Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo dan, m^ne geliefde broeders, zgt standvastig, onbewegelgk, altgd overvloedig zgnde in het werk des Heeren, als die weet, datnw arbeid niet gdel is in den Heere. i Cor. XV : 58.

Het slot van 1 Cor. XV is het Hallelujah van het overwiniungslied. Het gold in Jezus' verrgienis de triomf van het leven over den dood. EQ vandaar de jubeltoon: »D€ dood is verslondea tot overwinning 1", gevolgd door't lied van zegepraal : »Dood, " waar is uw prikkel ? Hel, waar is nw overwinniDg r" Ea daa de triompheerende uitroep: »M2ar Gode zij dank, die ons de overwinniBg geeè door cmzen Hsere Jezus Chiistus." Doch Merbg laat de apostel het niet EQj lerfde midden in de pa* opgloröide gemeente.

en kende daarom de gevaren, waaraan de gemeente nog altijd bloot stond; de geloofszwakheid, die haar nog altijd en op alle manier ontsierde j en hij doorzag en wist het, hoc 26 nog steeds noodig had, uit al zulke inzinking weer naar het waterpas van het heilige leven te wgrden opgetrokken.

Vandaar nu, dat de apostel het ook nu niet bij dien triompheerenden uitroep laat, doch aanstonds weer op de gemeente in haar daadwerkelijken toestand neerziet, en nu op den triomfzang het vermaan laat hooren: »Zoo dan", geliefde broeders, zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere!"

Zelfs schijnt ons dit bezielde woord te hoog gespannen. Wie toch de eerste kapittels van dezen Zendbrief met ernst en met aandacht herleest, ontvangt zoo jammerlijken indruk van de ongeregeldheden, die nog altoos in de gemeente te Corinthe voortwoekerden, dat hij nauwelijks verstaat, hoe de apostel het aandorst in zoo hooge waardeering de gemeente het apostolisch vermaan te doen hooren.

Neemt ge toch het slot van 1 Cor. Xy op zichzelf, dat sgeliefde broeders" en dat sZijt standvastig, onbewegelijk, en altijd overvloedig", en dat heerlijke slotwoord »als die weet dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere", dan zoudt ge onwillekeurig onder den indruk geraken, als ware deze kerk van Corinthe een ideale Christelijke gerrieentc, en alsof van inzmking en teleurstelling bij deze pas gestichte kerk geen sprake ware geweest.

Blijkbaar spreekt dan ook de apostel niet de Gemeente in haar vollen omvang toe, maar richt hij zich nauwer en inniger tot haar geestèhjke kern. Aan die kern sluit hij zich aan. Dat beste deel der gemeente poogt hij geestelijk vast te zetten, om door die kern al meer de geheele gemeente te bezielen.. Ja, wat nog sterker spreekt, hij spreekt dat meest geestelijke gedeelte der gemeente toe, alsof het steeds op dit hooge standpunt te vinden ware, maar hij neemt ze in 't verband met Jezus opstanding. Van die Opstanding heeft hij, in wat hij vooraf schreef, gehandeld. Hij heeft de_ Gemeente naar die Verrijzenis van den Christus »ls opgeroepen. Hq voelt, hoe na de lezing van dit heerlijk kapittel de geloovige Gemeente zich in haar verrezen Heiland rijk moest gevoelen, en nu is 't de strekking van dit woord, om de Gemeente nogmaals in die Opstanding van haar Heiland te , doen inleven, en aan die Verrijzenis de bezieling te ontleenen, waaraan ze tegenover de verzoeking der wereld zoo telkens opnieuw behoefte had.

De Gemeente in die dagen miste nog geheel al wat ons zoo rijk maakt. Ze had nog geen historie die van een godvruchtig vefleden getuigde. Ze bezat nog geen lectuur van breeden omvang, gelijk , die ons leven vtrrijkt. Ze.had nog de vormen en uitdrukkingen niet gevonden, die sinds in den loop der eeuwen uitdrukking gaven aan wat in 't hart der Gemeente omgaat. Heel het Christelijk leven, heel de geloofsuitdrukking, geheel de vorm van de Christelijke existentie was haar nog geheel nieuw en daardoor vreemd. Men was opgevoed en opgegroeid in de vormen van 't Heidensche leven, en werd dientengevolge nog gedurig door die oude vormen, waaraan men van-der jeugd af gewend was, van het hooger leven afgetrokken. Geheel het Christelijk geloofsbewustzijn geraakte telkens weer in botsing met de aloude levensopvatting, die van jongs af aller deel was geweest.

Juist echtesi, bij het Pascha, sterker dan ooit juist als de Goede Vrijdag weer voorbij was en het feest der Verrijzenis intrad, sprak opnieuw de tegenstelling met het oude leven op zoo verrassende wijze met jubelende kracht in aller hart. En thans nu is 't, dat de apostel, na den jubel van Jezus Verrijzenis weer op hoogen toon te hebben ingezet, de Gemeente in een stemming voor zich ziet treden, die de geestelijke ontvankelijkheid met zich brengt, en ze nu bekwaamt en in staat stelt, om opnieuw en in versterkte mate de rijke gedachte der Verrijzenis in zich op te nemen.

