Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is de Hervormde Kerk een schjjnkerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de Hervormde Kerk een schjjnkerk?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVI.

Al kan'er dus van Kerkelijke gemeenschap met de Hervormde Kerk, zoolang zij niet tot grondige reformatie komt, geen sprake wezen, toch volgt daaruit niet, dat wij den doop, die in deze Kerk bediend wordt, niet als Christelijken doop zouden erkennen, mits deze doop op Schriftuurlijke wijze is bediend.

Al heeft Prof. Fabius in zijn geschrift Kerkelijk leven zich over dit vraagstuk niet positief uitgelaten, toch schijnt uit de door hem gestelde premissen te volgen, dat hij den doop in, de Hervormde Kerk bediend, niet als doop zou willen erkennen. Niet alsof Prof. Fabius daarom het enghartige standpunt zou innemen, dat alleen de doop in een zuivere Kerk bediend als doop mag worden erkend. Hij zelf geeft toe op grond van de pluriformiteit der Kerk, dat ook minder zuivere Kerken als Kerk zijn te erkennen en dat dienvolgens hun Doop mits op Schriftuurlijke wijze bediend, mo^ worden aangenomen" (blz. 86). Maar al moet die pluriformiteit der Kerk worden aanvaard, daaruit volgt, volgens hem, nog niet, dat het Hervormde Kerkgenootschap hieronder zou vallen (blz. 91). Men heeft vaste kenmerken, zegt hij, voor wat eene Kerk is, en wie daaraan niet voldoet, kan niet als Kerk erkend worden (blz. 92). Waaruit hij dan afleidt; aangezien deze „vaste kenmerken" bij de Hervormde Kerk ontbreken, dat men misschien nog zou kunnen zeggen, dat op die enkele plaatsen, waar de strijd tusschen Kerk en Synodale organisatie niet-doordrong, nog steeds de Gereformeerde Kerk onder de organisatie huist, maar dat men dit niet kan zeggen van die plaatsen waar het Genootschap gescheiden is van en antithetisch Staat tegenover de Gereformeerde Kerk (blz. 93). De aldaar bestaande Genootschapsafdeeling, zooals Prof. Fabius het noemt, kan dus niet meer als Kerk beschouwd worden. En waar geen Kerk meer is, daar is ook geen Doop meer. Vandaar dat Prof. Fabius terecht opmerkt, dat in de vraag, of het Hervormde Genootschap nog als Kerk te erkennen is, veel ligt opgesloten. Want wie deze vraag in beslist ontkennenden zin beantwoordt, kan ook den doop in de Hervormde Kerk bediend, niet langer als een Christelijken doop erkennen. Het grootste deel van de Christenen in ons land zou dus een schijndoop ontvangen hebben èn niet werkelijk gedoopt zijn, en wie uit de Hervormde Kerk tot ons overkwam, zou steeds opnieuw moeten gedoopt worden. Men ziet dus hoe ver de consequenties reiken van hetgeen door Prof. Fabius gesteld wordt en hoe noodig het daarom is, dat ook over dit vraagstuk nader licht wordt ontstoken.

Nu stemmen we Prof. Fabius volkomen toe, dat de geldigheid van den doop niet alleen daarvan afhangt, of die doop op Schriftuurlijke wijze bediend wordt, d. w. z. met water en met het uitspreken van de bek^de sacramenteele woorden: Ik doop u in aèn naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. De Roomsche Kerk erkent eiken doop, die op deze wijze plaats vindt, mits degeii, die den doop bedient dit maar doet met de bedoeling om'te doen wat de Kerk bij den doop doet, maar ze vraagt niet, of deze doop bediend is geworden in een Christelijke Kerk en zelfs niet of de persoon, die dezen doop bedient, daartoe een wettig ambt bezit. Zelfs al zou een Jood of Mohammedaan op deze wijze, als hier voorgeschreven is, den doop bedienen, dan zou deze doop als een wettige doop door de Roomsche Kerk erkend worden. Iets wat op Roomsch standpunt wel moet, omdat de Room sche Kerk zich zelf voor de eenig ware Kerk van Christus houdt en daarbuiten geen Christelijke Kerken erkent. Alle andere Kerken zijn „secten" of hoe men ze noemen wil, maar geen Kerken. Hing de geldigheid van den doop dus daarvan af, of deze doop bediend was in een Christelijke Kerk, dan r.c'w de Roomsche Kerk geen enkelen doop - als yeldig mogen erkennen, die buiten haar erve bediend was. En waar de Roomsche Kerk tot deze consequentie nimmer heeft willen komen, daar moest zij den doop ook wel losmaken van het ambt en van de Kerk. Daarom doet het er niet toe volgens de, Ro'jmsche Kerk, door wien of waar de doop bediend wordt. Mits de bedoeling van zulk een dooper maar niet is om een spel te drijven of een schijnvertooning te geven en de doop volgens de inzetting van Christus bediend wordt, is de doop als een echte doop te beschouwen.

