Het Vrouwenkiesrecht.
II.
In de laatste plaats besprak Ds. Bakker ook de principieele vraag, hoe we op grond van de gegevens der Schrift over het vrouwenkiesrecht te oordeelen hebben. De vraag, wat zegt de Schrift ervan, merkt hij terecht op, is in het eind alles beslissend. Al waren alle andere argumenten tegen het vrouwenkiesrecht nog zoo klemmend, wanneer de Schrift dit recht bepaaldelijk aan de vrouw toekende, - dan was de zaak voor ons uitgemaakt. Nu is er echter geen sprake van, dat de Schrift dit recht bepaaldelijk voor de vrouwen vra.agt. Ware dit wel' zoo, dan ware het al zeer wonderlijk, dat de vrouw dit recht 19 eeuwen lang had moeten missen en dat zij het tegenwoordig nog maar in een enkel land van ons vsrerelddeel heeft.
Nu is het zeker waar, dat er oók omgekeerd geen *bepaalde tekst bestaat, waarin het actieve stemrecht aan de vrouw'verboden wordt. De Bijbel is nu eenmaal geen casuïstiek, die men eens even opslaat bij de letter V., het vrouwenvraagstuk, om te zien in dit of dat* bepaald geval, hoe gehandeld moet worden.
Maar al geeft de Schrift dus geen rechtstreeksche uitspraak pro of contra het vrouwenstemrecht, wij hebben wel in de Heilige Schrift, zoo gaat Ds. Bakker voort, de openbaring Gods, die haar licht laat schijnen over heel het menschelijk leven in al zijne geledingen, en zoo loopen er dan uit de Heilige Schrift lijnen voor heel ons leven, ook voor het leven der Kerk en der vrouw in de Kerk. De bekende uitspraken nu zooals in I Tim. 3 : 12, I Cor. 14 : 34 en Ef. 5 : 22 mogen we, merkt Ds. Bakker terecht op, zoolang we ons nog buigen voor het Goddelijk gezag der Heilige Schrift, niet op zij schuiven met de opmerking, dat zij alleen passen voor een vorige ontwikkelingsperiode der Kerk, maar nu niet meer gelden zouden. Die uitspraken der Schrift nu leeren ons twee dingen zeer duid^elijk lo. dat de vrouw niet mag heerschen over den man, 2o. dat de vrouw den man niet heeft te leeren.
Nu had Dr. Schokking in zijn referaat beweerd, dat het stemmen van de ambtsdragers geen uitoefenen was van de regeermacht; het is dat, zeide hij, naar de revolutionaire idee ; maar in de gemeente heerscht Christus zelf door Zijn Geest en Woord door middel van de ambten. Het stemmen zou niets anders wezen dan een aanwijzen van gewenschte personen.
Tegen deze opvatting komt Ds. Bakker terecht op. In onze Kerk is het stemrecht wel degelijk ieniand kiezen en roepen tot het ambt. Het is dus niet alleen een louter aanwijzen van iemand, dien men voor het ambt het verkieslijkst acht, maar er schuilt wel degelijk een element van machtsoefening in. En dat element van machtsoefening treft riog te meer, wijl de keuze gaat bij meerderheid van stemmen, zoodat de helft plus één beslist.
Wel zegt Ds. Bakker dit speciaal met het oog op de Hervormde Kerk en voegde hij er aan toe, dat misschien in onze Gereformeerde Kerken hieraan een andere beteekenis" kan gehecht worden, omdat de gemeenteleden uit een door den Kerkeraad gesteld dubbelgetal te kiezen hebben, maar
in werkelijkheid maakt dit geen verschil. Het was dan ook al te dwaas, toen Dr. Schokking beweerde, dat wie in dit stemrecht een machtsoefening zag, een revolutionair idee propageerde. Voetius was zeker geen revolutionair en heeft toch reeds . hetzelfde gezegd.
Ten slotte besprak Ds. Bakker ook nog kort de beide argumenten, die de voorstanders van het vrouwenkiesrecht aanhalen, . dat de Apostel heeft gezegd, dat in Christus noch man noch vrouw is (Gal. 3 : 28) en dat de vrouwen in de eerste gemeente zouden meegestemd hebben. Wat het beroep op de uitspraak van Paulus in Gal. 3 : 28 betreft, merkt hij op, dat dit woord alleen geldt voor het deelgenootschap aan het heil in Christus, maar dat het niet geldt voor de vrouw in het openbare leven. En wat de bewering betreft, dat de vrouwen in de eerste gemeente zouden meegestemd hebben (Dr. Schokking beweerde het) antwoordde hij, dat dit uit niets blijkt. Wel was het daarentegen opmerkelijk in Hand. I, — al was het nog niet afdoende, — dat Petrus bij de verkiezing van een nieuwen Apostel in Judas plaats alleen de mannenbroeders toespreekt, hoev/el er misschien vrouwen aanwezig waren. Terwijl hij tevens er op wees, dat wanneer metterdaad de vrouw in de Apostolisch^ Kerk meegestemd had, het dan toch zeer vreemd zou wezen, dat dit gebruik geen stand had gehouden in de Christelijke-Kerk.
Ook verschillende andere predikanten verklaarden zich tegen het vrouwenkiesrecht, zoowel op practische 'als op principieele gronden. Het scheen ons echter voldoende hier, kort saamgevat, de rede van Ds. Bakker weer te geven. Hij heeft de zaak het meest principieel behandeld en stond daardoor tegenover Dr. Schokking het sterkst.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juli 1918
De Heraut | 4 Pagina's