Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCLXXXVI.

ACHTSTE REEKS,

XXXI.

En de vrouw, die gg gezien hebt, is de groote stad, dieiiet tejmnfcrfk heeft over dekonin- ^n der aarde.- Opesb. XVn : 18.

In verband met wat voorafging, levert het tweede deel van Openbaringen X\^I, hoe ingewikkeld en beeldsprakig zijn inhoud dan ook zgn moge, toch geen onoverkomelgke - moeilijkheid voor de uitlegging op. Allereerst komt 't er maar op aan, dat men het karakter van deze profetie niet ; ontreddere, door het voor te stellen, alsof hier een nieuwe Godspraak intrad, die een nieuwe reeks aan de reeks van de Phiolen toevoegde. Reeds wezen we er op, hoe dit afgesneden werd door dp betuiging, dat het één uit de Pfaioten-herauten is, & ft hier aan 't woord kom.t. Het eerste •j'ffs betuigt het zoo uitdruk selijk, dat hier /Oor twijfel geen plaats bLjfe. Zóó ioch staat er niet terloops, maar als ter inleiding van het geheele apocalyptisch gezicht: > Een uit %_ zeven engelen, die de zeven Phiolenhai"^ », naderde en sprak tot mij: > Kom herw^rts en ik zal u toonen het oordeel der groote hoer die daar zit op de vele irateren." Hier blijft dHis niets onduideiij'-s over. We zijn nog onder de bekoring van het Phiolen-visioen, en het is de werking van dit visioen die ons nader getoond wordt. Ook de beduldenis van de vrouw Iaat hier niets raadseiachtigs over. De groote wateren, waarvan hier gewag wordt gemaakt, z^n-de heidenwereld, d.i. het is de verzameling der vele volken en natiën, die nog tot het einde hun voortbestaan zullen rekken; die juist met het einde dat nadert, hun macht zuilen zien toenemen, en alsnu tegen God Almachtig zullen ingaan. & komt nu de groote scheiding. De geloovigen trekken zich op e^n terrein terug, en worden door de overige bevolking der aarde, als men zoo wil, in den hoek gedrongen. Zij zelvea daarentegen maken zich meester van al wat deze wereld aan brutale uitwendige macht vertegenwoordigt. Van daar eerst een hooge spanning. Die spanning slaat in principieele vervreemding over, en ai spoedig is het resultaat, dat de wereldsche macht op geheel het aardrgk beslag legt, de oprecht gelooTigen terugdringt en tot afzondering noodzaakt. Er is niet maar nog schifting, maar allengs volstrekte scheiding. De ontferming Gods trekt zich terug. De eindbeslissing doet het oordeel naderen. En zoo is de uitkomst tweeërlei, ten eerste dat de geloovigen een geheel geïsoleerde positie gaan innemen, en voorts, dat in de wereldsche macht demacht van het Beest, gelijk het heet, weer opleeft. In dit alles ligt alzoo niets onduidelgks, mits men - nu bij het Beest maar niet denkt aan een ondier, maar aan een geest des menschen, die afgelegd heeft al wat het menschenkind veredelt en geestelijkt verheft, en ten slotte niets meer in zich heeft dan wat den mensch met het dier op één Hja stelt.

