Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. C. RuLtMANN, DR. F. L, RUTGERS IN ZIJN LEVEN EN WERKEN GESCHETST. Drukkerij Libertas. 1918. Rotterdam.

VI.

Na in de eerste § van zijn hoofdstuk te hebben geschetst den HOOGLEEKAAR RUTGERS als SCHOOL-STiCHTER, schetste hij hem in de tweede als LEERMEESTER.

Als Leermeester, toen de Universiteit, in het eerste jaar van haar bestaan, nog maar 5, doch in het tweede r«eds 25 studenten telde. Een quantitatieve vermeerderiSg waarover PROF. RUT­ GERS, blijkens zijn rectorale rede van 1881, zich verblijdde, maar ook ziju wensch uitsprak dat zij 'Steeds met een qualitatieve macht gepaard mocht gaan, iets wat dan met eensbreed citaat uit die rede, op p. 93 wordt gedocumenteerd.

Niet maar schetsen, doch schilderen wordt het op de volgende bladzijden, waar de oudleerling het over zijn leermeester op de katheder bij het thee-uur en~in de studeerkamer heeft. Aan het slot van de § vindt men, in extenso afgedrukt, de twee adviezen van Prof. RUTGERS aan het STUDENTENCORPS der V. U. over de kwestie igeneraal-speciaaj", welke ten jare 1895 bij hare studentenwereld in geschil lag.

De § § 3, 4 en 5 gaan ieder aftonderlijk over den Hoogleeraar RUTGERS als Oud-Testaraenticus.

Kerkhistoricus en Canonicus. Naar het oordeel van den oud-leerling > blonk zijn leermeester, als Oud-Testamenticus niet zoo uit als" in Kerkhistorie en Kerkrecht", (p. 110). Van RUTGERS lessen in ALGEMEENE KERK­ GESCHIEDENIS zegt hij echter: «Met name CALVIJN was de Reformateur, met wien hij zich één voelde in het diepste levensbeginsel. Heel CAL-VIJN'S denkwereld nam hij in zich op. En op zijn colleges teekende zijn meesterhand ons het beeld van dezen Hervormer ten voeten uit".

„Hij gaf ons daar een volledige biographie van CALVIJIJ, ingedeeld in 7 perioden, " (p. 116), die dan ook worden genoemd.

In verband met Prof. RUTGERS' Calvijn-studie volgen nu enkele bladzijden over diens rectorale oratie uit 1898: CALVIJNS INVLOED OP DE REFOR­ MATIE IN DE NEDERLANDEN, VOOK ZOOVEEL DIE DOOR HEMZELVEN IS UITGEOEFEND. Daarmee heeft de Schrijver zich dan den weg gebaand tot de kenschetsing van de lessen in VADERLANDSCHE KERKGESCHIEDENIS.

Wij vernemen, dat de tijd vóór de Reformatie niet ganschelijk werd overgeslagen, (p. 123) maar ook, dat „met name de geschiedenis van de Gereformeerde kerken hier te lande, »omdat die het Calvinistisch beginsel het zuiverst beleden hadden, de liefde van zijn hart had." En dan geeft RULLMANN de 4 tijdperken op waarin die geschiedenis door zijn Professor verdeeld en behandeld werd. Na nog over RUTGEKS uitgave der Acten van de Nederlandsche Synoden der zestiende eeuw te hebben gesproken, eindigt Ds. RULLMANN de § met deze woorden: „Zijn grootste verdienste als kerkhistoricus dunkt ons, dat hij den eersten stoot gegeven heeft tot een bestudeering van den bloeitijd onzer Gereiormeerde kerken uit de eerste bronnen, en daardoor aan het werktuigelijk napraten van partijdige geschiedschrijvers een einde heeft gemaakt."

Toegekomen aan het doceeren van Prof. RUTGERS in het Kerkrecht, begint de § die van den CANONICUS handelt, met: „Op het gebied der wetenschap heeft Prof. Rutgers bovenal geschitterd als grootmeester in het Gereformeerd Kerkrecht. Dit was zijn fort."

Hoe v©or zijn leermeester va.st stond: „Alle Kerkrecht moet uit God zijn oorsprong nemen" en „hoofdbron van de kennis ook van het Kerkrecht is daarom de Heilige Schrift", wordt hier voorop gesteld. En daarna vertelt onze biograaf, dat Prof. RUTGERS tot de „afgeleide bronnen" ook en vooral VOETIUS' POLITICA ECCLBSIASTICA rekende.

Dan handelt hij over de wijze waarop dit vak bestudeerd werd.

„Ook in zijn redevoeringen bij de overdracht van het Rectoraat sprak Prof. Rutgers liefst over Kerkrecht. Vier van zijn vijf rectorale oraties zijn dan ook aan dit studievak gewijd, " en deze opmerking geeft hem aanleiding om, met breede citaten den inhoud dier vier oraties weer te doen herinneren (p. 127—148).

Dan, niet alleen als akademisch docent, maar ook ais , ivraagbaak tot wien men zich wendde om advies in kerkelijke moeilijkheden" (p. 148— 151) en als schrijver in DE HERAUT over kerkrechtelijke onderwerpen (p. iSl—152); als adviseerend lid op onze Generale Synoden en raadsman bü de Zending, ook wat het missionaire recht betreft, (p. 152—154) gedenkt hij in deze § den Canonicus.