De Gereformeerde Kerk heeft zich echter nooit op dit standpunt gesteld. Wanneer zij, hoewel ze de Roomsche Kerk als een valsche Kerk beschouwde, toch den doop in de Roomsche Kerk nog als een wettigen doop aannam, dan geschiedde dit niet, omdat deze doop nog trots de vele superstitieuze ceremoniën met water en met de woorden door Christus voorgeschreven bediend werd, maar omdat zij erkende, dat in de Roomsche Kerk nog een stuk van de Christelijke Kerk werd gevonden. Waar geen Kerk meer is, kan ook geen Christelijke doop meer bediend worden. Zelfs is voor zulk een wettigen doop altoos vereischte, dat de doop bediend moet worden door een persoon, die in deze Kerk daartoe een roeping ontvangen heeft. De wettigheid van den doop hing ons van drieërlei af: vooreerst, of daarbij de forme en substantieele dingen des doops onderhouden waren; ten tweede of deze doop bediend was in een Christelijke Kerk; en ten derde of deze doop verricht was door een persoon, die in deze Kerk de macht om te doopen ontving.

In onze eigen Kerken mag de doop alleen bediend worden door een wettig daartoe geroepen predikant.. Van een doop door „leeken" heeft onze Kerk nooit willen weten, omdat Christus bij de inzetting van den doop niet aan een ieder, maar alleen aan de Apostelen en aan de predikers van het Evangelie de macht en last om te doopen heeft geschonken. Of in onze Kerken een gewoon gemeentelid al een kind met water besprenkelde en daarbij de sacramenteele woorden uitsprak, zou geen de minste waarde hebben en zulk een schijndoop zou door ons niet als doop erkend worden. Maar wanneer in de Roomsche of Luthersche Kerk, waar de nooddoop door een leek geoorloofd is, een kind gedoopt wordt door den vader of den dokter of de vroedvrouw, omdat men vreest, dat het kind sterven zal, dan is deze doop ook door onze Kerken als een werkelijke doop erkend, omdat in deze Kerken de macht om te doopen ook aan leeken wordt toegekend. Zulk een doop mag dan niet op wettige wijze zijn bediend of wil men, niet volgens de instelling van Christus, maar dit gebrek maakt .den doop zelf nog niet ongeldig. In dat opzicht hebben onze Gereformeerde Kerken steeds een ruim standpunt ingenomen. Vandaar dat op de Synode van Dordt in 1619 uitdrukkelijk werd verklaard, dat men den doop der Papen, die in deze landen omzwërven, en der Mennisten niet onbedachtelijk zou herhalen, maar naarstiglijk onderzoeken zou, of zij de forme en substantieele dingen des doops onderhouden, hetwelk bevonden zijnde bij hen te geschieden, zoo zal de doop geenszins mogen herhaald worden. Maar hoezeer tegelijk vast gehouden werd aan het beginsel, dat de doop alleen bediend kan worden door iemand, die in een kring van Christenen daartoe geroepen was, blijkt uit hetgeen de Synode daarna besloot. Op de vraag toch, hoe men oordeelen zou over den doop, diè bediend werd door een predikant, die geëxcommuniceerd was en daarmede dus de bevoegdheid om te doopen verloren had, werd geantwoord, dat de Kerken dan naarstig te onderzoeken hadden of zulk een door onze Kerken geëxcommuniceerde predikant daarna eenige ordinaire roeping van eenige vergadering ontvangen had en dan in dit geval de doop evenmin mocht herhaald worden. Wanneer zulk een geëxcommuniceerd predikant, die daarmede de bevoegdheid om te doopen verloren had, toch door ging met te doopen alleen op eigen