Hierfaq komt dan in de tweede plaats, dat de verhouding tusschen het heilige en het faooze in het leven op aarde een radicale wijziging heeft ondergaan. Men Van dit uit meer dan één oogpunt toelichten. Het sterkst echter springt de radicale ommekeer in het oog, zoo men uitgaat van de volstrekte omfceering die intrad in de verhouding tusschen den Satan en è.^ss. wereld. Rekent men van het groote Pinksterwonder af, dan was aan Satan door het Kruis van Golgotha zgn befaeerschende macht over dit aardrijk, nog wel niet geheel ontnomen, maar toch zoo er door ingeperkt, dat de Kerk van Christus straks kon doordringen, zich kon uitzetten, en zelfs onder de vol-I^erea tot zekere heerschappij kon komen, om de demonische invloeden wel niet op de enkele personen, maar dan toch op-, het geheele samenstel der volkeren te breken. Het is de Gemeene Gratie vooral, die hierin voor lange eeuwen •een zoe heerlijke uitkomst ga.f. Met aUeen toch, dat hierdoor het overwicht van het demonische voor lange eeuwen gebroken werd, maar onder de Heidensche volken vertoonde zich almeer een historische voortgang, die aan dit Heidensche leven zSn ergerüjkheid althans ten deele ontnam, ea een dragelijken toestand deed intreden. De uitwendige macht over de wereld was nu overi^gaan op de Christenvolken. Deze Christenvolken hadden zich rgfc in beschaving en in edeler zin kunnen ontwikkelen, en wat vooral meetelde, ze geraakten als van zelf in J h z v n s o w j d h a h w n d t m s e t i d h e n c onderling verband. De Christenheid was de eerenaam, die nu niet meer enkel voor de Kerken, maar ook voor het uitwendig leven der volken gold. Vooral de afval van de jMohamedanen en de daaruit geboces Kruistochten hadden aan de C'"iri; ten¥c? ""i r^> op politiek gebied een groote saamhoorigheid gegeven, die de oorlogsheerschappij zooal niet weerde, dan toch inkromp en vecachtte. En het was hierdoor dat een toestand was geboren, die de Heidensche volken allengs zoo meöf inbond, hen de heerschappij der Christenvolken erkennen deed, en de gemeenschap van deze gekerstende volken ten leste is& & . uitkomen als de wezenlijke en eigenlijke menschenwereid, met wie zoo goed als eeniglijk voor fhet wereldgeheel te rekenen viel. _ Het overige duurde wel nog voort, en bleef 'in stands .doch 't was minbeduidcnd en mindersoortig geworden, en Satan kon er zich niet meer van bedienen, om de demonische macht opnieuw te doen opleven.

Nu wordt er in de Apocaltpse met nadruk op gewezen, dat de demonische macht die voorheen de Heidenwereld in staat stelde, om over de geloovigen in Israel te heerschen, thans haar overmacht kwijt was, doch ze vroeger bezeten had, en dat ze nog wel op kleine schaal voortduurde, doch zonder veel beteekenis. Hieruit mocht echter niet worden afgeleid dat deze macht voorgoed geknakt en ten onder gebracht was. Integendeel, de engel met de Phiolen wees er met nadruk op, dat dit Beest, zoo toch noemt hg deze Satanische macht, wei na eerst een tijd geheerscht te hebben, verzwakt en bijna teniet gedaan was geweest, maar dat dit Beest toch nimmer had opgehouden te bestaan, alleen maar meer op den achtergrond. Zoo zen 't echter niet blgven. Eer integendeel zou dit Beest straks met alleen zgn aloude macht terug erlangen, maar zelfs, bg vroeger vergeleken, zijn macht nog zien vei^ooten, om alsdan geheel den stand van hetwereldsch leven in zgn tegendeel om te zetten.

