Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lijkverbranding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijkverbranding.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Telkens weer leest men in de kJanten, liefst nog met zekeren ophef, alsof het, een gansch uitnemende zaak gold, dat die of die bekende persoon na zijn dood zijn lijk heeft laten verbranden en dat het bij den crematie zoo plechtig en stichtelijk is toegegaan.

Zoo moet ons vc^k allengs aan die lijkverbranding wennen en al meer deze heidensche zede in ons Christelijk land ingang vinden.

Want het niet begraven, maar verbranden der lijken is een door en éoot heidensche gewaonte.

Bij Israël, het oude volk van God, werden de lijken nooit verbrand, maar in de aarde begraven, zooals we dat lezen van de dagen van Abraham af. En God de Heere drukte nog daarop als 't ware zijn Goddelijk zegel, toen Hij zelfhef lijk van Mozes, zijnen dienstknecht, met eigen haijd begroef Alleen als een diep onteerende straf kwam het lijkvcrbranden onder ftraël voor, wanneer iemand een gansch goddeloos stuk gedaan had, zoo erg, dat zelfs nadat hij gedood was, zijn lijk aan de vlammen werd prijsgegeven, omdat hij geen graf onder Israël waardig was (Jozua 7: S, Lev. 20 : 14, - 24 : 7). Aan Moab werd het dan ook als een zware zonde toegerekend, dat het in zijn oorlog met Edom het graf van den koning van Edom geschonden en diens beenderen tot kalk verbrand had, en als straf laat God de Heere aan Moab zeggen, dat Hij daarom een vuur in Moab's lands palen zal zenderi, dat de paleizen in zijn hoofdstad Verteren zou (Amos. 2 : 1).

Ook bij de Christenen was er geen sprake van, dat zij met de lijkverbranding, die destijds in het Romeinsche rijk zeer en vogue was, zouden meegedaan hebben. Zij hadden van die crematie een diepen afkeer, en hebben, hoe ze daarom bespot eri uitgelachen werden, hun dooden steeds begraven. Door de heidenen werd dit onderscheid in wijze van begraven dan ook als een kenmerkend onderscheid tusschen hen en de Christenen beschouwd, en de heiden, die in , den bekenden dialoog van Minucius Felix op-'treedt (een der oudste Christelijke schrijvers) drijft reeds den spot mef de Christenen, die aan de opstanding der dooden geloofden en „daarom de verbranding der lijken verafschuwden, en het vlammengraf veroordeelden, alsof niet elk lichaam, ook al werd het aan de vlammen onthouden, even goed door den duur van den tijd tot stof weer ontbonden werd" (cap. XI). Zelfs Heten de heidensche rechters, die de Christenen ter dood veroordeelden, niet zelden met opzet de lijken der^ martelaren verbranden, juist om dit geloo'f in de opstanding te bespotten, zooals de rechters •te Lyon, die na de martelaren van Christus' eerste gemeente aldaar gedood te hebben, hurj lijken lieten verbranden en het stof in de Rhone wierpen, zeggende: „laat ons nu zien of ze zullen opstaan en of hun God nog in staat is hen uit onze handen te verlossen" (Eusebius V cl). Niets is dan ook roerender dan te lezen, hoe de eerste Christenen, dikwijls in den nacht en na de schildwachten te hebben omgekocht, in het arena ofop de gerichtsplaats kwamen, om de laatste overblijfselen, al waren het de afgekloven of half verbrande beenderen, der martelaren bijeen te zoeken en dezen een eerlijke begrafenis te geven. Zoodra dan ook het Christendom de overwinning had behaald over het heidendom, verdween de heidensche gewoonte van de lijkveribranding van zelf en werd het begraven der lijken voor heel het Romeinsche rijk regel. En toen later het Christendom ook onder de Germaansche volkeren doordrong, waar de lijkverbranding evenzeer ge'vvoonte was, verbood Keizer Karel de Groote aan de onderworpen Saksers het verbranden der lijken zelfs bij doodstraf.

