Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

De Dortsche Synode heeft nog meer gedaan dan door haar samenstelling practisch te toonen, dat zij op het breede en katnolieke standpunt van Calvijn is blijven staan; zij heeft ook over het thans door Dr. Buizer ingediende gravamen tegen de Belijdenis reeds een uitspraak gedaan.

Zooals Dr. Buizer zelf in een tiaschrift erklaarde, is hij na de indiening van zijn ravamen tot de voor hem verrassende ntdekking gekomen, dat ook van dit ravamen het woord van den Prediker gold : r is niets nieuws onder de zon, aangezien eeds vóór hem door anderen dezelfde''bewaren tegen deze Artikelen vari onze elijdenis waren ingebracht.

Metterdaad heeft Dr. Buizer volkomen gelijk, dat zijn gravamen niet nieuw is. Het is zelfs veel ouder dan hij meent. Het werd reeds drie honderd jaar geleden op de Synode van Dordt ingediend.

En wel door de Remonstranten.

Slaat men toch de aanmerkingen op, die de Remonstranten op de Confessie hebben ingeleverd, toen het vraagstuk van de revisie der Geloofbelijdenis aan de orde kwam, dan vindt men bij Artikel XXVIII en XXIX dezelfde bedenkingen door-hen ingebracht als thans door Dr. Buizer. Natuurlijk zijn die bedenkingen niet in dien scherpen vorm gesteld, waarin Dr. Buizer dit deed. De Remonstranten waren uiterst voorzichtig; ze beweerden niet dat wat de Consessie leerde in strijd was met den geest van Christus; ze deden alleen vragen. Maar deze vragen-, hoe schijnbaar onschuldig ook geformuleerd, hadden geen ander doel, dan om dit stuk onzer Belijdenis in een hatelijk daglicht te stellen en daaruit dezelfde consequenties af te leiden die Dr. Buizer daaruit trok.

Zoo maakten de Remonstranten bij Artikel XXVIII, evenals Dr. Buizer, bezwaar tegen de uitdrukking, dat buiten deze Kerk geen zaligheid is. Zij vragen: waar in dit Artikel gesproken wordt over den plicht van ieder om zich bij de ware Kerk te voegen en in dit Artikel dus blijkbaar gehandeld wordt niet over de onzichtbare, maar over de zichtbare Kerk, hoe kan hier dan gezegd worden, dat buiten deze Kerk niemand zalig kan worden?

En evenzoo maken zij bezwaar tegen hetgeen in Artikel XXIX geleerd wordt aangaande de wafe en de valsche Kerk en de kenteekenen, waaraan beide te onderscheiden zijn, want zij vragen: of hier met de ware Kerk alleen bedoeld is een zoodanige Kerk, die geheel zuiver is en in allen deele zoo is ingericht als het behoort, en zoo ja, hoe dan te oordeelen is over de Zwitsersche Kerken, die geen kerkelijke tucht hebben, en evenzoo over de Luthersche Kerk, wier leer op sommige punten doof ons wordt afgekeurd en wier opvatting en wijze van bediening van het Avondmaal niet overeenkomt met hetgeen in onze Kerken geldt*? {Acta et scripta Syn. Dordr. Ministr. Rem. p."96 van de scripta historica). Blijkbaar wilden de Remonstranten dus, evenals Dr. Buizer, uit dit Artikel afleiden, dat de Gereformeerde Kerken zich zelf als de alleen ware Kerk beschouwden en alle andere Kerken, die in de - leer of de oefening der tucht van haar afweken, als valsche Kerken veroordeelden.