gezag, zou zulk een doop geen waarde hebben. Maar wanneer een vergadering, d. w. z. een geordende kring van Christenen, die buiten onze Kerk stond of zich daarvan had afgescheiden, hem tot voorganger beriep en daarmede hem weer de bevoegdheid om te doopen verleende, dan moest de door hem bediende doop, mits op Schriftuurlijke wijze bediend, erkend worden. Blijkbaar zag dit op gevallen, zooals toen met de Remonstantsch gezinde predikanten voorkwamen, die, wanneer zij afgezet waren, nu door een kring van gelijkgezinden gevolgd werden en in dien kring trots hun afzetting als predikant werden erkend.

Zoo heeft de Synode van Dordt, die niet anders uitsprak dan wat onze beste Theologen hadden geleerd, de yoor-waarden voor de erkenning van de n doop geregeld en onze Kerken hebben hierover nooit anders gedacht. De kerkformatie, waarin zulk een doop bediend wordt, kan op onwettige wijze ontstaan zijn, doordat deze kring zich heeft afgescheiden van de ware of zuivere Kerk; ze kan op verschillende punten der leer dwalen of kettersche gevoelens aanhangen; ze kan als kerk een zeer zwak karakter vertoonen, maar hoever men de grens ook trekken wil, er moet toch, zal de doop erkend worden, een „forme van Kerk" wezen, die nog als Christelijke Kerk gelden kan.

Vandaar dat ook steeds als eisch gesteld werd, dat in zulk een Kerk, wier doop men erkende, nog de grondwaarheden van het Evangelie werden vastgehouden. Waar geen Christgeloovigen zijn, daar is ook geen Christelijke Kerk denkbaar. Op de oude Conciliën der Kerk werd dan ook uitdrukkelijk bij de erkenning van den doop een uitzondering gemaakt voor die secten, die een onchristelijk karakter vertoonden, omdat zij de Qodheid van Christus verwierpen. De Katholieke of Algemeene Kerk, waartoe alle Christelijke Kerken behooren, staat op den bodem van het Apostolische geloof of. wil men nog korter, van de Trinitarische belijdenis. Een Kerk, die niet gelooft in den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, is geen Christelijke Kerk en kan ook geen Christelijken doop bedienen. Wanneer zulk een Kerk toch doopen zou in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, dan zou dit een leugen wezen. In zulKe Kerken ziet men dan ook dat of de doop wordt afgeschaft, of dat men, Waar de ceremonie van den doop nog behouden wordt, een ander tioopsformule ki^st. Maar ook al geschiedde dit niet, een Kerk, die de Triniteit verwerpt, is geen Christelijke Kerk en haar doop is geen Christelijke doop. De doop in de Unitarische Kerken bediend, kan daarom evenmin door ons erkend worden als een doop, die bijv. bediend zou worden in de Vrije Gemeente te. Amsterdam. Terwijl daarentegen een doop bediend in den kring der Darbisten, ook al hebben deze broeders geen voorgangers en al laten zij aan ieder den doop toe, toch voor ons een Christelijke doop-is, omdat we bij deze' Darbisten te doen hebben met een kring van Christelijke broeders, die aan het Apostolische geloof van harte vasthouden.

Het is daarom volkomen juist, dat de Synode van Groningen in 1899, die over dit punt een uitspraak had te doen, besliste, dat „de Doop van Genootschappen, Vereenigingén of personen, die formeel met het triniteitsgeloof gebroken hebben, en deze breuke oök feitelijk doen uitkomen, zoo dikwijls haar een kind ten doop gepresenteerd werd, niet meer als Doop erkend kan worden, doch dat zij overigens lederen Doop erkende, hetzij aan kinderen of aan bejaarden bediend, ingeval deze gedoopt zijn in of vanwege een kring van Christenen, door een door zulk een kring geroepen en erkend dienaar des Woords en in den Naam des Vaders^des Zoons en des Heiligen Geestes."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Is de Hervormde Kerk een schjjnkerk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's