Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ons Pinksterfeest brengt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons Pinksterfeest brengt

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 17 Mei 1918.

Ons Pinksterfeest brengt ons niet alleen de herinnering aan de uitstorting van den Heiligen Geest, die de levensgeest van Christus' gemeente geworden is, maar verkondigt ons ook opnieuw den last van Christus, dat het Evangelie gepredikt zal worden aan alle creatuur. Het laatste woord dat Christus sprak vóór zijn hemelvaart, w, as: > Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, die over u komen zal, en gij zult mijne getuigen zijn zoo te Jerusalem als in geheel Judea en Samaria en aan het uiterste der aarde." En het wonder van het spreken in vreemde talen op den Pinksterdag zelf was symbool en profetie, hoe het Evangelie nu tot alle volkeren en natiën gebracht zou worden. Met den Pinksterdag vangt daarom de roeping van Christus' gemeente als zendingsgemeente aan. Een roeping, die niet eindigen zal, voordat, naar Christus eigen woord, zijn Evangelie in heel de wereld gepredikt is en dan Christus zelf wederkomen zal om het wereldgericht te houden. Elk Pinksterfeest komt daarom om die roeping ons weer te binden op het hart en het hoog bevel van Christus tot ons te doen uitgaan: Gaat heen, onderwijst alle volkeren, hen doopende in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, leerende hen onderhouden alles wat ik u geboden heb.

De rijke beteekenis van het Pinksterfeest wordt dan ook niet verstaan, wanneer ge alleen jubelt om de uitstorting van den Heiligen Geest, den Trooster, die bij u blijven zal tot in eeuwigheid, en u verdiept in het wondere werk Zijner genade, waardoor Hij nog steeds in het midden der gemeente zielen wederbaart en leidt tot de zaligheid. Zelfs kunt ge niet volstaan met op het Pinksterfeest te herdenken, hoe door de komst van den Heiligen Geest Christus' Kerk op aarde gesticht is geworden en met wonderrijke gaveii is toegerust, om in haar worsteling met de wereld te kunnen bestaan en te overwinnen. Want noch met die innerlijke werking des Heiligen Geestes in uw eigen hart, noch met de stichting van Christus' Kerk, die eea gevolg was van de uitstorting des Geestes, is de beteekenis van het Pinksterfeest uitgeput. De Apostel Paulus wordt niet moede telkens het ons weer toe te roepen, dat de groote verborgenheid die ons na en door het Pinksterfeest is geopenbaard, daarin bestaat, dat de middelmuur des afscheidsels tusschen Jood en heiden is weggebroken, dat de Kerk uit de nationale banden van Israël is bevrijd en wereldkerk geworden is, dat het Evangelie der genade van Christus nu ook aan de heidenen verkondigd wordt.

Van meetaf wees de profetie hierop. Want al was onder de Oud-Testamentische. bedeeling het heil tot Israël beperkt, de belofte geschiedde reeds aan Abraham, dat in zijn-zaad alle volkeren der aarde zouden gezegend worden, en alle profeten van Israël getuigden, dat wanneer de Messias komen zou, zijn rijk heel de aarde omvatten zou en hij een licht ook over de heidenen zou doen opgaan. Zoolang Christus op aarde vertoefde, kon die profetie echter niet in vervulling gaan.. Hij zellF richtte zijn prediking alleen tot de verlorene schapen van het huis Israels, en toen hij zijne discipelen uitzond, gelastte hij hun: »gij zult niet heengaan op den weg der heidenen en gij zult niet ingaan in eenige stad der Samaritanen"» Zelfs toen de Kananeesche vrouw hem bad Haar dochter te genezen, weerde Christus schijnbaar hard haar af door te zeggen, dat hij het brood van de kinderen niet nemen en aan de honden geven mocht.