De Synode van Dordt heeft over deze > bedenkingen< niet zeer gunstig geoordeeld. Ze maakten blijkbaar op haar den indruk, dat de Remonstranten haar voor den gek wilden houden. De afgevaardigde der Zwitsersche Kerken noemde deze bedenkingen > lichtzinnig" en de Engelsche theologen waren nog scherper in hun oordeel, want zij vonden dat wat de Remonstranten hadden ingeleverd was : a poor impertinent stuff. De Synode vond het dan ook blijkbaar beneden hare waardigheid om op deze vragen nader in te gaan. Ze heeft alleen, na van deze bedenkingen kennis te hebben genomen, eenparig verklaard, dat in de Confessie der Nederlandsche Kerken niets gevonden werd dat met Gods Woord in strijd is. En de buitenlandsche Godgeleerden voegden daaraan de bede toe, dat de Nederlandsche Kerken deze belijdenis ongeschonden bewaren mochten fot de wederkomst-van Christus, 1)

Het gravamen van Dr. Buizer is dus niet alleen zeer oud, maar het is door de meest beroemde onzer Synodes reeds behandeld en als onjuist ter zijde gelegd. Er was, zoo verklaarde de Synode kort en bondig, niets in de Confessie wat in strijd was met Gods Woord, ook niet in Artikel XXVIII en Artikel XXIX onzer Confessie. Natuurlijk is daarmede niet bedoeld, dat de Confessie niet voor verbetering vatbaar was. De Synode zelf heeft een Confessie benoemd om den tekst onzer Confessie te herzien en te verbeteren; en deze Commissie heeft hij dien arbeid wel degelijk met g sommige opmerkingen van de Remonstranten rekening gehouden. Maar bij Artikel XXVIII en XXIX is dit niet geschied, omdat de Synode de opmerkingen door de Remonstranten bij deze Artikelen gemaakt, geheel ongegrond achtte.

Heeft de Synode van Dordt het dus beneden haar waardigheid geacht, om op deze bedenkingen der Remonstranten dieper in te gaan, omdat ze meende, dat het voor ieder wel duidelijk was, dat deze bedenkingen op louter misverstand en verkeerde uitlegging van onze Confessie berustten en geen ander doel hadden, dan door allerlei onjuiste gevolgtrekkingen de Confessie onzer Kerken in een hatelijk daglicht te stellen, toch zijn deze bedenkingen wel door een onzer Gereformeerde Theologen beantwoord geworden. Want toen Maresius zijn beroemde verklaring van onze Geloofselijdenis schreef, heeft hij deze bedenkinen wel degelijk onder de oogen gezien. ij begint met te zeggen: »De Remontranten willen ons door averechtsche operkingen op deze Artikelen, waarvan zij . e leer met alle kracht en ijver trachten oor te halen, bij de ooren trekken. Maar oewel in het algemeen geldt, dat een zot eer vragen kan doen dan tien wijzen eantwoorden kunnen, toch zijn de vragen, ie de Remonstranten hier stellen, niet an zooveel gewicht, of het zal gemakkelijk allen hen te beantwoorden." (Exegesis ymboli p. 419). En dan toont hij telkens an met een falsum est, d.w.z, ket is onaar, hoe hetgeen de Remonstranten uit eze Artikelen willen afleiden, nooit aldus oor onze Kerken is bedoeld. Hij doet it eerst bij Artikel XXVIII, waar hij verlaart in welken zin het bekende axioma at buiten de Kerk geen zaligheid is, hier ordt aangehaald, en verklaart dan dat dit in igenlijken zin ziet op de onzichtbare Kerk n slechts in afgeleiden zin op de zichtbare erk, in zooverre de zichtbare Kerk en de rediking van. het Woord dient om de onichtbare Kerk te vergaderen (p. 394). n evenzoo verklaarde hij bij Art. XXIX, at het onwaar is, dat hier onder de ware erk alleen zou te verstaan zijn de Kerk, ie geheel zuiver was en in alle deelen zoo ingericht als het behoorde, want dat van en beginne af alle Gereformeerden erkend hadden, dat onder de particuliere Kerken e eene meer, de andere minder zuiver as en dat ze deze Kerken' toch als wars erken hebben erkend ; en dat het daarom en geheel onjuiste gevolgtrekking van de emonstranten was, dat een Kerk om enig gebrek in de leer, de tucht, de orde f de ceremoniën niet door ons als een ware erk zou worden beschouwd, of door ons eleerd zou worden, dat in haar gemeenschap iemand de zaligheid kan verkrijgen (p. 420). n met verontwaardiging komt Maresius r dan tegen op, dat de Remonstranten uit dit artikel hadden afgeleid, dat onze erken de Zwitsersche Kerken, die geen kerkelijke tucht hadden, of de Luthersche Kerken voor valsche Kerken zouden houden. Wat de Zwitsersche Kerken betreft, toonde hij aan, dat al hebben deze Kerken geen kerkelijke tucht in eigenlijken zin, er toch wel degelijk tucht geoefend wordt door de Christelijke Overheid (p. 421). En al stemde hij toe, dat het vraagstuk moeilijker is bij de Luthersche Kerken, vooral omdat enkele Luthersche theologen zoo heftig tegen onze Gereformeerde Kerken optraden, toch merkt hij op, dat onze Kerken deswege nooit de Luthersche Kerk als zoodanig voor een valsche Kerk hebben verklaard, zooals wel daaruit bleek, dat de Gereformeerde Kerken in Duitschland, evenals Calvijn zelf dit gedaan had, de Augsburgsche Consessie onderteekend hebben. en steeds hebben erkend, dat de, Luthersche Kerk, zoowel ^ wat de hoofdwaarheden der religie betreft als wat de verwerping van de anti-christelijke macht van den Paus aangaat, met onze Kerken geheel eenstemmig dachten (p. 422, 423).