Zijn deze drie genoemde § § van het hoofdstuk over Dr. RUTGERS als HOOGLEERAAR inzonderheid van belang voor de vroegere en tegenwoordige Theologanten der VRIJE UNIVERSITEIT, de nu volgende § is zoo voor hen, als voor al onze Kerk-en Geloofsgenooten van belang. In die § toch, de 6e van het hoofdstuk, wordt de hoogleeraar als REFOKMATEUE geschetst. Onze RULLMANN, die met zijn trilogie: REVEIL EN AFSCHEIDING, DE STRIJD voor KERKHERSTEL en DE DOLEANTIE (Amsterdam, W. Kirchner 1916) zich, naar aller toestemming, het ridderschap der XlXe eeuwsche vaderlandsche kerkhistoriën-beschrij ving heeft verworven, brengt op de 56 bl. dezer § de groote beteekenis naar voren, die PROF. RUTGERS voor de »nieuwe reformatie" door doleantie gehad heeft. Op de nadere bijzonderheden daarvan ga ik hier, óok om het debie? van het boek, dat ik den heer RULLMANN en zijn Uitgever van harte toewenscii, niet nader in.

Men moet het zelf in z'n geheel lezen.

De 7e § gaat over den Hoogleeraar als SPREKER de „8e als SCHRIJVER.

In de eerste zegt hij teekenend: »Geen redenaar in den gangbaren zin van het woord, was hij evenmin volksredenaar als kanselredenaar", maar na dit negatieve komt dan het positieve: »Gladheid van tong en losheid van stijl, vaak nog gepaard met fijnen humor, maakte hem tot een boeiend en pakkend spreker". Van den hoogleeraar als SCHRIJVER heet het, niet minder waar: »Zoo gemakkelijk en vlot bij schreef in •brivate correspondentie^ zoo moeielijk en stram penvoerder was hij, als het op publicaties naar buiten aankwam", en dit wordt dan, zeker niet onjuist, verklaard uit RUTGERS »groote correctheid en preciesheid". Met tal van citaten uit redevoeringen en nagelaten epistolairen arbeid van den hoogleeraar, wordfe weer een en ander gedocumenteerd, terwijl RULLMANN op het einde van dit hoofdstuk zijn eigen correctheid en preciesheid als bibliograaf weer doet uitkomen.

Het Ve en laatste hoofdstuk loopt over den OUD-HOOGLEERAAR, en wel over diens emeritaat, levensavond, sterf^jed en uitvaart, terwijl in een slotwoord zijn nagedachtenis wordt saamgevat. De waarde van dit laatste hoofdstuk is niet weinig verhoogd doordat ook de grafrede, uitgesproken door den heer A. W. F. IDENBURG, den 22en Maart 1917, er in is opgenomen.

Ook met dit zijn jongste, mooi gestileerd, aangenaam te lezen en in velerlei opzicht leerzaam boek over zijn geliefden leermeester heeft Ds. RULLMANN zich bij vernieuwing aanspraak verworven op erkentelijkheidbetuiging van ons Gereformeerden. Het aandenken aan den man wiens leven en werken voor onze Kerken en onze Universiteit tot zoo rijken zegen is geweest, zal er, ook doordat de Schrijver op zoo tal van bladzijden, nadat RUTGERS gestorven is, hem zelf laat spreken, door verlevendigd worden.

Het is waar, dat de machtige inwerking van KUYPEE'S geest, die van stagneerend conservatisme op kerkelijk gebied zoo vrij is, aan RUT­ GERS, toen hij reeds 40 jaar vas, ' den stoot tot kerk-reformatie heeft gegeven._ En waar is het ook, dat, gezien het wetenschappelijk gebied, als vaststaand feit, met een variant op een woord uit de Grieksche oudheid, moet blijven gelden: > indien er geen KUYPER ware , geweest, er zou geen VRIJE UNIVERSITEIT ziJL*. Dat nu de auteur het een en het ander, althans voor zijn niet al te scherp toekijkenden lezer, minder duidelijk doet uitkomen, is echter bij hem, zoo niet als historicus, dan toch als, in tot affect opsteigerend piëteitsgevoel, . bij den over een cher maitre schrijvend discipel, te overzien. En dat te meer, wijl ook dit zijn boek overigens alle qualiteit bezit om te doen voorkomen, dat »de groote strijd onzer Kerk in'den aanvang der 17e eeuw voor een later levend geslacht geheel te vergeefs zou gestreden zijn", gelijk onze RUTGERS schreef in een HERAUT-artikel van 1878, overgenomen op, p. 64, en waaraan dan voorafgaat wat ieder Gereformeerde als uit het hart moet zijn gegrepen, dat zulks een te-vergeefs-zou-gestreden-zijn »waarlijk treurig en onverantwoordelijk zou zijn".

Naar ik het bezie, dunkt mij, inzonderheid voor de jongere generatie onder de hedendaagsche Gereformeerden, de lezing van dit boek, ter voorkoming van psychische infectie bij de thans heerschende epidemie, veroorzaakt door anti-calvinistische geestelijke stroomingen, zeker ten hoogste gewenscht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's