Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

JOHN CLOVËR MONSMA. WHAT CALVINISM HAS DONE FOR AMERICA. Printed by Rand Mc. Nally & CO. Chicago.

III.

In de INLEIMNG van dit boek stelt MONSMA, zooals ik in mijn vorig artikeltje schreef, de beginselen vast, die voor het denken over Bijbel, religie, moraal, maatschappij en staat, wetgeving en onderwijs uit het iwortel-beginsel" van het Calvinisme: »de absolute souvereiniteit van God, * opkomen.

In hoofdstuk l schetst hij dan het CALVI­ NISME IN OUD-ENGELAND en in hoofdstuk II JOHANNES CALVIJN EN DE ENGSLSCHE REFORMA­ TORISCHE BEWEGINGEN. Hoe verdienstelijk deze kerkhistorische schetsen ook zijn, kan ik er, gezien den omvang van mijn LEESTAFEL, niet op ingaan. Om dezelfde reden moeten ook de twee volgende hoofdstukken: DE MANNEN VAN DEN MAYFLOWER III en DE PURITEINSCHE EMI­ GRATIE, hier onbesproken blijven.

De vele lezers, die ik dit boek van harte toewensch, moeten dit hiaat in mijn beschrijving van MONSMA'S studie zelf maar aanvullen wanneer zij WHAT CALVINISM HAS DONE FOR AMERICA, uit CHICAGO hebben doen overkomen, of wanneer het boek, wat ik niet minder van harte wensch, spoedig in 'n vertaling voor hen zal liggen. Neemt men nu in aanmerking, dat wat de auteur in de hoofdstukken I—IV vertelt, en heel goed vertelt, slechts vóórgeschiedenis is van wat hij in het laatste of V: DE VOLKS-PLANTERS AAN HET WERK, vertelt, dan meen ik, dat, niettegenstaande het hier onvermijdbare hiaat, door de beschrijving van dit laatste hoofdstuk, nu die der INTRODUCTIE vooraf is gegaan, mijn lezers toch wel een beeld van deze Studie is bij te brengen.

Met de volksplanters in de VBREENIGDE STATEN VAN AMEEIKA bedoelt MONSMA de PURITEINEN, of die mannen, welke in de Eagelsche Staatskerk, als Calvinisten, een meer zuivere kerkinrichting voorstonden. Tot die PURITEINEN behoorden de PELGRIMVADERS, welke in 1620, dus vóór nu bijkans driehonderd jaar, nadat zij onder KAREL I van uit ENGELAND naar ons land waren overgestoken, onder leiding van BRESTER en ROBINSON, met het schip de MAYFLOWER uit ons land naar N. AMERIKA ovei staken en daar NIEUW-ENGELAND (Massachusetts) stichten. Een andere groep der PURI­ TEINEN volgde later hun voorbeeld en*vestigde zich ook als kolonisten in N. ENGELAND.

Om zijn lezers nu te doen zien wat deze PURITEINEN, krachtens de beginselen van het Calvinisme, die hij in zijn INLEIDING heeft vastgesteld, voor AMERIKA hebben gedaan, teekent hij ons in dit Vde hoofdstuk hoe zij die beginselen in N. ENGELAND hebben toegepast op het kerkelijk-, het staats-en het maatschappelijk leven en op de opvoeding.

Wij zien de volksplanters in dit Vde hoofdstuk aan 't werk; in actie. Voor de kennis van het CALVINISME niet alleen als levens-en wereld-visie, maar ook als levenshouding is dit hoofdstuk van hooge waarde. Met name in de INLEIDING en in dit laatste hoofdstuk ligt voor mij de portee van MONSMA'S studie.

Eerst dan de actie dezer volksplanters in N.-ENGELAND wat betreft het kerkelijk leven (Hoofdstuk V. § 1).

Zij waren CALVINISTEN, en dat niet alleen in zaken des Geloofs, maar ook op het stuk van eeredienst en kerkinrichting, en daarom kwamen zij, als PURITEINEN, tegen de Engelsche Staatskerk, met haar nog min of meer roomsche hturgie en hiërarchie, in verzet.

Tusschen deze twee groepen van PURITEINEN, die saam de inrichting der Engelsche Staatskerk bestreden, bestond echter op het stuk van kerkinrichting weer verschil. De Pelgrimvaders waren INDEPENDENTBN of CongegrationaUsten, een woord waarin »Congegratie« zit en dat wij kunnen weergeven met »plaatselijke€ kerken of gemeenten; die der andere groep waren PRESBY­ TERIANEN.

