Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Jongelingen! zijt strek”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Jongelingen! zijt strek”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij vond in den Tempel, die rundereu, en schapen, en duiven verkochten, en de wisselaars daar zittende. 1 Joh. n : 14.

Tweeërlei is het pad, dat betreden wordt door de jonge mannen, die ten leven komen. Er zijn er, die van der jeugd af aan in hun heilige roeping ingaan, doch er zijn er, helaas, ook anderen, die als ze de jongelingsjaren ingaan, zwenken en afdolen, en dan eerst later met stoeren tred het pad des levens betreden.

Vraagt ge nu, welke van die twee gangen naar eisch van Gods Woord is, dan geeft de apostel Johannes hierop het stellige antwoord, als hij in zijn eersten zendbrief zoo onverholen zich uitspreekt met te zeggen: »Ik heb u geschreven, jongelingen! want gij zijt sterk, en het Woord Gods blijft in u, en gij hebt den Booze overwonnen!

Deze stellige uitspraak van den apostel staat derhalve lijnrecht over tegen de de theorie en het beweren van hen, die 't schier prijselijk vinden, indien een jongeman begint met op allerlei paden af te dolen, en eerst in later jaren, dank zij de ervaring van het leven, tot besliste overtuiging komt.

Nu is het laatste natuurlijk niet uitgesloten. Nicodemus zwenkte ook eerst in later jaren naar het pad des levens, en bleef zelfs bij het Kruis van zijn Heiland nog aarzelen. Ook door ons is daarom nooit beweerd, dat riiet zeer wel een uitverkorene Gods kan zijn, wie begint met te j aarzelen, te twijfelen en af te dolen, om eerst op rijper leeftijd zich met hart en ziel aan zijn Heiland over te geven.

Waar echter met alle beslistheid tegen moet ingegaan, is de geestelijke slapheid van zoovelen vooral in onze daigen, die dit aarzelen en aanvankelijk omdolen het hoogste vinden, en er bijna tegen opkomen, als aan onze jongelingen met beslistheid wordt voorgehouden, dat ze reeds van den aanvang van hun rijper leven af, zich van de wereld hebben af te scheiden, om zich al aanstonds, van der jeugd af, met hart en ziel aan hun Heiland over te geven, en vaa meet af ook in hun jongelingsjaren niet anders te bedoelen, dan de eere Gods. Tegen deze slappe, wankele geloofshouding staat nu het getuigenis van den apostel Johannes lijnrecht over.

De apostel duldt zelfs dit vage en zwevende geen oogenblik, en spreekt bet stellig en op gestrengen toon uit, dat de jongelingen van meet af, niet wankelend, maar vast en sterk zullen staan, want dat het Woord Gods in hen moet. blijven, daar ze immers den Booze overwonnen hebben.

Bij den tweeërlei weg, waarvan men ook nu gedurig hoort, dat vooral in deze dagen onze jongelingen inslaan, is het geen oogenblik onzeker noch aan twijfel onderhevig, welke van deze twee wegen ons van Godswege door zijn apostel als de eenig juiste wordt voorgehouden.

„Gij zijt sterk, o jongeling 1" roept de g apostel uit, iets wat hier natuurlijk bedjjidt, sterk in uw overtuiging. Het wankel? en onzekere en twijfelachtige is niet het karakter vari den veerkrachtigen jongeman. Hoor de jongelingen van uiteenloopend gevoelen maar ^onderling met elkander redetwisten, en reeds de toon waarin ze disputeeren, bewijst - M, dat 't sterk van natuur v en aard zijn, den jongen man eigen is. Een kerngezonde, flink ontwikkelde jonge man spreekt kloek en beslist van zich af. Van het zwakkelijk gissen en missen wil hij niets weten. Hij staat vast in zijn opinie en spreekt kloek van zich af. En dit is het dan ook, wat de apostel op het oog heeft, als hij betuigt: „Jongelingen, gij zijt sterk!", wat hier dan natuurlijk zeggen wil. sterk en vast in uw overtuiging, en nader in uw geloofsovertuiging, wijl er volgt: „en het Woord Gods blijft in u.”

Stelt ge alzoo ook in uw omgeving de tweeërlei soort jonge mannen naast en tegenover elkander, waarvan de één kloek en dapper voor zijn geloof uitkomt, en de ander daarentegen half aarzelend om zich heen gluurt, dan valt hier alle onzekerheid weg, en wordt zoo beslist mogelijk uitgesproken, dat de aarzelende jonge mannen onder het oordeel vallen, en dat daarentegen alleen diegenen, die van der jeugd af kloek, beslist en dapper voor de eere van hun God uitkomen, de in God gcheiligden zijn.