Niet de komst van Christus in het vleesch, maar eerst zijn verheerlijking aan de rechterhand des Vaders en de uitstorting van den Heiligen Geest heeft de vervulling der • profetie gebracht, dat ook de heidenen zouden worden geroepen. »Het zal geschieden in het laatste der dagen, zoo had God zelf door den dienst van Joel voorzegd, dat Ik mijnen Geest zal uitstorten over alle vleesch." Toen bleek, hoe lief God niet Israël, maar de wereld gehad had, dat Hij zijn eengeboren Zoon had gezonden, opdat een iegelijk die in hem gelooft, het eeuwige leven zou hebben. Daarom ligt in het Pinksterfeest het keerpunt van de wereldhistorie. Zooals Christus vóór dien tijd zijn Apostelen verbood tot de Heidenen en Samaritanen te gaan om het Eyangelie van het Koninkrijk Gods te prediken, zoo gelast hij hun thans, nadat zij den Heiligen Geest ontvangen hebben, zijne getuigen te zijn in Jerusalem, in Samaria, aan alle volkeren, tot aan het uiterste der aarde. 'Met het Pinksterfeest vangt de Zendingsarbeid der Kerk aan. Ze is van nu af geroepen het Evangelie aan alle heidenen te verkondigen.

Dat onze Reformatoren den ernst van die roeping diep genoeg hebben verstaan, kan niet gezegd. Luther heeft evenmin als Zwingli aan Zendingsarbeid gedacht, en al heeft Calvijn een zwakke poging gewaagd om het Evangelie aan de heidenen in Brazilië te doen prediken, door daar een kolonie van Hugenoten te stichten, toch was zijn doel veelmeer, voor de vervolgde Protestanten in Frankrijk een toevluchtsoord te vinden, dan om Zending onder de heidenen te drijven. Terwijl de Roomsche missie zich met kracht op Azië en Amerika wierp, scheen het alsof in de Protestantsche Kerken voor het hoog belang van de Zending niets werB gevoeld. De strijd met de Roomsche Kerk nam zoo alle kracht en tijd in beslag, dat aan uitbreiding van de Christelijke Kerk in de heidenwereld niet werd geda(? ht. Daarbij kwam, dat de wereldhandel destijds in handen was van Roomsche volken zooals Spanje, Portugal en Venetië; dat deze landen in Azië, Afrika en Amerika een rijk koloniaal bezit veroverd hadden en ze daardoor vanzelf met de heidenwereld in nauwer aanraking kwamen, terwijl die landen waar het Protestantisme zegevierde, zooals Duitschland, Zwitserland, Engeland, de Skandinavische rijken en Nederland, nog aan geen koloniaal bezit dachten.

Maar al moge dit alles tot verontschuldiging dienen, toch blijft het een droeve bladzijde in de historie van het Protestantisme, dat het bij al den ijver om de Kerk tot reformatie te brengen, voor de roeping tot Zending zoo weinig heeft gevoeld. Aan Nederland komt de eere toe, dat het, de eerste onder de Protestantsche natiën, aan dit schuldig .verzuim een einde heeft gemaakt en het lot der heidenen zich heeft aangetrokken.. Niet van Engeland, maar van Nederland is de Protestantsche Zending uitgegaan. En al moet erkend, dat de Zendingsactie in Engeland vooral in de voorgaande eeuw een hoogtepunt heeft bereikt, dat voor alle andere Protestantsche volkeren een beschamend voorbeeld is geweest, toch komt de eere van de pionniers op dit gebied te zijn geweest, aan Nederland toe. Het-was Nederlands handelsgeest en de stoutmoedigheid zijner zeevaarders, die onze schepen naar vreemde landen dreef, daar een rijk bezit aan Koloniën ons veroverde en Nedcrland's vlag deed waaien in Oost-Indië, aan de Kaap de Goede Hoop en aan de kusten van Zuid-en Noord-Am.erika. Maar al ging het in de eerste plaats om de negotie, onze vrome vaderen hebben toch gevoeld, dat in dit rijke bezit hun geschonken, een roeping lag opgesloten ohi de heidensche volkeren, die aan hun macht onderworpen werden, den schat van het Evangelie te brengen. De Zendingsaandrift in onze Kerken ontwaakte; elke factorij werd een Zendingspost; de zeeclassen belastten zich met de ^uitzending van Zendingsdienaren ; - onze nationale Synode van Dordt, wier driehonderd-jarig gedachtenisfeest we dit jaar zullen herdenken, hield het eerst zich met Zendingsvraagstukken bezig, en Voetius was de eerste, die de grondslagen van het Protestantsche Zendingsrecht heeft gelegd. Hoe rijk gezegend die Zendingsarbeid onzer vaderen is geweest, getuigen de annalen onzer Zendingsgeschiedenis. Wie meent, dat van het Engelsche Methodisme het eerst de aanstoot tot den Zendingsarbeid is uitgegaan, kent de historie onzer Zending niet.

