Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kiesrecht der vrouw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kiesrecht der vrouw.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

We verblijden ons, dat nu de vraag aan de orde kwam, of aan de vrouw het kiesrecht in de gemeente behoort geschonken te worden of niet, volmondig ons wordt toegestemd, dat de vrouw volgens de Schrift aan • geen daad van de regeering in de getneente mag deelnemen. Alleen, zoo merkte men op, is het deelnemen aan de verkiezing geen oefenen van een regeermacht. De verkiezjpg van ^ de ambtsdragers door de gemeenteleden is niet anders dan een aanbevelen van geschikte personen voor het ambt-aah den Kerkeraad. Want de Kerkeraad alleen benoenit en stelt in het ambt. Bovendien komt, zoo zegt men, naar het Gereformeerde Kerkrecht de regeermacht alleen aan den Kerkeraad, maar niet aan de gemeenteleden toe. Was de verkiezing der ambtsdragers een oefening van regeermacht, dan zouden de mannen, die niet in het ambt stonden, evenmin als de vrouwen mogen stemmen.

Gelijk we reeds vroeger opmerkten, schijnt deze opvatting ons niet overeen te komen met wat in onze Kerkenorde staat.. Er is hier toch geen sprake van, dat de gemeenteleden een aanbeveling aan den Kerkeraad mo^en doen, maar dat de Kerkeraad aan de gemeenteleden een dubbelgetal zal voorstellen, om het halve deel daarvan te verkiezen.

En dat deze opvatting ook weinig overeenkomt met wat onze grootmeester in het Kerkrecht, Voetius, geleerd heeft, is duidelijk. Voetius denkt er niet aan de regeermacht alleen aan den Kerkeraad toe te kennen en de gemeenteleden hiervan buiten te sluiten, m^ar maakt scherp onderscheid tusschen de algemeene regeermacht, (potestas regiminis) die aan de gemeente als geheel toekomt, en de bijzondere re^ermacht, die alleen aan de ambtsdragers is geschonken. Tot deze algemeene regeermacht behoort nu volgens Voetius met name de verkiezing der ambtsdragers. En juist op dien grond nu, dat de vrouwen de regeermacht naar Gods Woord niet mogen uitoefenen, ontkent Voetius, dat/de vrouwen aan de verkiezing der ambtsdragers mogen deelnemen. Hij stelt eerst de vraag: f en zoo ja, in hbeverre de zichtbare en georganiseerde Kerk mede gevormd wordt door de vrouwen ? en antwoordt daarop: n mindere mate en met zekere beperking. Want gelijk zij, zoo goed als de mannen, de onzichtbare Kerk door een waSr geloof saamstellen, zoo stellen zij ook evenzeer de zichtbare Kerk saam, wat betreft de gemeenschappelijke verbintenis, beloften, enz. Maar wat den organischen - staat en de organische volkomenheid der Kerk aangaat, stellen de vrouwen haar niet in* dier voege saam, dat bij haar ook zou berusten de macht van bestuur en rechtspraak, wat betreft de uitvoering, hetzij de gemeenschappelijke uitvoering door het stemmen en het openlijk uitbrengen van oordeelvellingen (waarbij Voetius verwijst naar Hand. 14 : 23, Il Cor. 8 : 19 en I Cor. S : 4, waaruit blijkt, dat hij hiermede bedoelt het verkiezen der ambtsdrager^' onverschillig of dit door een persoonlijk afvragen der stem, door het opsteken der handen of door een luiden toeroep plaats heeft; hetzij de bijzondere - uitvoering, welke alleen aan de dienaren en aan den kerkeraad toekomt, niet aan de gemeenteleden, en wel omdat de vrouwen niet tot herders, leeraars of ouderlingen kunnen verkozen worden. Het*bewijs hiervoor vinden zoowel in de Apostolische practijk als in uitdrukkelijke voorschriften I Cor. 14 : 34 en 35; I Tim. 2':11 en 12. (Pol. Eccl. Pars I, p. 33.)

Heel het betoog van Voetius, dat de vrouw aan de verkiezing noch passief noch actief mag deelnemen, grondt zich dus daarop, dat beide een daad van bestuur is. Niet alleen het gekozen worden in het ambt, maar ook het verkiezen tot het ambt. En deze verkiezing tot het ambt rekent hij tot deze regeermacht, die aan de geloovigen .gemeenschappelijk is, in onderscheiding van de bijzondere, die alleen aan de ambtsdragers toekomt.

Zoo doemt achter dit vraagstuk van het vrouwenkiesrecht een veel dieper gaand vraagstuk op. Een vraagstuk, dat de geheele opvatting van ons Gereformeerd Kerkrecht raakt. Is het toch juist, dat ÓL^potestas regiminis, de regeermacht, alleen en uitsluitend aan den kerkeraad toekomt, dan is daarmede een der grondzuilen, waarop, volgens Voetius, ons Gereformeerd Kerkrecht rust, prijsgegeven.

We gelooven niet, dat dit zoo bedoeld is. Maar dan zij men ook voorzichtig met een argument, dat tot zoo ver strekkende gevolgen leidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Het kiesrecht der vrouw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's