Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Verdeelde tongen als van vuur”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Verdeelde tongen als van vuur”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN 1919].

En van hen werden geziea verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. Hand. 11:3.

Toen onze Heiland van 't Kruis aan zijn medekruiseling het zoo heerlijk toeriep: »Heden zult gij met mij in 't Paradijs zijn!» gaf dit een oogenblik den indruk, alsof de zaligheid reeds aanstonds in zou treden. Van geen vergiffenis noch van verzoening sprak de Christus, maar van een terugkeer naar het Paradijs, ea zulks niet eerst in de ure der Voleinding, maar nu reeds. ^JSeden reeds zult ge met mij in het Paradijs zijn*. Wat anders nu sprak zich hierin uit, dan dat wel door Eva's en door Adam's zonde het eens zoo heerlijke Paradijs te loór was gegaan, maar dat het daarom toch niet verloren zou blijven. Het zou teruggevonden worden, het zou in nieuwe heerlijkheid tenslotte weer opdoemen, en dezen terugkeer van wat eens verloren ging zouden al Gods kinderen danken aan dien eenigen Verlosser, die voor hen al te gader eens weer de poorten van het Paradijs ontsluiten zou. Dit nu trad niet in bij Jezus verrijzenis. De heerlijkheid waarin oaze Heiland toen aan Mana en aan de Apostelen verscheen, droeg een bepeikt karakter. De discipelen zouden op dat oogenblik den glans der volle glorie nog niet verdragen hel/oen. De heerlijkheid des hemels zou hen op dit oogenblik nog hebben overweldigd. Jezus moest toen zijn hemelsche glorie nog inhouden en temperen, om voor zijn getrouwen niet ongenaakbaar te zijn. Maar heel anders stond het op den Pinksterdag, Toen verscheen de Christus niet meer aan de zijnen op aarde, maar was hij aande Rechterhand des Vaders getroond, en het was van uit dien heerlijken troon dat hij toen op zijn discipelen in den tempel te Jerusalem deed nederdalen, wat het karakter van de Paradijs-genade droeg.

Hier op den Pinksterdag grijpt geen verschijning plaats. Het is geen tweede Thabor dat zich aankondigt. Alle tusschenschakel, als we ons zoo mogen uitdrukken, valt hier weg. Hiei" op den Pinksterdag is de opneming van de discipelen en discipelinnen in het heilige rechtstreeks en onmiddellijk. Het was ot opnieuw het Paradijs zich ontsloot, maar nu een Paradijs in nog meer voltooide gestalte. Er is uu geen tusschenschakel meer. Onmiddellijk en rechtstreeks ontsluit zich de gemeenschap met het heilige daarboven. Het is nu God de Heilige Geest, die zich tot de kleine schare van Jezus' getrouwe discipelen en discipelinnen nederbuigt. Geen engel daalt neder. Geen tusschengestalte doemt meer op. Het is op den Pinkstermorgen God de Heilige Geest zelf die zich rechtstreeks en zonder tusschenschakel aan de volgelingen van den Messias openbaart. Plotseling overviel de hemelsche trilling de geheiligde schare. •• Een overmachtig, een doordringend geluid vervulde geheel de tempelzaal, waarin zij zich bevonden. En toen scheen het wondere hun van alle zijden toe, en werden van hen gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen.

Niets mag hierop worden afgedongen. Er is geen sprake van zekere inbeelding die de discipelen overviel, zoodat ze zich inbeeldden, alsof er een geweldige trilling heel de zaal aangreep. Wat hier staat moet in letterlijken zin worden opgevat. Terwijl de jongeren in stille verwachting saam in de tempelzaal waren nedergezeten, gevoelden ze plotseling een schok die heel de zaal aangreep. Ze waren ontzet en onthutst. Er overkwam hun een aangrijping die ze niet verstonden. Het ging niet van hen zelve uit. Het was geen zenuwachtige trekking die hen overviel, maar een heerlijke ontmoeting die hen merkbaar en zichtbaar als een wonder ontzette, en als in een andere wereld overbracht. Ze zagen niet alleen een wonder gebeuren, maar ze gevoelden het wonder dat plaats greep, ook in zich zelve. Ze zagen »verdeelde tongen als van vuur" en dat vuur »zat op een iegelijk van hen«. De een zag het in den ander, en saam gevoelden ze zich als verheerlijkt in den hemelschen glans en in den bovenaardschen gloed die hen verrukte. Duidelijk konden ze de vormen van wat ze ontwaarden, waarnemen. Wat zich aan hen voordeed, waren vuurtongen, gloedgestalten in den vorm van tongen, alzoo als organen van ons menschelijk spreken. En zooals deze vuurgloed zich op hen vestigde, en op hen zitten en glanzen bleef, ontwaarden ze dat zulk een vuurtong zich boven elk van hen vestigde, en aldus, aan elks hoofd als vastgehecht, glans en gloed begon te verspreiden. En juist nu op het oogenblik dat zulk een vuurtong, in heiligen glans vlammend, boven een ieder van hen zich als hechtte, ging er een diepe ontroering in hun innerlijk zielsleven om. Ze gevoelden dat er iets met hen gebeurde. Niet doordien een engel zich aanmeldde, maar eeniglijk door­ dien geheel hun besef, hun bewustzijn, de innerlijke stemming van hun zielsleven op hooger toon werd gezet. Ze hadden ook vroeger van de komst van den Heiligen Geest gehoord. De belofte van die komst des Geestes was nimmer vergeten, doch ontvangen hadden ze dusver den Heiligen Geest nog niet. Nu daarentegen was er geen aarzeling en geen twijfel meer mogelijk. De geweldige aangrijping, die geheel hun wezen ontroerde, bracht hun nu wat ze steeds gehoopt, maar nog nimmer ervaren hadden. Niet een kracht des Geestes, niet maar een .enkele gave des Geestes, maar nu plotseling het steeds ingewachte, maar nog nimmer verworvene. Het was de indaling van God den Heiligen Geest zelven in hun innerlijk zielsleven, waarvan de heerlijkheid hen ontzette en plotseling zaligde.