Zoo bleef het, totdat eerst in onzen tijd het weer opkomend heidendom openlijk met deze Christelijke zede brak' en het rech^ opeischte tot de heidensche gewoonte van de lijkverbranding te mogen terug keeren. Wat men wel zegt, dat deze lijkverbranding volstrekt niet als iets onchristelijks bedoeld wordt, dat Ihet met de opstanding der dooden niets te maken heeft, want dat God evengoed uit de asch van een verbrand lijk een verheerlijkt lichaam kan voortbrengen als uit een in de aarde tot stof vergaan lijk, en dat de lijkverbranding alleen geschiedt uit sanitaire overwegingen, of omdat mèn het zoo'n onaangename gedachte vindt, dat het lijk zoo langzaam in de aarde wegrotten molt, is slechts een doekje voor het bloeden. Zooals het in de dagen der eerste Christe-, lijke Kerk was, zbo is het ook nu. Wat van het Christelijk geloof afviel en weer heiden •werd, schept in deze lijkenverbranding behagen; wat nog vasthoudt aan het Christelijl^ geloof, heeft van hét verbranden der lijken een afschuw en Begraaft lijne dooden in het graf, zooals.de Christelijke Kerk steeds heeft gedaan. De Roomsche Kerk heeft in onzen tijd het verbranden der lijken aan al hare leden dan _ook zeer beslist verboden (door een beslissing van de congregatie van de Inquisitie in 1886) en al is dit door de Protestantsche Kerken nog niet officieel gedaan, het is kwalijk denkbaar, dat een geloovig Christen aan deze heidensche zede zou meedoen. Noch een beroep op de Almacht Gods, die toch even gemakkelijk uit de asch van een verbrand lijk een doode kan doen opstaan, noch het gevoelsargument, dat het wegrotten van het lijk in het graf zooveel schrikkelijker is dan het opgaan in de vlammen, noch het utiliteits-argument, dat men aldus geen gevaar loopt levend begraven te worden, kan of mag hier den doorslag geven. Noodzakelijk is de lijkV^branding in geen enkel opzicht, noch om gevaren voor de levenden af te snijden noch om levend-begi'avenworden te voorkomen. Wat het gevoelsargument aangaat, dat de ontbinding in het graf zoo schrikkelijk is, vergete men niet, dat de afgestorvenen zelf hiervan toch niets gevoelen, en is bovendten terecht opgemerkt, dat men niet wijzer moet willen zijn dan God de Heere, die dit ontbindingsproces aldus gewild heeft. En wat het beroep op de Almacht Gods betreft, ontkent natuurlijk geen enkel Christen, dat God het wonder van de opstanding der dooden ook dan kan verrichten, al is een lijk verbrand geworden, maar dit neemt niet weg dat evenals bij de heidenen J« de dagen der eerste Christenen, zoo ook nu het ongeloof met opzet deze lijkverbranding doorzet om daarmede zijn ongeloof in de opstanding der dooden publiek te toonen en reeds daarom een Christen van deze lijkenverbranding een afkeer behoort te hebben.

En de afschuw van deze heidensche lijkenverbranding moet niet alleen daarin uitkomen, dat men zelf natuurlijk niet toelaat, dat zijn lijk zal verbrand worden, maar dat men eveneens openlijk alle gemeenschap met die lijkenverbranding mijdt en vliedt. Een predikant, die haar zoo'n lijkenverbranding gaat om daar een stichtelijk woord tot de familie te spreken, verzaakt feitelijk zijn Christelijk standpunt. Ook als' bloedverwant, nabestaande of vriend behoort men aan deze lijkenverbranding door zijn tegenwoordigheid geen sanctie, te verleenen. En hetzelfde geldt natuurlijk evenzeer, wanneer men hetzij als lid, hetzij als |bestuurslid van een vereeniging of corporatie gewoon wordt uitgenoodigd om bij zulk eén lijkenverbranding tegenwoordig te zijn. Al staat het niet in onze macht, maar alleen in de macht onzer Overheid, om aan het weer opleven van deze heidensche zede in ons Christelijk land paal en perk te stellen, toch kunnen we, dooj van elke deelneming aan deze heidensche gewoonte ons te onthouden, wel openlijk ons protest tegen deze lijkenverbranding doen hooren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Lijkverbranding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's