Alleen, met de inzinking en verslapping van het religieuse leven onder den invloed van het rationalisme, week ook de bezieling A^oor de Zending uit de Kerk. Hetteekent dat toen Koning Willem I de Gereformeerde Kerken omzette in de Hervormde Kerk, in het reglement van dit caesaropapistische instituut over de Zending geen woord gerept werd en van heel de vroegere Zendingsactie onzer Kerken niets over bleef. Particuliere genootschappen namen toen de taak over, die de Kerk had laten glippen. En hoeveel waardeering men ook hebben moge voor hetgeen door deze particuliere genootschappen verricht is om het Evangelie in onze Koloniën te prediken, het bleef toch een smaad voor de Kerk van Christus, dat zij de roeping haar toebetrouwd aan anderen overliet.

Onze Gereformeerde Kerken hebben, hoe klein ia getal en hoe zwak in kracht, vooral in financieele kracht, die roeping "Toeter verstaan en zoowel de Christelijk Gereformeerde Kerk als de Nederduitsche Gereformeerde Kerken hebben van meet af op kerkelijke Zending zich toegelegd. Vooral na de saamsmelting der beide Kerkengroepen en nadat op de Synode te Middelburg de grondslagen voor den Zendingsarbeid naar Gereformeerde beginselen waren gelegd, is de Zendingsijver over onze Ker­ ken vaardig geworden. De Zending heeft de liefde van ons volk gekregen. In Zendingstudiekringen wordt de zaak der Zending bestudeerd. De offervaardigheid is voor de Zending grooter dan voor eenige andere zaak. Op onze Synodes neemt de Zending steeds breeder plaats in. En er is niet één onzer Kerken, die niet met volle liefde en toewijding den Zendingsarbeid steunt.

Te dieper smart het daarom, dat de oorlog, die de Christennaties in Europa verdeelt, aan den Zendingsarbeid zoo nameloos veel schadg doet. Dat heidensche legertroepen naar Europa gebracht worden om daar tegen Christenvolkeren te strijden, is reeds een schande voor den Christennaam, en welken indruk moet dat onder de heidenvolkeren geven ? Nog droever is, dat Engeland op de meest ruwe wijze aan heel den Zendingsarbeid der Duitschers en zfelfs van de Zwitsers een einde maakte, door de zendelingen van hun posten weg te drijven en aan de meest vernederende behandeling te onderwerpen. En het droevigst is wel, dat door dezen oorlog, die de Christennaties in Europa verzwakt en met den ondergang bedreigt, het heidendom zich weer machtig voelen gaat en droomt van een triomf over het Kruis.

Ook onze Zending lijdt onder dezen oerlog. Het verband met onze Koloniën is schier afgesneden. De geregelde correspondentie hield op. Het duurt maanden, voordat mefi" eenig bericht uit Indië krijgt. Onze schepen worden belemmerd om naar Indië te varen. En er is vrees, dat, wanneer Nederland •ook in den oorlog meegesleept wordt, zelfs ^ns Koloniaal bezit niet veilig zal wezen. De grootmacht, die thans in Oost-Azië den toon aangeeft, zoekt naar expansie, en onze Koloniën zijn wel de meest begeerlijkste buit.

Toch mag dit onzen ijver voor de Zending niet doen verflauwen. Veeleer is er reden om onze inspanning te verdubbelen. Geheel Azië ontwaakt uit langen doodslaap. Het voorbeeld van Japan, dat, door de Westersche cultuur over te nemen, plotseling een Mogendheid van den eersten rang is geworden, die met de machtigste natiën van Europa als gelijke omgaat, heeft aanstekelijk gewerkt. Het: »Azië voor de Aziaten" is een leuze, die een wonderbare bekoring oefent. Men is de voogdijschap der Europeesche volkeren moede en wil op eigen beenen staan. Wat de toekomst in dit opzicht brengen kan, weet niemand, maar dat er gewichtige veranderingen komen zullen, staat wel voor ieder, die op de teekenen der tijden acht geeft, vast.