Wat plaats greep was een aangrijpend wonder, dat aan het Paradijs herinnerde. Ook in het oorspronkelijke Paradijs was er een oogenblik geweest, dat de levensglans voor het eerst opging. De aarde was eerst enkel duisternis. Doch toen sprak God: «Daar zij licht, en daar was licht", en geheel de heerlijkheid van het Paradijs ontlook. Er was geen afscheiding tusschen God en mensch. De eerste mensch verkeerde met zijn God in den heiligen Hof van Eden. Ea juist dit kwam nu terug, terug niet in de zwakke gestalte van Eden, maar in veel hooger heerlijkheid. God Drieëenig pu in den gezaligden mensch zelf inwonend, hem beheerschend, hem bezielend, en het was of nog rijker Paradijs dan van Eden zich nu reeds geestelijk ontsloot. Vandaar dan ook de drang en de behoefte van de discipelen om aanstonds-te getuigen, om te spreken, om in menschelijke'taal Gods wondere grootheid uit te spreken en als te bezingen. Zoo werden ze allen vervuld met de Heiligen Geest, en begonnen te spreken in andere talen, gelijk de Geest hun gaf uit te spreken. Dit alles nu was niet slechts schijn, doch reëel. Geheel werkelijk in zijn heerlijkheid was de licht-of vuurglans op het hoofd der geloovigen. Hun oog fonkelde van heiligen gloed.Geheel deze aangrijping drong ze om te getuigen en te spreken, en zoo spraktn ze, met de vuurvlam op het hoofd, in allerlei talen, naardat de Geest hun gaf uit te spreken. Het Paradijs scheen teruggekeerd, ja, meer dan het Paradijs van Eden was hun toegekomen.

Hemelsche heerlijkheid doortintelde geheel hun persoonlijkheid. Er was bezielend contact met de hooge heerlijkheid des hemels. En zulks niet om hen , te overbluffen, of neder te werpen, doch geheel omgekeerd, om hun innerlijk besef krachtig en persoonlijk te doen opleven. Ze zwegen niet, maar getuigden. Ze getuigden allerminst allen hetzelfde, maar een ieder getuigde in een andere taal, als om de veelheid en volheid'van ons menschelijk bewustzijn naar buiten te doen treden. Ze verstonden bij dat spreken elkander niet. Ieder sprak onder eigen inspiratie, naardat de God der menschelijke talen het hem ingaf. Alle tusschenhulpe viel hier weg. Er was geen Engel die 't hun uitlegde, er was geen Profeet die 't hun vertolkte, er was geen Priester, die 't voor hen verzinbeeldde. Het was al één heilige aandrift, die even als in 't Paradijs, terstond na de Schepping, innerlijk in hen drong. In de veelheid der talen diende zich, als ware het, heel ons menschelijk geslacht met alle volken aan. Al staat 't er niet bij, we mogen aannemen, dat er geen enkele vertakking van ons menschelijk geslacht ontbrak. Het scheen of het Paradijs van Eden, maar dan in hooger graad van heerlijkheid, uit den jammer van het verleden weer was opgedoken. Het was de glorie der onmiddeÜjkheid, zoodat God Drieëenig het heil tot zijn geroepen kinderen der menschen ophief en ze bezielde. Wat hier saam zich verbond, was de oorspronkelijke glorie van het Paradijs van Eden, maar ook het voorspel en de voorafspiegeling van de nog veel hoogere Paradijsglorie die eens te komen stond, en dan de rechtstreeksche indaling van God den Heiligen Geest in de geheiligde kudde des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Verdeelde tongen als van vuur”

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's