Dit is de dn en faeduidenis van de op zich ztóf zoo zonderlinge aankondiging, die we Jn_iiet 8e vers vinden. Daar toch lezen we: a Het Be«st dat gij gezien hebt, was en is niet, en het zat opkomen uit den afgrond en ten verderve gaan, en die op de aarde wonen zullen verwonderd staan, ziende ket Beest dat was, en niet is, koewei ket w-.'> De nadere toelichting over dit Beest geeft ons vs. 11^ waar ons gezegd wordt: > Het Beest dat was en niet is, & ^ is ook de achtste Koning, en is uit de zeven, en gaat ten verderve". Stelliger kon niet uitgesproken worden, dat dit Beest een mensch zou zgn. Hij heet hier toch een Kaning. Staat er nu, dat sdeze Koning was uit de zeven en ten verderve gaat", dan slaat dit terug op vs. 10, waarin het heette: > Het zijn ook zeven Koningen; de vijf zijn gevallen, en de een Ls, en de ander is nog niet gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij ook een weinig tijds blgven." Dit nu is veelal zóó opgevat, alsof hiermede personen bedoeld waren, ü.ft de kroon droegen, en zoo heeft men gepoogd, dit zoo uit te leggen, dat de Romeinsche Keizers in hun opvolging hier worden aangewezen. Geheel 'deze opvatting moet intusschen als onjuist ter zqde gesiq^oven. Wie 't zoo poogt uit te leggen, geraakt geheel op doolpaden en moet wel ten slotte tot de conclusie komen, dat 't geen hier dan staan zou van Johannes' dagen, nog een ongekende historie was, zoodat de apostel ohannes de Openbaring niet kon geschreven hebben, Geheel anders daarentegen komt de zaak te staan, zoo ge èüs zeven oofden en & t zeven bergen opvat, gelgk we aangaven. Staat er dan invs, 10: > Het gn ook zeven Koningen, de vijf zgn geallen, en de een is, en de ander is nog iet gekomen", dan slaat dit niet op perooalijke vorsten, koningen of keizers, maar p stukken, deelen, perioden, in de groote ereldgeschiedenis. In Egj-pte, in Assur, n Babyion, in Perzië, in Griekenland, is it dan begonnen, in Rome openbaarde et zich toen Johannes leefde; dit was lzoo de zesde periode; en ten slotte zou ier nu nog het rgk van den Antichrist aan orden toegevoegd. Steeds komt \ alzoo eder op de verhouding tusschen de Godelgke heerschappij en hebeen uit 't creauurlijke leven in den loop der geschiede-"s opkomt. Dit wisselt af, het blijft niet teeds eender. Veeleer neemt 't steeds en andere gestalte aan. Het onderscheid usschen deze op elkaar volgende gestalten s duidelijk herkenbaar. Met Rome is men in e zesde periode, «sn.in Rome's gestalte b'djft et voortdurendj^^het einde voortgaan, n dan komt er niet anders meer en kan er iet anders meer komen, dan de Antihristelijke verschgning, die zich aandient. o nog wel in een mensch, maar in een zoo diep gezonken mensch, dat hem de naam van het Beest moet worden toegevoegd. Als er staat: jKet zijn ook zeven Koningen", moet dit alzoo vei'^taan niet van konlnkiijke personen, maa'-vaa Koningen, alsof er geschreven stond: -S^x zijn zeven rij-.ken, die op êlkandervolgea zullen"; en hieraan wordt dan nader toegevoegd, dat van deze zeven rgken toentertgd vgf" reeds geh^ onder waren gegaan, terwgi het zesde nog Stond, en waaronder dan het Romeinsche Rijk is te verstaan; doch aan deze zes zal dan ^in het einde nog een laatste rijk van heel anderen oorsprong worden toegevoegd, en dit zevende of laatste rgk zal dan het , rijk zijn van den Antichrist. Daarom staat 'er dan ook bij, dat dit zevende rijk er nog niet is, en voorts dat, als het zal komen, het niet van langen duur zai zijn, doch slechts een weinig tijds zal blgvea.