Nu is voor een oogenblik alle geestelijke zwakheid in de Gemeente vergeten, en nu mag de heilige oproeping weerklank bij haar vinden: »Zijt standvastig en onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Hfeeren. Immers ge weet dat uw arbeid niet ijdel zal zijn», omdat het een arbeid is dien ge verricht in de zalige gemeenschap, en onder de bezieling van uw Heere en Heiland.

Ditzelfde nu gaat ook thans nog door. Maak er u zelf geen illusie over. De geheiligde stemming van de lijdensweken, van den Goeden Vrydag en van het Pascha houdt ook bij orts niet aldoor aan. Enkelen zijn er, aan wie het geluk is beschoren, dat ze zóó weinig worden afgetrokken, dat ze feitelijk heel 't jaar door in 't heilige verkeeren, steeds in de stichtelijke lectuur zich verdiepen kunnen, in de Schrift telken dage dieper indringen, en met al hun gedachten saam steeds om 't Kruis van Golgotha als het middenpunt van hun overdenkingen verkeeren. Maar verheel 't u niet, dat zijn uitzonderingen. Dit geldt alleen van die enkele stillen in den lande, die weinig naar buiten hebben uit te gaan en niet door hun arbeid en levensbemoeienis eiken morgen de wereld worden ingetrokken. En toch, juist deze laatsten zijn verreweg de meerderheid in aantal. En dit is oorzaak, dat ze zoo gedurig afdolen met hun gedachten en niet dan enkele oogenblikken telken dage zich weer tot hun Heiland wenden kunnen.

Maar juist voor die breede massa heeft dan ook 't lijden, sterven en verrijzen van haar Heiland zoo hooge beteekenis. In die lijdensweken, op den Goeden Vrijdag en op dit Pascha doorleven ze exceptioneele weken en dagen. Ze worden dan op geheel bijzondere wijze bij de heiligheden bepaald. Vanzelf en ongemerkt voelen ze zich dan nu van de wereldsche afleidingen afgetrokken* Het heilige boeit hen dan weer en spreekt hun weer toe. En dit nu moedigt de apostel aan.

Hij wil, dat de Gemeente juist door het telken jare intreden=-van die heilige dagen, telkens opnieuw den doop van het heilige ondergaat; hierdoor in verhoogde stemming geraken zal; en in die verhoogde stemming weer haar roeping tot zich voelen zal komenj om de zaak haars Heeren te bevorderen.

Moge 't zoo ook ditmaal in ons midden hier te lande zijn.

Er is zoo veel aangrijpends in wat ons door den onverklaarbaren oorlog in telkens banger . vorm door de ziel ruischt, dat we vanzelf geneigd zijn, dieper indruk in ons gevoel te laten werken. We zijn door deze bange gewaarwording ontvankelijker voor diepe zielsindrukken, dan-lve dit gemeenlijk waren. Er mag daarom gehoopt, ja, vertrouwd, dat ook het Kruis en het Pascha ditmaal op velen onzer een dieper en een duur­ zamer indruk zal achter laten, dan zulks in de jaren van vrede het geval was. ^

We zijn ontvankeUjker dan we voorheen waren. Onze ziel ontsluit zich meer, dan zulks anders wel het geval was. Ook zijn de indrukken die we ontvingen, - duurzamer. Ze houden langer aan. Moge 't nu zijn, dat ook gij, en met u uw huis, ook thans van het Kruis meer gevoeld en verstaan hebbc, dan anders wel. Hebt ge er in mee geleefd met volle overgave van u zelf? Heeft, wat ge doorleefdet in de wereld, u tot hooger werkzaamheid geprikkeld, en heeft de herinnering aan Golgotha en Pascha u vanzelf verlokt om ook in den arbeid der barmhartigheid, in 't belijden der zonde, en in 't aanmoedigen van stille Godsvrucht overvloediger te zijn, dan mag afgebeden en vertrouwd, dat ook de nawerking van 't Pascha ditmaal overvloediger en duurzamer zal zijn, en dat 't juist zal worden, wat de apostel hier aan de Kerk van Christus te Corinthe toébad, dat de heilige indruk di^ men ontving, ditmaal meer stand mocht houden, en dat dit blijken mocht in meer standvastigheid, inonbewegelijker trouw, en in een altijd overvloedig zijn in 't werk (ies Heeren. ' Alzoo verhoogd geestesleven in heel den geloovigen kring, en zulks in de stellige verwachting en in dï bhjde wetenschap, dat deze overgave aan de zaak des Heeren ons innerlijk gelukkiger zal maken en verrijken, want dat immers alle arbeid die uit het geloof opkwam, niet ijdel zou zijn in den Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's