') Aangezien meermalen de voorstelling wordt gegeven, als zou de Dordtsche Synode bij haar revisie van de Confessie de Artikelen, die over de Kerk handelen, buiten bespreking hebben gesteld en dus het beroep op de uitspraak der Synode gedaan onjuist zou wezen, mag hier wel worden opgemerkt, dat deze voorstelling onjuist is. Toen de revisie der Confessie aan de orde kwam, zijn [ alleen Art. XXX-XXXII buiten geding gebleven, omdat deze handelen over de Regeering der Kerk en men daarover geen moeite wilde maken met de Engelsche theologen. Maar de daaraan voorafgaande artikelen Art. XXVU-XXlX die over de Kerk in 't algemeen handelen, zijn wel degelijk op de Synode voorgelezen, evenals de bedenkingen door de Remonstranten er tegen ingebracht, en de Synode heeft dexe artikelen opnieuw bekrachtigd.

Het historisch geding kan hiermede als gesloten worden beschouwd. Want al zou het ons niet moeilijk vallen, getuigenissen aan te halen van onze beste Theologen, van den edelen en irenisch-gezinden Junius af tot de Moor toe, die de achtbare rij onzer Theologen sluit, waaruit blijkt, dat zij nooit een andere opvatting van dit leerstuk onzer Kerk hebben gehad dan hierboven is weergegeven, we mogen niet ie veel van 't geduld onzer lezers vergen. Wat we aanhaalden was ook volkomen voldoende om te bewijzen dat het gravamen, door Dr. Buizer tegen onze Confessie ingediend, op een misvatting berust. Wat hij aan de Consessie toedicht, is nooit door onze Kerken bedoeld geweest.

Nu duide men deze misvatting aan Dr. Buizer niet te-euvel. Het is geen theoloog, maar een philoloog, en bewoog zich op een voor hem geheel vreemd terrein. Zelfs kan tot zijn verontschuldiging strekken, dat enkele gezaghebbende Theologen van onzen tijd door ietwat onvoorzichtige uitlatingen er toe meegewerkt hebben om hem op dit dwaalspoor te brengen. Alleen, laat Dr. Buizer zich nu niet verschuilen achter deze „Theologen". Wat Gomarus op de Dordtsche Synode aan den Engelschen Bisschop toevoegde, dat niet met autoriteiten, maat met argumenten gestreden moet worden, geldt ook hier. De vraag, wat onze Kerken met hare Confessie bedoeld hebben, kan niet beslist worden door een beroep op wat Theologen uit onzen tijd zeggen, maar door getuigenissen uit de historie alleen.

