Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijke examina.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke examina.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De redacteur van & & Zeeuwsche Kerkbode is met ons antwoord inzake" het onderscheid tusschen de wetenschappelijke en de kerkelijke examens nog niet voldaan. Aangezien we zelf erkennen, zoo merkt hij op, dat de Classe een candidaat, wiens wetenschappelijke kennis zij onvoldoende acht, kan afwijzen, volgt daar dan niet uit, dat de Classe ook inzake het wetenschappelijk gehalte van een examen het laatste en hoogste woord heeft ? Het kerkelijk examen dient toch om te onderzoeken, of iemand bekwaam is om in het ambt den Heere te dienen. Nu kunnen de Kerken zeker het wetenschappelijk deel van dit examen aan de hoogleeraren overlaten, voorzoover dit hun eigen leerlingen geldt, ook al behouden de Kerken het recht om een door deze professoren geëxamineerden candidaat af te wijzen, wanneer deze op het kerkelijk examen blijkt te weinig kennis te hebben Maar wanneer iemand zich aanmeldt, die niet door deze professoren onderzocht is, moeten zij dan niet zelf onderzoeken, of deze persoon op wetenschappelijk peil staat? En al keurt hij het niet af, wanneer de Synode deze taak aan de professoren opdraagt, toch meent hij, dat de Synode beter zou doen, met de wetenschappelijke examinatie aan de Classis over te laten en daarbij hoogstens een paar professoren tot steun der Classis aan te wijzen.

Al is nu de aanleiding tot dit geschil zeker van weinig beteekenis, toch raakt het vraagstuk, dat daarbij aan de orde komt, wel degelijk een beginsel. Het is daarom, dat we gaarne aan het verzoek van Ds. Wielenga voldoen, om nog nader onze meening toe te lichten, ook al vreezen we, dat we hem wel niet zullen overtuigen.

En dan zij in de eerste plaats opgemerkt, dat een dergelijk vraagstuk natuurlijk niet kan worden opgelost door uit te gaan van wat de Kerk doen kan. Wanneer er geen Scholen voor de opleiding bestaan, of deze Scholen geen vertrouwen aan 4e Kerk inboezemen, dan zal de Kerk wel genoodzaakt wezen ook onderzoek te doen naar de wetenschappelijke kennis. Zelfs zou de Kerk daarbij onderzoek kunnen doen niet alleen naar de theologische kennis, maar evenzeer naar de algemeene kennis, die voor elk wetenschappelijk man vereischt is, bijv. de kennis der oude letteren, der algemeene geschiedenis, der wiskunde enz. Ook dat alles is toch noodig om als Dienaar des Woords in ons maatschappelijk leven op te treden. Maar al kan de Kerk dit doen als zij daarvoor geschikte predikanten heeft, en al zal zij in geval van nood dat

ook wel moeten doen, toch zal Ds. Wielenga ons zeker gaarne toestemmen, dat dit niet de eigenlijke taak en roeping der Kerk is. Zoodra er Scholen zijn, waar deze wetenschappelijke vorming gegeven wordt, en deze Scholen examineeren, dan zal de Kerk die wetenschappelijke examens aan de School hebben over te laten. Kerk en School zijn twee zelfstandige organisaties, elk met een eigen roeping en een eigen levenssfeer. En het is een uitwissching der grenzen, wanneer de Kerk zich op het terrein der School gaat bewegen en doen gaat wat der School is. Het is dan ook niet juist, dat de Kerk het laatste en hoogste woord houdt wat de wetenschappelijke kennis betreft. Voor een zeer belangrijk deel doet de Kerk daarnaar zelfs in het geheel geen onderzoek en laat zij dit aan de School over. Gesteld toch, dat iemand zich aanmeldde, die nooit een Gymnasium bezocht had noch propaedeutische colleges had gevolgd, maar geheel door eigen studie er was gekomen, en zoo iemand meldde zich bij de Kerken aan, zou het dan niet in den aard der zaak liggen, dat de Kerken het onderzoek naar de klassieke vorming aan de hoogleerareu of leeraren in de Letteren opdroegen ?