Ook thans stuit ge gedurig weer op dezelfde tegenstelling.

Ge vindt van den éénen kant de jonge mannen, die van meet af, kloek en heslist voor hun Heiland kiezen, zich van de ijdelheden der wereld afscheiden, en zkh veelal aanstonds bij de Gereformeerde Jongelingsvereenigingen aansluiten.

Alleen, dat ook bij de Jongelingsvereenigingen halfheid kan' insluipen, is hiermede niet ontkend. ZelfS is het bekend genoeg, hoe er in alle land Jongelingsvereenigingen zijn die haar hoofdkracht zoeken in beoefening van muziek en litteratuur en in allerlei afleidende genietingen. Doch hier staat dan toch tegenover, dat hier, en in het Buitenland, de Gereformeerde Jongelingsvereenigingen zich hieraan niet bezondigen, maar strikt en vastelijk zich aan hun heilige roeping vastklemmen.

Ook ten onzent mogen we ons hierin beroemen. Iets waarmee niet gezegd is, dat er niet enkele leden in deze Vereenigingen zijn, die later afdolen, en alzoo verre van vast in hun schoenen stonden, maar neemt ge onze Gereformeerde Jongelingsvereenigingen in haar groot geheel, T dan heerscht er in deze kringen dege ernst, dan verliezen ze zich niet in bijzaken, maar staat het indringen in Gods Woord bij hen op den voorgrond, en mag dankzeggend betuigd, dat ze een eere voor Qirlstus Kerk en een gewaardeerde steun voor onze toekomst zijn.

Nu is er onder de Christenen over deze religieuse actie tweeërlei, - zeer uiteenloopend oordeel. De één roemt in de kerngezondheid van onze Gereformeerde Jongelingsvereenigingen, maar de ander roemt er nog altoos in, dat 't ruimer zich bewegen langs alle paden, om allicht later het juiste pad te vinden, hooger staat. Doch bij de keuze tusschen die twee wijst dan toch het stellige woord van den apostel uit, aan wiens kant de waarheid ligt.

De apostel toch spreekt met de meest stellige beslistheid uit, dat de jongeling die zijn Heiland kent, krachtig en bezield, van meet af voor zijn belijdenis moet uitkomen, en zulks zonder aarzelen of twijfelen, en dat het Woord Gods zulk een kracht in hem moet zijn, dat hij voelt: > Ik heb den Booze overwonnene.

Daarom nu juist is het zoo hoogst bedenkelijk, indien vader of moeder het bij hun zoons zwakker en slapper willen opvatten, en zich inbeelden, dat hun zoons, zoolang ze nog in hun jongere jaren zijn, 't wel af kunnen met een meer vage belijdenis. Immers de apostel zegt 't vlak anders. Hij geeft ten deze niets toe, en spreekt 't met de meest stellige beslistheid uit, daf een jonge man de beslistheid van zijn jong karakter zonder aarzeling, ook op zijn geloof heeft toe te passen, en dat hij. de sterke geaardheid van zijn jeugdige natuur verslapt en vervalscht, zoo hij zich inbeeldt dat 't hem geoorloofd is, eerst te dobberen en te waggelen, om dan eerst later als man tot volle beslistheid te komen. Zoo leert 't de wereld, maar de apostel gaat er vlak tegenin. Al dat halfslachtig op en neder glijden is geestelijke krankheid, en mag geen oogenblik door ons geduld, en nog veel minder gevoed. Wie zich aan den apostel, en alzoo aan Gods »Woord, wil houden, moet reeds in de jaren van zijn jeugdige sterkte, met volle overtuiging zich aan zijn Heiland overgeven, en in zijn belijdenis beslist en bezield uitkomen.

En al is 't nu, dat de apostel hier enkel an den jongeling gewaagt, zoo spreekt 't el van zelf, dat geheel ditzelfde ook an onze jongedochteren geldt. Halfslachigheid is ook voor onze jongedochteren niet an geestelijke krankheid. En ook tot aar gaat daarom de roepstem uit, dat ze loek, beslist en warm in haar belijdenis ullen staan, en zulks niet eerst als ze de ijftiger jaren naderen, maar van meet af, n het eerste rijp worden van haar levenseus.

Dr. A. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1918

De Heraut | 2 Pagina's

„Jongelingen! zijt strek”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1918

De Heraut | 2 Pagina's