Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onder de weinige neutrale landen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder de weinige neutrale landen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 3 Mei 1918.

Onder de weinige neutrale landen is er wel geen, waarvan de positie zoo moeilijk en zoo gevaarlijk is als van ons land. Terwijl de drie Skandinavische rijken in het Noorden evenals Spanje in het Zuiden op de uiterste grenzen van Europa liggen, betrekkelijk ver van het gevechtsterrein, deelt Nederland met Zwitserland het weinig benijdenswaardige lot, dat we als "^t ware midden tusschende oorlogvóerendeMogendheden liggen" ingeschoven en daarom elk ©ogenblik gevaar loopen, dat de eene of de andere groep dezer Mogendheden ons dwingen wil 'onze neutraliteit prijs te geven. "Zelfs is de positie van Nederland in dit opzicht nog gevaarvoller dan van Zwitserland, niet alleen omdat ons land door zijne rijke koloniën en groote koopvaardijvloot veel begeerlijker bezit voor een groote Mogendheid is dan het betrekkelijk arme en van de zee geheel afgesloten Zwitserland, maar ook omdat uit strategisch oogpunt het bezit van ons land van-veel grooter beteekenis zou wezen, zoowel voor Engeland om het Duitsche leger in den rug te kunnen aanvallen, als voor Duitschland om van onze havens uit Engeland te kunnen bestoken. Terwijl de buitenlandsche pers zich dan ook weinig met Zwitserland bezighoudt, en zoover ze over dit land zich uitlaat, het meest op weiwillenden toon doet, ja het Zwitsersche volk z^lfs gaarne prijst om de strikte onzijdigheid, die zijn Regeering in acht nam, pm de goede diensten, die het in menig opzicht aan beide oorlogvoerende partijen bewezen heeft en vooral om de gastvrijheid aan de geïnterneerde soldaten betoond, — heeft diezelfde buitenlandsche pers voor ons Nedcrlandsche volk weipig anders dan afkeuring en verdachtmaking overgehad. Niettegenstaande Nederland veel grooter leger op de been had te houden en veel zwaarder oorlogsschuld had te dragen dan Zwitserland, om zijn onzijdigheid te handhaven, en niettegenstaande ons volk niet enkele duizendtallen geïnterneerden, maar heel den stroom der Belgische vluchtelingen gastvrij ontving, zonder daarvoor ook maar eenige schadevergoeding te willen ontvangen, was de dank, dien we daarvoor ontvingen, al zeer luttel. Hoe lang hield de leugen niet aan, dat we, toen Duitschland in België inviel, onze grenzen voor het Duitsche leger geopend hadden; hoe bitter werd het ons niet kwalijk genomen, dat we, toen we nog overvloed hadden, niet mee wilden doen aan de uithongeringspolitiek van Engeland en eerlijken handel ook met Duitschland bleven drijven; hoe werden we zelfs in Amerika, waarop we^ons vertrouwen hadden ge*steld, niet over den hekel gehaald, omdat we, in plaats van aan de zijde der voorvechters voor het »recht Sn de vrijheid der kleine natiën* mee op te trekken, als Ruben./verkozen > tusschen de stallingen te blijven zitten, om te hooren naar de blatingen der kudde*. En al mocht de Duitsche pers het , niet zoo gortig maken in haar oordeel over Nederland, als de Fransche, Engelsche en Amerikaansche pers, toch was ook^ bij deze pers meer klacht dan waardeering te vinden voor de wijze, waarop ons Nederlandsche volk voor het recht om zijn eigen weg te^ gaan, opkwam. '

Het mag daarom wel een wonder heeten, dat Nederland tot dusverre, nog aan het gevaar ontkwam om tegen wil en dank in den oorlog te worden meegesleept. Hoe dikwijls - dat gevaar reeds gedreigd heeft, en hoe weinig het soms gescheeld had, of al de ellende van den krijg zou ook over ons land gekomen zijn, weet wellicht de Regecring alleen. Maar iij de laatste maanden nam dit gevaar toch een veel ernstiger karakter aan, en in de week, die achter ons ligt, scheen het zelfs een oogenblik, alsof de onweersbui, die reeds zoo lang dreigde, losbreken zou. De ruwe gewelddaad der Ententemogendheden, die op onze koopvaardijschepen beslag legden om ze 'voor hun eigen belang te gebruiken, was een zoo krenkende aantasting van ons recht, dat een kreet van verontwaardiging in heel ons land opging. We voelden den smaad, daarmede ons aangedaan, te dieper, omdat wanneer we niet een kleine, machtelooze natie waren geweest, maar een root en sterk volk met een talrijk leger n een strijdvaardige oorlogsvloot, noch ngeland noch Amerika het gewaagd zouden z i o r o z b v g h g d o b o r t n e z h z D z z o t b v d v l w d a h t W w d d s w hebben tegen onzen wil over onze schepen te beschikken.