Op p. 134 schrijft MONSMA: »Het wezenlijk verschil tusschen het Cpngegrationeele en Presbyteriaansche systeem van kerkinrichting is niet, dat het eerste de Congregatie (alzoo de plaatselijke kerk) tot het hoogste lichaam maakt en het laatste de Congregatie onderwerpt aan de suprematie van andere kerkelijke lichamen (men denke hier aan Classis en Synode).* Op de vraag, wat het dan wèl is, antwoordt hij: De CoNGEGRATioNALisTEN handhaven een strenge onafhankelijkheid onder de plaatselijke kerken en erkennen enkel een soort «conferentie* of «samenkomst* teneinde elkander bij te staan en voor te lichten, terwijl de PRESBYTERIANEN gelooven, dat de geestelijke eenheid der Kerken van Christus zich ook openbaart in een «institutioneele" eenheid, in een wei-geordende organisatie. Naar beide systemen echter is alleen Christus de Koning. > Een is uw Meester en gij zijt allen broeders".

De Pelgrimvaders, die het eerst in N.-ENGELAND kwamen, stichtten wat van zelf spreekt een in dependen tistische kerk, maar weldra traden zij in verbinding met de later aangekomen Presbyterianen, en reeds in het midden der 17e eeuw kwam het op de kerkvergadering van CAMBRIDGE (in Massachusetts) tot een schikking op het stuk van kerkinrichting, doordat een regeling van kerkregeering werd aangenomen, die, zooals MONSMA schrijft, terecht aangeduid is als: »congegrationeel Presbyterianisme of presbyteriaansch Congegrationalisme". En in ditzelfde CAMBRIDGE was reeds in September van 1648 de WEST-MINSTER-CONFESSIE aangenomen.

In tegenstelling met de hiërarchische inrichting der Engelsche Staatskerk draagt de Calvinistische kerkinrichting een demokratisch karakter. De INDEPENDENTEN hadden die overdreven, maar door hun verbinding met de PRESBYTERIANEN is de kerkinrichting van N.­ ENGELAND toch in het rechte spoor gekomen.

Wanneer MONSMA ons in de tweede § van zijn Ve hoofdstuk de actie der volkplanters van N.-ENGELAND op het gebied van het Staatsieven doet zien, wijst hij op den machtigen invloed welken daarop de democratische kerkinrichting heeft gehad. Hoewel zich volkomen bewust van het wezenlijk verschil tusschen Kerk en Staat, lag aan hun staatsinrichting hetzelfde beginsel ten grond als aan hun kerkinrichting. Het ééne 'beginsel, dat, wijl, zoo in staat als kerk. God de absolute Souverein is, in die beide sferen geen mensch over een ander mensch »inhaerente* macht heeft en dus in die beide sferen de menschen, zoover hun wederzijdsche verhouding betreft, vrij en gelijk zijn. Het, uit «het wortelbeginsel* der Souvereiniteit Gods opkomende, beginsel der democratie. Een democratie daarom dan ook, zooals MONSMA op p. 141 schrijft, essentieel verschillend van die der «volkssouvereiniteit* of der «staatssouvereiniteit*. Vasthoudend aan de voor CALVINISTEN „primordiale waarheid", dat de Overheid door God is ingesteld om de zonde, trachtten deze volksplanters tevens bij de inrichting van hun Staatsieven rekening te houden met de grenzen, die Gods Woord, en in dat Woord God zelf als Rechter, Wetgever en Koning (Jesaja 38 : 32), voor het Overheidsgezag heeft afgebakend. En al erkent onze auteur ook onverholen, dat zij, wat de toepassing van het democratisch beginsel op het staatsieven betreft, misgrepen hebben begaan, toch is recht geweest hun voornemen en in de meeste gevallen is dit voornemen dan ook verwezenlijkt* (p. 141). In den loop des tij ds werkte hun beginsel als eenzuurdeesem, en vrijheid van geweten, ware persoonlijke vrijheid werd zoowel erkend als beoefend iu eiken hoek van hst land. Vrijheid van het woord, vrijheid van de pers en vrijheid van eeredienst konden niet anders dan hieruit volgen. Ziende op de inrichting, die het Staatsieven van N.-Engeland in 1643 kreeg, citeert MONSMA de ook met instemming JOHN QUINEY ADAMS, die schreef: De Nieuw-Engelandsche Confederatie van 1643 was het model en prototype van de Noord-Amerikaansche Confederatie van 1774”.