Ook in onze Koloniën-woelt en gist het. Er is een sterke vraag naar beter onderwijs, naar gelijkstelling van Europeaan en inlander, naar deelneming aan het bestuur^ naar weerbaarmaking van het volk. Indië begint zich mondig te voelen.

Op zich zelf ligt hierin niets wat te beangstigen hoeft. Doel van elk koloniaal bezit mag geen ander wezen, dan de nog onontwikkelde volkeren tot beschaving en ontwikkeling te brengen. Indië is geen wingewest, dat alleen dient om Holland rijk te maken. We hebben een roeping tegenover Indië, dat door Gods bestel aan onze zorg is toevertrouwd, zooals een voogd tegenover zijn pupil.

De vraag is alleen of de pupil, als hij mondig is geworden, zich met weerzin van zijn voogd zal afwenden, dan wel door banden van dankbaarheid en liefde zich te nauwer aan dien voogd verbonden zal gevoelen. En het antwoord op die vraag hangt voor een groot deel daarvan af, of in Indië het Christendom, dan wel het paganisme zegevieren zal.

Neemt Indië het Christendom aan, dan zal het met de meest hechte banden niet alleen van dankbaarheid, maar ook van geloofseenheid aan Nederland zich verbonden voelen. Maar een Indië, dat in zijn wezen heidensch blijft, zal al sterker de zuigkracht' voelen, die van het heidensch Azië, met name van Japan, uitgaat, en de band met Nederland zal daardoor al losser worden. Het is daarom een onvergeeflijke fout geweest, dat vroegere Regeeringen de Zending eer tegenwerkten dan bevorderden. Thans is gelukkig hierin een keer gekomen en wordt ook in de Regeeringskringen ingezien, dat het in het welbegrepen belang van Indië en Nederland beide is, wanneer de Zendingsarbeid met kracht ter hand wordt genomen.

Maar meer nog dan dit eigenbelang van Nederland moet ons dringen de roepstem van onzen Koning in de hemelen, die ook op dit Pinksterfeest weer tot ons uitgaat: maakt alle volken tot mijne discipelen. Wij Nederlanders hebben die roeping in de eerste plaats te vervullen tegenover die volkeren, die door Gods providentieel bestel onder onze hoede zijn gesteld. De gelijkenis van den barmhartigen Samaritaan, waarin Christus ons leert wie onze naaste is, zegt ons dit duidelijk genoeg. Onze Zendingsroeping ligt niet in Lapland of China, maar in de eerste plaats in de Koloniën ons toebedeeld.

Worde daarom op ons Pinksterfeest weer een milde gave voor de Zending geofïerd, opdat althans niet door gebrek aan middelen de uitbreiding onzer Zending worde gestuit. Worde in de prediking des Woords de gemeente steeds gewezen op haar heilige roeping om het Evangelie aan alle creaturen te verkondigen. Maar bovenal ga^uit het midden der gemeente de smeekbede op, dat naar de belofte ons geschonken, God zijnen Heiligen Geest uitstorte over alle vleeseh, ook over de volkeren in Indië. Zonder de inwerking van dien Heiligen Geest is al de arbeid onzer Zendingsdienaren ijdel, een ploegen en zaaien op rotsen. Hij alleen kan de harten ontsluiten, opdat het zaad des Woords er toegang vinde en vruchten drage. Er is in de laatste tijden op meer dan één plaats in Indië een geruisch als van den lentewind in de toppen 'der moerbeziënboomen; een ritseling van leven, dat blijde hope wekt. Daarom is de oude Pinksterpsalm ook onze bede:

Och Heer geef heil op dezen dag. Och, dat men op deez' eerstelingen

Een rijken oogst van voorspoed zag.

Tot dusver waren het nog niet meer dan eerstelingen, een getal zoo klein, vergelc; ken bij de millioenen, die Indië telt. Maar die eerstelingen geven hoop op een rijken oogst, wanneer er maar trouwe arbeiders worden uitgezonden. En hoe heerlijk zou het niet wezen, wanneer door Nederland's Zendingsarbeid ons prachtig Insulinde, dat > als een gordel van smaragd zich slingert om den evenaar", aan de Kroondomeinen van onzen Koning in de hemelen kon worden toegevoegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Ons Pinksterfeest brengt

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's