En alsof de maat der rampen daarmede nog niet volgeraeten was, kwamen nu, eerst geheimzinnige aanduidingen in de Pers, daarna de openlijke verklaring van den Minister van Buitenlandsche Zaken, dat ons nieuwe 'moeilijkheden dreigden, ditmaal van onzen Ooster-buurman, die meende dat we onze neutraliteit te zeer ten bate van de Entente-Mogendheden hadden prijs gegeven en daarom eischen stelde, waardoor de toestand zeer ernstig geworden was. En al is er sindsdien eenige ontspanning gekomen, zoodat er hope is, dat het geschil niet tot een conflict za} worden verscherpt, toch heeft ons volk zeer bange oogenblikken doorleefd en was het alsof we reeds aan den rand van den afgrond waren gekomen, waarbij we geen andere keuze zouden hebben, dan den sprong in de diepte te wagen.

Wat de naaste toekomst voor ons land en volk brengen zal, weten, we niet. Of het doel van de oorlogvoerende Mogendheden is, ook Nederland te dwingen partij te kiezen en daarmede over ons volk, dat niet anders dan den vrede begeerd "heeift, al de ellende van den oorlog te brengen, is een vraag, die wij niet beantwoorden kunnen. Voor on*" volk zou oc^rlog met welke van beide 'groepen der oorlogvoerende Mogendheden dan ook een der ergste rampen wezen. In'zijn sympathieën voor de oorlogvoerende Mogendheden is ons volk verdeeld en hfet zou evenmin als geheel met bezieling vóór Duitschland tegen Engeland, als vóór Engeland tegen Duitschland te velde trekken. Van een heilige, geestdrift als waarmede onze vaderen tachtig jaar den strijd volhielden om vrijheid van godsdienst en geweten te handhaven ^tegenover een tyrannieken despoot, zou geen sprak« wezen, want noch Engeland noch Duitschland is het in dezen strijd om de religie te doen. Zelfs de bezieling, waarmede Italië, Servië en Rumenië ten oorlog trokken om hun land uit te breiden en wat stamverwant is bij hun volk te voegen, '.ou bij ons ontbreken, wijl Nederland naar geen uitbreiding zijner grenzen haakt en volkomen tevreden is met de erve ons geschonken. Het zou een oorlog wezen, die noodgedrongen ons werd opgelegd en waarbij we vooruit zouden weten, dat, hoe de afloop ook wezen mocht, niet alleen het bloed onzer zonen zou vloeien, rouw over tal van gezinnen zou gebracht worden, onze dorpen en steden verwoest zouden worden, maar we oolr óf onze nationale afhankelijkheid óf het bezit onzer koloniën zouden verliezen.

Zorgeloos ga daarom niemand de toekomst tegen, ook al zal voor ditmaal, naar we hopen en bidden]' de onweersbui weer afdrijven zonder dat de felle bliksemschicht insloeg in ons huis. De toestand is ernstig en zal in de toekomst ernstig blijven. Niet allee.".^ cTmdg.t bij hwt voortduren van den oorlog de nood aan levensmiddelen nog veel dineer dan thans zal nijpen gaan en de honger ons knagen zal in het ingewand, maar omdat telkens nieuwe spanningen zullen voorkomen, die plotseling tot een gewelddadige exploisie kunnen leiden, waarbij geen beleid onzer Regeering ons meer redden kan. Wie daarmede niet rekent in zijn eigen leven, in hét leven van zijn gezin, ook in zijn leven voor God, zou toonen den ernst der' tijden niet te verstaan. Maar bovenal drijve de ernstige toestand, waarin we verkeeren, ons volk uit tot gebed tot dien God, die allen ons volk bewaren en redden kan. Wat de Psalmdichter van Israëlong:

Schoon de Mogendheden Snoode ontwerpen smeden, God belacht hun raad, —

is nog waar. De vraag is niet, wat deze f gene Mogendheid tegen ons land beaadslaagt, maar wat God de Heere over ns volk besloten heeft. Zijn raad alleen al bestaan. In een der hachlijkste oogenlikken van ons. volksbestaan, toen alles erloren scheen, heeft, onze Prins Willem eantwoord^ op de vraag: op wiens hulp ij nog rekende, dat hij een verbond had esloten met den machtigsten Potentaat er potentatsH. Indien dat verbond door n, s volk gehandhaafd wordt, zal het niet eschaamd uitkomen, wE^t de toekomst ons ok brengen moge.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Onder de weinige neutrale landen

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's