken verbroken heeft, maar de latere Luthersche theologen zijn nog veel verder gegaan; ze hebben niet alleen in de Formula Concordiae allen, die op het stuk van het Avondmaal anders dachten dan zij, veroordeeld, .maar de arme vluchtelingen uit Nederland, die in Duitschland een schuilplaats zochten, vervolgd en verjaagd, omdat deze zich niet bij de Lutersche Kerk wilden aaneluiten. En wel stond Zwingli en de Zwitsersche Kerken met hem oorspronkelijk op een breederstandpunt, zoodat ook van hen de poging is uitgegaan, om met de Lutherschen in kerkelijken Trede te leven, maar toen dit niet gelukte en ze bovendien verbitterd werden door het hartstochtelijke drijven van Luther en de Luthersche theologen tegen de zoogenaamde Sacramentariërs, hebben de latere Zwinglianen en vooral BuUinger, die Zwingli's opvolger 'te Zurich was, een diepen afkeer van de Luthersche Kerk opgevat en alle gemeenschap met deze Kerk verbroken. Het sterkst blijkt dit wel uit het feit, dat toen enkele jongelieden uit Zwitserland door Duitschland reisden, de predikanten te Zurich hun verboden in de Duitsche, kerken het Avondmaal te gebruiken en dit verb-j-d zelfs uitstrekten tot de kerk van Straatsburg, omdat Bucer, die daar den toon.aangaf, naar hun oordeel in de Avondmaalsleer te veel concessies aan Luther had gedaan.

Calvijn, die optrad nadat deze breuke tusschen de beide Protestantsche Kerken reeds geslagen was, heeft deze breuke wel op het diepst bstreurd. »Het behoort, zoo schreef hij aan den" aartsbisschop van Canterbury, tot de ergste misstanden van onzen 'tijd, dat de verschillende Kerken zoo verdeeld en als 't ware vaneengereten zijn, dat ze zelfs den band van menschelijke saamhoorigheid nauwelijks meer gevoelen, laat staan dan de heilige gemeenschap van de leden van Christus onderling, die zij allen wel met den mond belijden, maar die slechts weinigen met de daad beoefenen". Heel zijn leven door heeft Calvijn dan ook - gepoogd deze breuke weer te heelen en den onderlingen vrede en eenheid weer te herstellen. En volkomen terecht merkt Staehelin, de bekende levensbeschrijver van Calvijn, op, dat het opmerkelijkste daarbij is, dat Calvijn voor deze eenigheid der Kerken volstrekt niet noodig achtte een absolute overeenstemming in de leerwijze of inrichting der Kerk. Zeker was Calvijn, zegt hij, van de juistheid van zijn eigen opvattingen diep doordrongen en heeft hij daaraan zoo beslist als geen ander vastgehouden, maar met fijnen christelijken tact wist hij tóch onderscheid te maken — een onderscheid, waarvoor de oogen zijner meeste tijdgenooten nog gesloten waren —-tusschen het w^enlijke en onwezenlijke in de leer en inrichting der Kerk, tusschen den eenigen grond van het Evangelie en de verschillende opvattingen en voorstellingen daarvan door menschelijken zielsarbeid (Johannes Calvin, II. 201), En hoe volkomen juist dit gezegd is, blijkt wel - als men nagaat, wat het standpunt is, dat Calvijn tegenover de verschillende Kerken in zijn dagen heeft ingenomen.

Wat de Luthersche Kerk betreft, om haar in de eerste plaats te noemen, heeft Calvijn zeker een open oog gehad voor de vele gebreken, die deze Kerk aankleefden, niet alleen wat haar Avondsmaal-leer betreft, maar ook, zooals hij reeds bij een zijner eerste ontmoetingen metMelanchton hierover klaagde, wat de vele superstitische ceremoniën aangaat, die Luther nog in den eeredienst behouden had, en het ontbreken van de kerkelijke tucht. Maar al beeft Calvijn deze bezwaren ronduit uitgesproken, ze hebben hem nooit er toe gebracht Luther niet als een uitnemend Christen te vereeren en de Luthersche Kerk niet als eeri ware Kerk van Christus te erkennen. In zijn verweerschrift tegenover den Roomschen theoloog Albert Pigghius, die Luther had aangevallen, zegt Calvijn. »Ik houd Luther voor een uitnemenden Apostel van Christus, .aan' wiens dienst en arbeid het voornamelijk te danken is, dat de zuiverheid van het Evangelie weer hersteld is." (Op. CaR. 6 VI, p. 250). In een geschrift aan Keizer Karel gezonden, verklaart Calvijn, »dat God in den aanvang Luther en anderen verwekt heeft, die den fakkel voor ons uit hebben gedragen, opdat wij den weg der zaligheid zouden weervinden en dat door hun dienst onze Kerken (Calvijn bedoelt hiermede de Protestantsche Kerken in het algemeen) weer op het rechte fundament zijn hersteld-en opgebouwd» (Op. Calv. t. VI.p. 459). En in iöen eenigen brief, dien Calvijn aan Luther heeft geschreven, spreekt Calvijn hem aan als den uitnémendsten herder der Christelijke .Kerk (Op. Calv. t. XII p. 7). En hoe Calvijn vooral Melanchthon heeft hoog geacht, met hem in de trouwste vriendschap geleefd heeft en zelfs zijn werken, in het Fransch vertaald, aan de Fransche Kerken heeft aanbevolen, is bekend genoeg, Toch was Melanchthon het zeker niet op alle punten met Calvijn eens, zelfs niet op dat punt, wat Calvijn het hart der Kerk noemde, nl. de uitverkiezing, want Melanchthon neigde op dit punt naar het synergisme. - Maar al heeft Calvijn Melanchthon meermalen op het bedenkelijke van deze afwijking gewezen, den band der gemeenschap heeft hij nooit met hem verbroSen. En wie leest niet met ontroering de woorden, die Calvijn na Melanchthon's dood schreef: > 0, Philippus ik roep u aan, die nu met Christus bij God leeft en ons daar opwacht, totdat wij met u in Gods heilige ruste zullen verzameld worden. Hoe honderdmaal hebt gij wel gezegd, als gij moede van den arbeid en door uwe zorgen gekweld het hoofd aan mijn borst neervlijdet: O, dat ik toch aan uw borst sterven mocht.. En hoe duizendmaal heb ik niet gewenscht, 'dat bet ons gegeven ware geweest, saam te mogen leven.»