Er doet zich alzoo de uitzondering voor, dat het getal zeven dat ia vs. 9 en 10 voorkomt, geen globale beteekenis heeft, maar in de eigen beduidenti van het cijfer moet worden genomen. Metterdaad zijn zeven rijken bedoeld, " die achtereenvolgens heerschappij over het aardrgk hebben uitgeoefend of uitoefenen zullen. En is 't nu ten slotte aan dit zevende rijk, d.j. aan'net rijk van den Antichrist, toegekomen, dan zal de geschiedenis van ons menschelijk geslacht op deze aarde geheel zijn afgeloopen, en de algeheele ommekeer van 't aardrgk intreden, zoodat alsnu hetgeen in hoofdst.21:1 geprofeteerd wordt, moet plaats grijpen en de nieuwe hemel en - de nieuwe aarde in haar eeuwige heerlgkheid schitteren zullen. Daarop volgt dan de aankondiging van de tien koninkrijken & s. op zullen komen. Wel wordt de AnacL-ristelgke koning nog vooraf als eigenlijk een achtste Heerscher aangednidj doch dit doöt Met ep een voltooiing van het cijfer acht. Zoo toch Staat er: Het dier, het beest, dat was en niet is, is mt de zeven, doch is ook de achtste en gaat ten verderve"; doch hierdoor wordt eeniglijk aangegeven, dat er een overgang zal plaats hebben, derwijs in het oogloopend, dat het den indruk zal achterlaten, alsof de Vorst die dezen overgang maakt, tweemaal optrad, eerst in zijn oorspronkelijke gestalte, en daarna voor de tweede maal in de nieuwe gestalte, die gevolg van den overgang was. De laatste Napoleon trad eerst op als President van de Republiek, en werd daarna Keizer. Nu was dit alzoo beide malen geheel dezelfde persoon. Toch neemt dit niet weg, dat men optellende de personen, die in Frankrijk het regiment voerden, als van zelf Napoleon Hf, hoewel hij slechts één jKrsoon was, tweemaal achter elkaar noemen kon; en dafe immers krijgt men hetzelfde wat hier in VS. 11 staat, t. w. dat deze Antichrist uit de zeven was, maar toc'n ook in zekeren zin als de achtste optrad, en dat hij daarna ten verderve ging. Ook dit IIe vs. is volstrekt onfaegrgpelijk, zoo men vs. 9 en 10 van op elkaar volgende Romeinsche Keizers verstaat, maar verklaart zieh als van zelf, indien men geheel deze zinsnede opvat van de zeven perioden, die in de wereldheerschappij op elkaar gevolgd zijn, en die ten slotte moesten uitloopes op de Antichristelijke periode, welke van zelf den ondergang van de wereld in haar tegenwoordige gesteldheid, zou doen gelijken op het Beest, dat was, en niet is, hoewel het is.

In hoofdzaak echter komt dit aUes hierop neder, dat het RomeinscJie rgk in het normale historisch verloop, het laatste is. Wat daarna als 't zevende of achtste te komen staat, is van geheel anderen aard, ~3ra3gt een geheel ander karakter, en behoort niet tot de historie van het hestaan dezer wereld, maar kenteekent haar verwildering, inzinking en ondergang. Met het oog hierop nu vestige men er scherp de aandacht op, dat de tien Komnkrgken, waarvan voor bet eerst in vs. 12 melding wordt gemaakt, niet tien nieuwe rijken zgn die. op het rijk van Rome's Keizer zuilen volgen, maar de deelen zijn, waarin dat Romeinsche rgk zich straks-zal splitsen, of wü men, uitbreiden. Zoo is het dan ook in de twintig eeuwen na Keizer Augustus, onder wiens bewind de Christus geboren is, steeds verstaan. Op zichzelf deed het er niets toe, onder wat Keizer Maria haar eenig ÏCindeke ter wereld bracht. Maar toch wordt in Lukas U het verhaal van Jezus' geboorte ingeleid met de aangifte, dat 't geschiedde in de dagen van Keizer Augustus, en zelfs wordfe'^Se^^tadhouder van den Keizer genoeiaC ^öic' bet keizerlijk gezag l^ over Syrië en alzoo ook over Palestina en s Jerusalem uitoefende. Van meetaf wordt o alzoo aangegeven, dat al wat in Bethlehem n plaats greep, en daaruit voortvloeide, plaats­ d greep in het Romeinsche Keêerrijk, en k nder de hoogheid van 's Keizers landz n g B z o o g d d h t v • n d o w d w n t n b e r voogd. Ja, sterker nog wordt er in Lukas n bggevoegd, dat de order voor de beschrgving niet enkel voor Palestina, maar voor heel de wereld gold. Er staat toch uitdrukkelijk bij: > Er ging een gebod uit dat de geheele •wereld zou beschreven worden c. Van deze opvatting nu is daarna nimmer afgeweken, en al mag niet voorbij gezien, dat de Germanen een poging waagden om de Romeinsche rechtsbedeeling door het Germaansche recht te vervangen en dat de leiders der Fransche Revolutie zich er op toelegden, om de bestaande rechtsbedeeling door een geheel andere te vervangen, gelgk ook nu weder é Maximalisten en Bolsjewiki in Rusland er zich op toeleggen, om nóg radicaler in te grgpen, en al wat dusver als recht gold, onderstboven te keeren, — toch kan dit alles het vaststaand feit niet te niet doen, dat het Romeinsche recht al deze eeuwen door het fundament voor alle rechts'oedeeling in ons werelddeel gebleven is.