Nu staat zeker de zaak eenigszins anders bij het onderzoek naar de stheologische kennis c, omdat de Kerk wel onderzoek heeft te doen, zooals ook onze Kerkenorde zegt, naar de »leerc of > belijdenis* en dit onderzoek van zelf verder en dieper zal gaan bij iemand, die zich aanmeldt voor het predikambt, dan bij iemand, die als gewoon gemeentelid tot de belijdenis des geloofs wenscht toegelaten te worden. Het onderzoek dient toch ook om te zien, ol iemand bekwaam is om het predikambt te bedienen, zooals vooral daaruit blijkt, dat hij een proefpredikatie moet houden. Maar het doel van dit kerkelijk examen is toch niet en mag ook niet wezen om te onderzoeken, of iemand wetenschappelijk genoeg gevormd is, want dat is de roeping der Kerken niet. Kerk en School hebben hier elk een eigen roeping; de School om het wetenschappelijke gehalte te onderzoeken, de Kerk om te onderzoeken of iemand bekwaam is voor den dienst des Woords. Het was dan ook niet juist, dat onze Gereformeerde Kerken, zoodra er Universiteiten in ons land kwamen, het geheele onderzoek aan de professoren hebben overgelaten, en wie door de professoren gekeurd was» tot het predikambt hebben toegelaten. Het gevaar, dat daarin school, heeft de droeve historie van Leiden geleerd, toen het Arminianisme van de Akademie uit de Kerk binnendrong. En de Kerken hebben volkomen terecht, toen voor eiken candidaat het kerkelijk examen als eisch gesteld, niet omdat men de wetenschappelijke qualiteit der professorenexamens in twijfel trok, maar omdat deze geen genoegzamen waarborg boden voorde zuiverheid in de leer. De fout was alleen, dat van een Academisch examen destijds geen sprake meer was en de Kerk nu alleen examineerde, wat haar wel dwong ook het wetenschappelijk examen af te nemen. De vroegere Christelijke Gereformeerde Kerk heeft dit bezwaar niet weten te overwinnen. Zij nam door middel van haar Curatoren, die niets anders dan kerkelijke deputaten waren, het examen aan de Theologische School af, dat aldus geen schoolexamen, maar een kerkelijk examen werd en de geslaagden tot proponenten maakte, d.w.z. hun de bevoegdheid gaf om voor de gemeente op te treden. Eerst door de nieuwe regeling is de zaak veel zuiverder komen te staan. Het examen aan de Theologische School is nu een theologisch wetenschappelijk examen geworden, door de Hoogleeraren afgenomen, maar zonder dat dit kerkelijke rechten geeft. Zoowel aan de Vrije Universiteit als aan de Theologische School wordt thans dit wetenschappelijk of schoolexamen afgenomen. En de Kerken doen dit wetenschappelijk examen niet nog eens over, maar eischen het diploma van dit candidaatsexdmen en onderzoeken dan naarde bekwaamheid en geschiktheid voor het ambt. Indien de Kerken zich geroepen achtten om het wetenschappelijk examen af te nemen, dan zouden zij al zeer dwaas handelen om als eisch voor het kerkelijk examen te stellen, dat de candidaat een diploma moest overleggen van het Akademisch examen. Geen Universiteit zou er aan denken, wanneer een examinandus zich bij haar aanbood, van hem te eischen, dat hij eerst ditzelfde examen aan een andere Hoogeschool gedaan moest hebben. Indien een Hoogeschool iemand, die reeds het candidaatsdiploma elders verworven heeft, nogmaals examineert, dan geschiedt dit, omdat deze School dit diploma niet erkent, en er geen rekening mede houdt.

Aan het principieel verschil tusschen beide examens, het Akademisch en het ^ kerkelijk, houden we dus vast. Niet op historische gronden, ook niet omdat de Kerkenorde het zegt, maar omdat de roeping van School en van Kerk niet hetzelfde is. Ook hier geldt: geef der School wat der School en der Kerk wat der Kerk is, maar • verwar beide niet. Iets wat ook bij onze kerkelijke examens wel eens meer in het oog mocht worden gehouden. Maar al te veel nemen deze kerkelijke examens de allures aan, alsof men nog eens wilde overdoen wat de professoren reeds gedaan hebben, d.w.z. het onderzoek naar de wetenschappelijke qualiteit van den examinandus, en raakt daardoor het eigenlijke doel van dit kerkelijk examen, het onderzoek naar de zuiverheid van de belijdenis en de geschiktheid voor den Dienaar des Woords, op den achtergrond.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkelijke examina.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's