Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OPSTANDING.

De Paaschzon schijnt op 't ledig graf, De Heer is opgestaan. Hij die voor ons aan 't kruishout stierf Met onze schuld belaân.

Hij. die voor ons ging in den dood, Herneemt het leven weer. Ontstijgt het graf door eigen kracht, Der zijnen Hoofd en Heer.

De lange weg van Bethlehem Naar Golgotha en kruis. Is nu voleind, 't is al, volbracht, Hij keert naar 't Vaderhuis.

De vijand bracht Hem wreed ter dood En meende, 't is gedaan, Maar God de Heer verbrak dien raad, Gods Zoon is opgestaan.

Hij die eerst in den dood Zich gaf, Voor zondaars boos-en snood, Die 't leven aflegt en herneemt, Hij overwint den dood.

Men had bij 't graf een wacht gezet. Vergeefs, Gods engel daalt. Nu slaan de wachters op de vlucht. De Christus zegepraalt.

Nu beeft de Satan en zijn rijk, Gebroken is zijn macht, Want Jezus Christus overwon, ïn heerlijkheid en kracht.

Nu juicht al wie in Christus is: Lof zij den Zoon van God! Nu wacht ook mij verrijzenis Een eeuwig heerlijk lot.

Nu blijkt de groote Davidsspruit Met kracht Gods Zoon te zijn. Hij die de macht der zonde brak Hij maakt de zondaars rein.

Want Hij vernieuwt het booze hart, Dat wordt een tempel Gods Wanneer Hij 't met Zijn Geest vervult Al satans list ten trots.

Halleluja, de Heer verrees Gods Zoon is opgestaan, Wat Hij volbracht vermocht niet een. Zing dan Zijn groote dâan,

Roemt dan in Zijn verrijzenis Die ons het leven schenkt. Zijn opstaan is een zegepraal Die eeuwig heil ons brengt.

Hij is verrezen uit den docd Dat Hij ons 't leven gaf. Hij heeft verwonnen voor^ altijd De macht van dood en graf.

Wie in Hem stierf herleeft straks weer Tot eeuwge heerlijkheid, ' Hèm door den Zoon, den Ciiristus Gods, Eens uit gena bereid.

VIJAND EN VRIEND.

XX.

IN HET VUUR.

Vader en moeder praatten nog geruimen tijd nadat dat Kees vertrokken was. De sterke drank kreeg van alles de schuld. Maar de ouders vergaten dat zij zelf ook schuld hadden, en bovenal dat dronkenschap, hoe verkeerd ook, toch een diepere oorxaa-k heeft, n.l. de zonde. Bij den een spruit daaruit voort hoogmoed, bij een ander onmatigheid, bij een derde gierigheid. Maar het zijn al te maal vruchten van deczelfden boom. De Schiifc zegt: > geen dronkaard zal het Koninkrijk Gods b; erven.c Eu ook: »God wederstaal den hoovaardige, « en wederom: »de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad.«

Doch aan dat alles dacht Kees niet. Hij dacht alleen aan zijn mislufet plan, en wat hij nu verder doen zou. Oppassen was echter de boodschap. Want hij merkte zeer goed, dat ook de opzichter van een en ander had gehoord en dat kon kwade gevolgen hebben.

Zoo was er dan als 't ware een verborgen oorlog tusschen baas Peter en Kees, waarbij de laatste steeds de aanvaller was en de eerste ziëh zoo goed mogelijk verdedigde.

Op een avond ging de baas zijn huisdeur sluiten, toen hij, naar het weer kijkend, een roode plek aan de lucht bespeurde. De maan scheen helder, maar daar kon het rosse schijnsel niet van komen. Plotseling vermoedde hij wat er gaande was. Er moest brand zijn.

Dat werd hem spoedig duidelijk, toen hij de vele voetstappen hoorde op den anders zoo sdllen straatweg, en het geluid van wielen. Snel ging hij zijn vrouw waarschuwen en haastte zich toen naar buiten. De roode plek, die al grooter werd, zeide hem waar hij wezen moest. Het groote huis van den kieerenmaker stond in brand. Van alle kanten kwamen de dorpehngen opzetten. Een der twee brandspiiiten gaf reeds water, de andere rukte aan. Het was hoog tijd dat er hulp kwam, want reeds sloegen de vlammen uit de bovenvei dieping en liep het benedenhuis groot gevaar. Alles werd zoo veel mogelijk uitgedragen. Er heerschte een geweldige drukte. Er werd geschreeuwd en gesjouwd, en de blusschers hadden e'en moeilijke taak.

»Zijn er nog menschen boven ? " vroeg baas Peter. »Zoo ver ik weet niet" antwoordde de kleerenmakersbaas. »Maar daar komt iemand”.

’t Was de knecht, K-es' vriend, die waarschijnlijk niet nuchter naar beneden werd gebracht. Men vroeg hem of er tog volk boven was.

Neen — ja — neen — ja toch .... Kees". Baas Peter begreep in eens alles. Kees lag willicht boven dronken te slapen en zou — ellendig verbranden. Hij zou naar lichaam en ziel verloren zijn.

Intusschen waren ook tal van Kees' vrienden verschenen, en zagen aan wat er gebeurde. Maar geen hunner waagde het een hand uit te steken voor den jongen man met wien zij zoo menige vrohjken avond hadden gehad. Alleen gingen er een paar zijn ouders waarschuwen, die in diepen slaap lï^gen, en nu zich haastten naar den brand.

Gelukkig wist baas Peter bij het woord de daad te voegen. > ïk zal het met Gods hulp wagen, " sprak hij en snelde met een het brandende huis binnen en de trap op. Een dikke rook sloeg hem te gemget. Denkelijk was de brand op de trap ontstaan doordat een der twee beschonkenen een brandend lam] je had omgestooten. Door den rook heen bereikte de wakkere smid den zolder, maar waar was Kees te vinden? .

Op dit oogenblik klonk een sissend, kletterend geluid. Een waterstraal uit de tweede spuit had het brandende. dak getroffen en een glasruit verbrijzeld. Bij het licht der naar binnen spelende vlam ontdekte baas Peter een gesloten deur. Die ia te trappen was voor den sterken man het werk van een oogenblik. Daar binnen zag hij Kees op zijn bed liggen, die snorkte, geheel onbewust van wat er gebeurde. Haastig greep de baas den jongen man die wel loodzwaar scheen en droeg hem op den zolder, die nu vol dikken rook stond, terwijl men hier en daar vlammen zag.

Het was hier niet lang uit te houden. »Heere, help mij!" riep Peter, die vergeefs trachtte de trap weer te vinden.

Eensklaps hoort hij hoe boven hem, vlak bij, een raam wordt ingeslagen. Te gelijk klinkt een stem:

»Hierheen baas gauw!”

Bij het maanlicht onderscheidde hij duidelijk drie mannen, die op het dak zaten. Een was, bleek later. Kees' vader. Zoo snel mogelijk en met alle kracht tilde de baas Kees omhoog, die nu door het raam naar buiten werd getrokken. De baas zelf volgde nog bij tij ds. Want reeds kraakte het dak. Langs een ladder kwamen allen behouden beneden. Kees werd raar het ouderlijke huis gebracht. De smid zocht zijn woning op, daar men den brand nu zoo goed als meester was.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's