Soms scheen 't zelÉs alsof hierbij overdrijving heerschte, zooais men er lange eeuwen zich op toelegde om nog steeds van den »Römischen Kaiser«, nu. eens meer in Oostenrijk, dan meer in'Duitschland, te blijven gewagen, jRömischer Kaiser* was niet slechts een eeretitel, maar een historisch geijkte zegswijze, die steeds bedoelde, duidelijk te doen uitkomen, dat de Romeinsche heerschappij wel een radicale herschepping en verandering had ondergaan, maar in 't minst niet ondergegaan was. Zoo diep is, niet slechts de saamhoorigheld, maar de identiteit van Rome's rechtsbedeeling met de rechtsbedeeling van de Christenstaten eeuw na eeuw gevoeld, dat in de uitgave van het Romeinsche recht na Constantgn - den Groote, tot zelfe op den titel de hoogheid Gods al3 bron van dat recht werd, en nog wordt, aangegeven. Dat hierin overdrg\-ing K heerschte, mag niet geheel ontkend, maar eeuw na eeuw bleef toch de overtuiging de z geesten beheerschen, hoe in het oude Rome niet aUeen het private, " maar ookhet publieke retht zijn historische ontwikkeling gevonden had. Iets wat te gereeder ingang vond, z daar niet ontkend mag worden, dat het oude Rome van Godswege de roeping, en-d voor die roeping de gaven, ontving, om het n recht klaarder dan eenig ander volk te a doorzien. Wat Griekenland Ln zgn kunst-v gave ontving, bleef aan Rome onthouden, v maar ook omgekeerd ontving Rome wat d Griekenland missen moest, en die aan Rome n verleende gave schitterde in de zeldzaam R diep uitgewerkte rechtsbedeeling.

Hierbij komt nu in de tweede plaats, dat het Romeinsche rijk het laatste in de ree'ss der groote wereldmonarchieën was. De wereldrijken, die aan Rome voorafgingen-, brokkelden na verloop van enkele eeuwen, of zelfs na zeer korten tgd, weer af, maar bet Romeinsche rijk had geen opvolger, het was het machtigste, maar ook het laatste in de reeks van de zes, en zal ten slotte alleen nog maar door het rijk van den Antichrist vervangen worden. Vandaar dan ook, dat de latere machthebbers er steeds prijs op stelden, zich als de erfgenamen, de opvolgers en de vervangers van et Romeinsche keizersfaewind aan te dieen. Hierop nu doelt de Openbaring jran ohannes, waar gewag wordt gemaakt van e tien hoornen. In TS, 12 toch lezen we: > Èa de tien hoornen, die^ gezien hebt, gn tien Koningen, die het Koniskrgk nog iet hebben ontvangen, maar als Koninen macht ontvangen op één uur met het eest. Deze hebben eenerlei meening en ullen hun kracht en macht aan het Beest vergeven." Het behoeft wél nauwelijks pgemerkt, dat het getal van tien hier een cgfer is, maar de geheele groep aanuidt. Bedoeld b alzoo, er op te wgzen. at het Romeinsche Keizerrijk, hoe lang et zich ook nog moge handhaven, toch en slotte zijn heerschappg aan andere olken zal tBoeten overgeven; mits wel «erstaan zij, dat 'niermede niet een geheel ieuwe macht zal opkomen, maar veeleer e superioriteit van het Romeinsche rijk, nder de blgvende rechtsbedeeling, zal orden verschovöi en verplaatst. Dit nu uurt nog steeds, zeHs op zeer eenzijdige gze, alzoo voort Ook al denkt men toch iet aan de regeerende Vorsten, die in hun itels nog oud-Romeinsche inlasschingen opamen, en al ziet men eeniglijk op de rechtsedeeling, dan moet toch nog steeds rkend, dat het Romeinsche recht bg alle echtsstudie op den voorgrond treedt. dat gelijk de oud-Grieksche kunst nog teeds de kunst beheerscht, zoo ook het ud-Romeinsche recht nog steeds een immer losgelaten historische kracht bezit, ie uit het oftde Kome tot. ons is gekomen.

