Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een onjuiste bepaling.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een onjuiste bepaling.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men klaagt er ons over, dat in sommige actes van benoeming van onze Christelijke onderwijzers de bepaling is opgenomen, dat zij voor het geven van onderwijs of het bekleeden van kerkelijke ambten of bedieningen de toestemming van Jiet bestuur behoeven.

Metterdaad komt deze bepaling voor in een modelacte van benoeming, die door een particulieren drukker op eigen gezag is uitgegeven', en die, naar het schijnt, door verschillende schoolbesturen wordt gebruikt bij de aanstelling d^r onderwijzers.

In het model, door den Schoolraad uitgegeven, komt deze bepaling echter niet voor. De desbetreffende bepaling luidt hier aldus:3e. »dat hij (of zij) geen handel mag drijven of geen beroep of nering mag uitoefenen, behalve het geven van onderwijs, en ook geene niet-kerkelijke betrekking of bediening mag waarnemen, of gedoogen, dat te zijnen (of haren) huize handel of nering gedreven of eenig beroep door de leden van zijn (haar) gezin, behalve het geven van onderwijs, wordt uitgeoefend, zonder toestemming van het Bestuur en van Gedeputeerde Staten.* De omineuse bepa-. ling, dat tot het bekleeden van kerkelijke ambten of bedieningen de toestemming van het Bestuur vereischt wordt, wordt hier dus niet gevonden. Alleen voor het bekleeden van niet-kerkelijke ambten wordt de toestemming van het Bestuur als voorwaarde gesteld. j

Naar het ons " voorkomt zullen onze Christelijke Schoolbesturen wijs doen met zich te houden aan het model van den Schoolraad, dat alleen op officieus gezag aanspraak kan maken, en niet gebruik te maken van een concept, dat door een particulieren drukker is opgesteld.

Want al laten we de vraag in het midden, of het op zich zelf gewenscht is, dat onze onderwijzers in den Kerkeraad worden opgenomen ; waartegen vooral op kleinere plaatsen zeker wel bedenkingen zijn in te brengen ; toch gaat het niet aan, wanneer een Kerkeraad' meent een onderwijzer tot ouderling of diaken te moeten benoemen, dat dan de aanvaarding van dit ambt afhankelijk wordt gesteld van de toestemming van het Bestuur. Het ambt van ouderling of diaken is in onze Kerken zeker niet een ambt, dat zooveel tijd in beslag neemt, dat daardoor aan de belangen der school wezenlijke schade zou kunnen worden toegebracht. H^t wordt dan ook waargenomen door tal van personen, die hetzij door winkelnering of bedrijf, hetzij door een maatschappelijk betrekking hun brood moeten verdienen. En indien dit zonder schade voor hun maatschappelijke betrekking door deze personen verricht kan worden, dan is er geen reden, waarom hier alleen een uitzondering voor de onderwijzers zou moeten worden gemaakt. De band die door deze bepaling hun aangelegd wordt, is metterdaad te drukkend. Blijkt het, dat het waarnemen van dit kerkelijk ambt metterdaad te veel van hen vergt en de school daardoor schade lijdt, dan kunnen de schoolbesturen den onderwijzer daarop wijzen en bij hem er op aandringen-dit ambt niet meer te vervullen. Maar dit is geheel iets anders dan de bepaling, dat zulk een ambt niet aanvaard mag worden zonder de toestemming van het Bestuur.

Eenigszins anders staat de zaak, wanneer men te doen heeft met scholen, die een gemengd karakter dragen, omdat Hervormden en Gereformeerden gemeenschappelijk deze school in stand houden. Wanneer dan' de onderwijzer bijv. tot ouderling in de Gereformeerde Kerk benoemd werd, zou dit licht de kerkelijke tegenstelling te sterk kunnen nuanceeren. Maar al begrijpen we, dat in zulke gevallen het Bestuur liever niet heeft, dat de onderwijzers in een kerkelijk ambt optreden, toch meenen we, dat ook in dergelijke gevallen zulk een bepaling geen aanbevelibg verdient. Vooreerst is het op zich zelf reeds bedenkelijk, dat een Gereformeerd onderwijzer voofr de aanvaarding van een roeping tot het kerkelijk ambt afhankelijk wordt gemaakt van een Bestuur, dat een gemengd karakter draagt.

En in de tweede plaats kan dit bezwaar gemakkelijk worden weggenomen, wanneer men aan de onderwijzers, van beide Kerken dezelfde rechten geeft. Wanneer de Hervormde Kerk een onderwijzer tot ouderling of diaken wil benoemen, zal dit in onze kringen geen aanstoot geven. Maar dan hebben ook omgekeerd de Hervormden het te dragen, wanneer een onderwijzer tot ouderling of diaken in de Gereformeerde Kerk wordt aangesteld. Het: gelijke monniken gelijke kappen behoort ook hier als regel te gelden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Een onjuiste bepaling.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's