En even ruim van hart als Calvijn tegenover de Luthersche Kerken in Duitschland was, wras hij het ook tegenover de Zwingliaansche Kerken in Zwitserland. Dat ook aan deze Kerken vele gebreken kleefden, heeft Calvijn nooit verheeld. Met de Avondmaalsopvatting van Zwingli, die in deze Kerken was-aangenomen, kon Calvijn het nog minder vinden dan met die van Luther. Dat de kerkelijke tucht ook in deze Kerken ontbrak en de tucht geheel in handen der Overheid was gelaten, keurde Calvijn af. En me£ de-ceremoniën en feestdagen van de Kerk te Bern, die nog te veel aan den Paapschen zuurdeesem herinnerden, was Calvijn allerminst ingenomen. Maar trots dete^bezwaren, die Calvijn ook openhartig genoeg heeft uitgesproken, heeft hij dezeZwitserscheKerkennooitvoorvalsche Kerken verklaard, maar steeds den band der gemeenschap met haar onderhouden. Van de zijde der Zwitsersche Kerken maakte men dit zeker niet altoos gemakkelijk; vooral de Overheid te Bern was Calvijn weinig gunstig gezind en heeft zelfs aan hare onderdanen verboden, bij Calvijn te Geneve het Avondmaal te gebruiken, maar Calvijn heeft zich zelfs daardoor niet laten verleiden om den band met de Kerk te Bern te verbreken. Bij elke gewichtige kerkelijke aangelegenheid zorgde Calvijn, dat de Kerk te Geneve het advies vroeg van de andere Zwitsersche Kerken om in gemeen overleg te kunnen handelen. Met Bullinger stond hij zijn leven lang in de drukste correspondentie en raadpleegde hem in alle - dingen. En het was de blijdste dag in Calvijn's leven, toen hel tiem gelukte met Bullinger in de Avondmaalsleer tot overeenstemming te komen erf ook de andere Zwitsersche Kerken voor dezen Consensus Figurinus te winnen.

Niet anders heeft Calvijn"gestaan tegenover de Kerk van Engeland, toen deze na den dood van Hendrik VIII tot reformatie begon te komen onder de leiding van Cramner, den aartsbisschop van Canterbury. Ook in deze Kerk was zeker niet alles ingericht, zooals Calvijn meende, dat het naar Gods Woord moest. De episcopale hiërarchie en de vele ceremoniën bij den eeredienst waren niet naar het hart van Calvijn, en in zijn brieven aan Koning Eduard en aan den Aartsbisschop heeft Calvijn dan ook telkens gewezen op de gebreken, die de Kerk van Engeland nog aankleefden en op een krachtige doorzetting der reformatie aangedrongen. Maar uit deze brieven blijkt tegelijk, hoe Calvijn deze Kerk van Engeland toch voor een ware Christelijke Kerk hield, den band der eenigheid met haar wilde onderhouden en met alle kracht de mannen wilde steunen, die dit werk der reformatie ter hand hadden genomen.

En evenals Calvijn. dit gedaan heeft tegenover de Protestantsche Kerken in Duitschland, Zwitserland en Engeland, ook al waren, deze niet in zijn zin «Gerefor­ meerd", zoo heeft bij dit ook gedaan tegenover de kleine Kerken, die reeds vóór de Reformatie het juk der Pauselijke hiërarchie hadden afgeschud, de Waldenzen en de Bohemen. Ook in deze Kerken was lang niet. alles ingericht, zooalshetnaarCalvijn'sinzicht behoorde te zijn, maar Calvijn heeft geen oogenblik geaarzeld ze als ware Kerken te erkennen. Hoe heeft Calvijn zich niet het lot aangetrokken van de arme vervolgde Waldenzen en alles gedaan om hun te hulp te komen. En hoe heeft hij de afgevaardigden der Boheemsche broeders, toen deze te Geneve hem kwamen bezoeken, niet. met open armen öntvafngen. Met de geloofsbelijdenis, die deze broeders meebrachten, was Calvijn het niet op alle punten eens, vooral niet met hun opvatting van het Avondmaal. Maar het schrijven, dat hij aan deze afgevaardigden meegaf, en waarin hij deze bezwaren uiteenzette, begint met de woorden: , , wij getuigen in onderlinge overeenstemming, dat wij één Vader in den hemel hebben en dat wij onder Christus als Hoofd één lichaam vormen.. (Op. Calvini t. XVIII p. 129).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1918

De Heraut | 6 Pagina's

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1918

De Heraut | 6 Pagina's