Die tien hoornen in vs. 12 duiden er alzoo op, dat het groote Romeinsche keizerrijk niet in zgn machtige eenheid zal hlg ven voortbestaan. Veeleer moest toch reeds profetisch worden aangekondigd, dat aijn machtige eenheid zou te loorgaan, doch al brak Rome als eenheid, toch zou 't in gewijzigden vorm zijn voortbestaan vinden in zekere groepen van naast elkander op tredende machtsstaten, en deze machtsstaten zgn het die hier als de tien hoornen worden aangeduid. Als er toch staat: ïdeze tien hoornen zijn tien Koningen» beteekent de hoorn niets anders, dan het machtsmiddel waarover de stier en de bok beschikken om zich te doen gelden. Niet persQonlgfce koningen, maar Koninkrijken zijn er meè aangeduid. En de profetie houdt in, dat, komt eens het Romeinsche Keizerrijk te vallen en uiteen te spatten, er, met name in Europa, achtereenvolgens en naast elkander zeker aantal Keizerrijken of Koninkrijken zal gevormd worden, die, dingende naar de wereldmacht, er niet in slagen zuUen deze te verwerven, maar toch achter elkaar en naast elkaar van genoegzame macht en beteekenis zullen zgn, om het beeld en tj-pe van het oude Romeinsche Reizerrgk opnieuw te vertoonen. Natuurlijk hing dit met de Gemeene Gratie saam. Het is God Alniachtig, die de gaven welke het menschelijk leven beheerschen, van oudsher onder de volksrassen heeft ver-~ deeld. Deze van God aan de volken gegeven aanleg en natuur besliste roor wat uit zulk een volk worden zou. Toen derhalve met de groote volksverhuizing een geheel andere verdeeling van Europa onder de volken tot stand kwam, kon het niet anders, of met gestadige afwisseling zou volk na volk zich naar voren dringen, om zich als de plaatsvervanger van het oude Rome te doen gelden. Dit nu wordt hier aangeduid door de tien, d.L door een zeker aantal oninkrijken, die als hoornen op zouden komen, door geweld zich de heerschappij zouden verzekeren, en eenmaal in de beschikking over deze heerschappij geslaagd, zich op onderscheiden manier als de van God bestelde beheerschers over het leven zouden aandienen.

Er is alzoo geen quaestie van, dat met deze tien hoornen, of koningen, of dynastieën, een zevende wereldrijk aan het aloude Romeinsche rgk zou worden toegeoegd. Onder het te verrijzen machtsbetoon an deze tien hoornen of Koninkrijken, zou e historie niet anders zien optreden, dan een abloeien "^n gewijzigden~vorm van wat in ome, of wil men in Bj-zanüum, onderging. an zelf was al wat hieromtrent aan Joannes geopen'oaard werd, zuivere apocaypse. Er viel in de gebeurtenissen van ie dagen nog niets van dit aUes te bepeuren. De Keizer van Rome was, toen ohannes op Pathmos zijn openbaring ont-™igr iiog de volstrekte heerscher in geheel e bekende wereld, en nog geen macht as tegen hem opgestaan, om hem de ereldheerchappg te betwisten. Juist daarm echter is deze apocalj-pse zoo rgk en oo ver-strekkend. Vandaar dat Johannes egon met zich over dit beeld van de oekomst ten zeerete te verwonderen, doch andaar dan ook, dat de Engel hem toeiep; > Waarom verwondert ge u? Ik zal zeggen de verborgenheid der vrouw en an het Beest dat haar draagt, hetwelk de even hoofden heeft en de tien hoornen." mmers juist in dis zeven koof den die doelen op de monarchale perioden, welke op lkander "tolgen, en ten slotte in het rijk an den Antichrist onder zouden gaan, en n die tien hoornen die straks het leven er volken zouden aanduiden, lagen de hier ooruit aangegeven historische ^faeurteissen, & & tot aan de komst van den Anichrist den loop van het leven der volken eheerschen zouden. Voor den Engel was dit laar en doorzichtig, Johannes daarentegen ende dit gebeuren niet, en verwonderde r zich over. En het is deze klare, heldere rofetie die hem nu de toekomst tot op en Antichrist doet voorzien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's