Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJAND EN VRIEND.

XIX.

TEGENSLAG.

Hij antwoordde dus alleen:

’t Is anders geen tijd om groote zaken te doen mijnheer. De meeste smids klagen steen en been, en ook op de fabriek heerscht slapte. Maar misschien heeft de baas diea u bedoelt, geld, en dan verandert het.«

«Neen» zei de heer, drukke zaak.» «maar wel een goede,

«Dat kan zijn, maar een zaak kan verloopen.»

«Wel» was het antwoord, »ik dacht dat baas Peter steeds vooruit girg.»

«O, bedoelt u hein; daar spreek ik liefst niet over. Ik bemoei mij nooit met zijn zaken, en ben blij dat ik niet meer in zijn dienst beii. Want ik weet nu wat ik heb, en bij den baas kwam ik toch niet zoo vooruit.»

Nu volgde nog een vrij lang gesprek, waarin Kees zijn best deed om zijn vroegeren patroon zoo zwart mogelijk te maken. Allerlei kwaad werd van baas Peter verteld, maar steeds zoo, dat Kees niet kon verweten worden dat hij de zegsman was. Altijd was het: «men zegt, " of «er wordt verteld, " en zoo meer. Het slot van de zaak was, dat de heer een zeer slechten indruk kreeg van baas Peter en van zijn betrouwbaarheid. Zöo vast geloofde hij in wat Kees had meegedeeld dat hij een dag daarna den baas weten lier, dat het huisje niet meer te koop of te huur was, en hij andere plannen er mee had. Het hielp niet, dat de bias inlichtingen vroeg, en zelf met den rijken heer sprak om hem van besluit te doen veranderen. De eigenaar weigerde beslist.

Zoo had dan Kees zijn zin, althans voorloopig. Baas Paer moest afzien van uitbreiding /-ijner zaak, en vooreerst zich trachten te behelpen. Al nadenkend begon hij ook eenigzins te begrijpen wie hem zoo telkens in de wielen reed. Het deed hem pijn, en menigmaal gevoelde hij verontwaardiging over het gedrag van zijn vroegeren leeijongen dien hij toch altijd goed behandeld en ten beste geraden had. Het ^ou hem gemakkelijk zijn gevallen op zijn beun Kees te dwarsboomen, en allerlei van hem te vertellen dat minder mooi was. Vooral thans was daartoe alle gelegenheid, ook zonder eenigzins onwaarheid te spreken.

Toch zweeg baas Peter stil. Hij las in zijn Bijbel: «Doe wel dengenen die u haten, " en nok wist hij wat er geschreven staat over het hopen van vurige kolen op het hoofd eens vijands. Dit maakte dat hij over Kees en zijn booze werken slechts nu en dan met zijn vrouw en een paar anderen sprak. Maar des te meer sprak hij er over met den Heere in den hemel, en die liet hem ook niet zonder antwoord.

De heer namelijk wien nog veel andere huizen ea veel land op het dorp toebehoorde, was gewoon op den betaaldag voor zijn pachters, zelf eenige uren op het kantoor van van den rentmeester te komen, waar hij. dan het ffoodige met. hen besprak. Om zeker te zijn van zijn zaak tegenover baas Peter, wilde hij ditmaal eens trachten zijn pachters aan het spreken te krijgen, en dit viel, niet moeilijk daar, gelijk het op een dorp gaat, de meesten reeds van het geval gehoord hadden. Nu had de smidsbaas, gelijk wij weten, ook veel vrienden. Deze gaven een goed getuigenis. Maar ook de anderen — en dit trof den eigenaar — wisten eigenlijk van dea smid niets kwaads te vertellen. Het was nu duidelijk, dat Kees door wangunst of haat gedreven maar wat had verzonnen, en zeker schrikkelijk had overdreven. De eigenaar, die reeds zoo iets had vermoed, maakte nu weer korte metten, en schreef onmiddelijk aan den baas, dat hij het huisje krijgen kon in eigetdom tegen een lagen prijs. En baas Peter talmde niet om, met dank aan God en menschen, van dit aanbod gebruik te maken.

’t Was een dikke streep door de rekening van Kets. Hij had gehoopt den baas eens weer een leeli)ke poets te spelen, erger dan ooit te voren. Hij had bij zijn vrienden er op gezinspeeld, ja er op gesnoefd. Zij op hun beurt hadden gezorgd, dat Kees' boos opzet ruchtbaar werd. En nu na nog geen maand lag alles reeds in duigen. Zoo had de Heere getoond dat Hij machtig is om, gelijk de Schrift zegt, den raad der goddeloozen te vernietigen. Maar Kees was daar thans blind voor. Zijn natuurlijke goedhartigheid was jegens den smid zelfs geheel in haat en nijd verkeerd. En nu moest hij het aanzien dat zijn poging mislukt was, en baas Peter weldra het huisje in bezit kreeg.

Geen wonder dat Kees op den dag toen hij dit vernam toornig en verdrietig was. Zoo was dan zijn plan geheel mislukt, en zou de baas, als hij hoorde hoe Kees gehandeld had, hem nu kunnen uitlachen. Teleurgesteld en neerslachtig ging hij dien avond huiswaarts van de fabriek. Van het plan om tege over de smederij van baas Peter een eigene op te zetten zou nu wel vooreerst niets komen. En dat hinderde Kees het meest, al verdiende hij ook genoeg om het voorloopig er mee te kunnen stellen. Thuis gekomen vond hij daar zijn trouwen vriend, dea kleeremakersknecht, die hem opwachtte, en dadelijk zag dat Kees wat scheelde, 'i Was niet noodig lang naar de oorïaak te zoeken. Want Kees wiens hart vol was gaf het lucht in allerlei woorden en uitroepen, waardoor de vriend wel niet alles begreep, maar toch genoeg om te kunnen vatten wat er gaande was. Hij trok Kees mee in zijn eigen kamenje, en zeide toen op luchtigen toon:

«Kom, kom, trek je dat niet zoo aan. Doe alsof er niets gebeurd was. Er komt wel weer een gelegei heid om dien smid eens aardig te betrekken. Je wordt hem toch eindelijk de baas. Houd maar moed.»

Dat was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan, gelijk Kees bij ervaring merking zou.

Want toeu het gebeurde ruchtbaar werd, keerden velen zich af van Kees, dien zij vroeger om zijn welwillendheid en goedhartigheid wel hadden mogen lijden. Ook de ouders van Kees waren alles behalve tevreden over hem. Zij misten zijn weekgeld, en daarbij begon hun oudsten zoon, hun trots, thans zijn goeden naam te verliezen.

«Die ongelukkige drank, » sprak vader zuchtend, toen Kees weer eens een van zijn bezoeken had gebracht die al zeldzamer werden. »Als het dat niet was zou het wel gaan.»

«Zeker» zei moeder. «Onze Kees is niet kwaad, maar door het drinken wordt hij opgewonden en driftig, en dan weet hij niet wat hij zegt en doet. Was er maar wat tegen te doen.»

«Ja wat? Maar ik vrees dat Kees, sinds hij ons huis verliet, op een slechte leerschool is gekomen. De vriendschap met dien kleercmaker bevalt mij niet. Want zoo ik hoor is dat een eerste drinker.»

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's