Dat we zoo uitvoerig die getuigenissen hebben meegedeeld, was echter niet alleen om Dr. Buizer te overtuigen van de ongegrondheid van zijn gravamen, maar vooral om de. smet af te wisschen, die door dezen aanval op het eereschild onzer Gereformeerde Kerken was geworpen. We hebben onze Gereformeerde Kerken van harte lief, zooals een kind zijn moeder liefheeft, en al zijn we .voor de gebreken van deze Kerken niet blind, 'toch mag daarom de blaam niet op haar blijven rusten, alsof zij zoo enghartig en bekrompen over dit vraagstuk hebben geoordeeld als Dr. Buizer dit voorstelde in zijn gravamen. Vooral wanneer men hetgeen onze Gereformeerde Kerken in dit opzicht geleerd hebben, vergelijkt met het dogma van de Roomsche Kerk en met de onverdraagzaamheid van de Luthersche theologen, dan is er veeleer reden om er trotsch op te wezen, dat onze Gereformeerde Kerken van Calvijn af een zooveel breeder, een zoo echt-katholiek standpunt hebben ingenomen.

Daarmede is natuurlijk niet gezegd, dat er ook in dit opzicht geen verdere ontwikkeling heeft plaats gegrepen. Wanneer zelfs een man als Voetaus nog oordeelt.

dat — om dit éene voorbeeld te noemen — de Kwakers een zoo door en door onchristelijke secte zqn, dat de Overheid goed ZOH doen hen te zwaard uit te roeien, dan voelt men in welk een geheel andere gedachten wereld wij leven. Niet alleen, dat we een geheel andere opvatting hebben van de taak der Overheid tegerover de kerken (wat niet Art XXIX, maar Art. XXXVl der Confessie raakt) maar ook wordt door ons het relatief-Christelijke dat in de andere Kerken nog is overgebleven, beter gewaardeerd. Niet het minst is dit daaraan te danken, dat de tegenstelling voor ons een geheel andere geworden is dan voor onze vaderen; voor hen ging de strijd tegen de valsche Kerk in den vorm van de Pauselijke hiërarchie, voor ons vooral tegen den geest van ongeloof en afval van het Christendom, Kwam dan ook een geheele revisie van de Confessie aan de orde, om deze meer in verband te brengen met de behoeften van onzen tijd, dan zouden we geen oogenbiik aarzelen om onze Kerken aan te raden ook voor deze Artikelen naar een meer juiste en meer volledige formuleering te zoeken, al was het alleen om een misverstand, zooals nu weer opkwam, af te snijden.

Maar dit is geheel wat anders dan zooals Dr. Buizer, onze Confessie openlijk te beschuldigen, dat zij tegen den geest van Christus ingaat, en leert, niet alleen dat de Gereformeerde Kerken de alleen ware Kerk is, maar ook dat buiten haar niemand zalig kan worden. Deze aanklacht is ten eenenmale onwaar en met de feiten in tegenspraak. Onze Gereformeerde Kerken hebben nooit beweerd, dat zij de alleen ware Kerk waren, want zij hebben niet alleen de andere Protestantsche Kerken, zooals de Luthersche en Episcopaalsche Kerk, voor ware Kerken erkend, maar zelfs in de Roomsche Kerk nog een overblijfsel van de Kerk van Christus gezien. En zij hebben nooit geoordeeld, dat wie buiten de Gereformeerde Kerken stond, niet zalig kon worden. Aan de Katholiciteit der Christelijke Kerk hebben ze steeds vastgehouden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's