Na aldus zijn lezers een kijk te hebben ge geven op wat het Calvinisme voor het Staatsieven van Amerika gedaan heeft, doet hij dat in § 3 van zijn Ve hoofdstuk voor het Sociale leven van Amerika.

Als goede Calvinisten de absolute souvereiniteit van God handhavend, verzetten de kolonisten van N.-Engeland zich van de vroegste tijden «tegen Ssaats-almacht; tegen het denkbeeld, dat er geen recht bestaat boven de bestaande wet; tegen den hoogmoed van het absolutisme, dat geen andere constitutioneele rechten erkent dan die, welke het resultaat van vorstelijke gunst zijn" (p. 166).

Als goede Calvinisten zagen de volkplanters van N.-ENGELAND in den Staat het mechanisch werktuig in den hand van God, om het organisme der maatschappij in al zijn leden te schragen, te ondersteunen, wijl noodig omdat dit organisme •door de zonde verziekt en gebroken is.

Uitgaande van dit zoo negatief als positief beginsel toont DR. MONSMA dan met de stukken aan, dat de volksplanters in N.-Engeland het beginsel der «Souvereiniteit in eigen kring" zoo voor het gezin, als voor de maatschappij, voor het zaken-leven, de wetenschap en de kunst in praktijk hebben gebracht. Lezenswaardig is daarbij ook wat als hij op p. 169 schrijft: «Klassenverschillen was contrabande". Lezenswaardig, omdat hij er aan toevoegt, dat deze CALVINISTEN dit niet verstonden in den zin der Fransche revolutie. «Zij geloofden, dat in zekere gevallen zekere menschen boven de rest stonden, — geestelijk, ^ intellectueel, ambtelijk. Maar als menschen waren allen gelijk" (p. 169). Verder wijst hij er nog op, dat krachtens dit beginsel, de slavernij in N.-ENGELAND'S koloniën nooit gebloeid heeft; dat ook de CALVINISTEN van N.-ENGELAND allerminst voor het eeuwige-het tijdelijke leven vergaten, en dat zij, hun God dienend in het tijdelijke, ook, mits het door christelijken geest beteugeld werd, van levensgenot niet afkeerig waren.

In de 3e of laatste § zien wij de volksplanters aan het werk voor de opvoeding der jongere en rijpere jeugd en vertelt MONSMA wat zij gedaan hebben voor de stichting en instandhouding van christelijke volksscholen, latijnsche scholen en voor het in 1636 gestichte HARVARD-CoUege.

Niet anders dan PROF. WARFIELD, over wiens drie redevoeringen ik het hier vóór twee weken heb gehad, is ook DR. MONSMA zich bewust, dat het CALVINISME in het AMERIKA onzer dagen zijn invloed op het volksleven heeft ingeboet. Toch verhinderde hem dit niet om zijn Studie over wat „het Calvinisme voor Amerika gedaan heeft", in het licht te geven. Al heeft ook AMERIKA voor het grootste deel vergeten wat het aan het Calvinisme te danken heeft, het feit, dat het er veel aan te danken heeft, blijft. MONSMA kon en heeft zich dan ook beroepen (p. 175) op DE TOCQUEVILLE, die in zijn ten jare 1836 voor het eerst verschenen werk La democratie en Amérique, schreef: ., De sociale beginselen van Nieuw-Engeland verspreidden zich het eerst in de-naburige Staten; dan gingen zij achtereenvolgens over tot de meer verwijderde; en op het laatst drongen zij door in heel de Confederatie. Thans strekt hun invloed zich uit buiten hun grenzen over heel de Amerikaansche wereld. De beschaving van Nieuw-Engeland is geweest als een vuurbaak op een heuvel, dat, na zijn warmte te hebben verspreid, den verren horizon kleurt met zijn gloed.”

En deze sociale beginselen, wij zagen het, zijn die van_ het CALVINISME. Van het Calvinisme waarvan Gods souvereiniteit het „wortelbeginsel" is. Moge het DR. MONSMA zijn gegeven, zijn tegenwoordige landgenooten door zijn studie weer te doen gedenken, wat zij aan deze religie, aan dit „Christendom van groote keur" te danken hebben.

Maar moge de lezing van ziin studie, hetzij in het oorspronkelijke, hetzij in 'n vertaling, ook vele zijner vroegere landgenooten die dat noodig hebben, en onder hen ook sommige jongeren, het CALVINISME als den meest zuiveren vorm van de christelijke religie doen kennen, en, want onbekend maakt onbemind, dan ook doen liefhebben en beleven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juli 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juli 1919

De Heraut | 4 Pagina's