Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Evenzeer als door

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evenzeer als door

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 9 Januari 1920.

Evenzeer als door den oorlog, die achter ons ligt, het politieke antagonisme verscherpt en het sociale leven der volkeren zoo ontwricht is, dat we met bange vrees de toekomst tegengaan, geldt dit ook van de Kerk van Christus in het algemeen. En wat haar zedelijken invloed èn wat haar machtspositie in de wereld aangaat, is er zeker geen oorzaak om te roemen dat de Kerk van Christus vooruit is gegaan.

Het moeilijke probleem, in hoeverre de oorlog een slechten of goeden invloed heeft uitgeoefend op de religieuze gezindheid der volkeren, is zeker niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Het feit zelf, dat het Christendom, dat een twintig eeuwen lang de vollieren geleid had, niet in staat bleek een dergelijke uiting van haat en hebzucht te voorkomen, heeft zonder twijfel veler vertrouwen ia het Christendom geschokt. Daarbij kwam, dat de dienaren der Kerk in de verschillende landen, waar de oorlog woedde, in stee van op vrede aan te dringen, veeleer alles hebben gedaan om de volkshartstochten te prikkelen. Van hun hooge en heilige roeping om dienaren van Christus te zijn, werd al zeer weinig begrepen ; het nationale belang gaf den toon aan. En wel heeft de Paus van Rome als hoofd der Roomsch-Katholieke Kerk van meet af tegen al de barbaarschheden en gruwelen van dezen oorlog geprotesteerd en niets onbeproefd gelaten om de volkeren tot vrede te brengen, maar wat baatte dit, waar juist uit de vruchteloosheid dezer pogingen wel gebleken is, hoe weinig invloed zelfs de Roomsche Kerk meer bezit. De vrede kwam niet door den Paus, maar door Wilson's bemiddeling tot stand. En op de Conferentie te Parijs, waar over het lot der wereld beschikt werd, was de Paus niet eens vertegenwoordigd en telde zijn woord niet meê.

En daarbij kwam in de tweede plaats, dat het feit zelf van dezen oorlog met al zijn gruwelen van menschenslachting en landverwoesting, in menig hart de bange vraag deed opkomen, hoe dit te rijmen was met de belijdenis, dat God de Heere alle ding regeert? Hoe kon de Christelijke Kerk het regiment der wereld toekennen aan een God, die als Vader zijne kinderen liefheeft waar de werkelijkheid veeleer zou doen gelooven aan de heerschappij van demo-I ische machten, die alle rampen uit de hel ontketend hadden om het menschelijk geslacht ten verderve te voeren ?

Dat beide factoren, èo deze onmacht der Kerk om de ellende van dezen oorlog van ons af te wenden èa deze schrijnende tegenstelling tusschen de werkelijkheid om ons heen en de belijdenis der Kerk, in menig hart het geloof ondermijnd en aan het wankelen gebracht heeft, lijdt dan ook geen twijfel. De afval van de Christelijke Kerk, vooral onder de arbeiders, is nooit grooter geweest dan in onze dagen. Bij scharen verlaten zij de Kerk of onttrekken zich aan haar hoede en gaan naar het socialisme over. Wat heeft de vroeger oppermachtige Roomsche Kerk nog in Oostenrijken in Beieren te zeggen? Wat heeft de Luthersche Kerk in Duitschland, wat de Calvinistische Kerk in Hongarije kunnen doen om de sociale revolutie te keeren? Het Christendom verloor evenveel als het socialisme won. En is hetzelfde niet in ons land en onze groote steden bij de jongste stembus gezien?

En wel staat hiertegenover, dat het bankroet, dat de dusver gevolgde staatkunde, die steunde op militarisme en machtsgeweld, gemaakt heeft, weer bij de nobeler geesten het oog heeft doen opengaan voor de ideëele goederen der menschheid; dat men vraagt om recht en gerechtigheid en door een volkerenbond de volkeren verzoenen wil; maar hoog kunnen we uit Christelijk oogpunt deze geestesrichting niet aanslaan, omdat zij veelmeer van humanistische ideeën dan van het Christelijk geloof uitgaat. Indien, evenals na de Napoleontische oorlogen, een machtig Reveil, een weer opleven van de Christelijke vroomheid onder de volkeren gezien werd, zou er hope zijn voor de toekomst. Maar wie kan van zulk een geestelijk Reveil onder de volkeren ook maar iets bespeuren? Noch bij de overwinnende noch bij de overwonnen volkeren is van zulk een weeropleven van het religieuse besef sprake. Men hoort van een daoswoede, die over de wereld is gekomen; van een al schaamteloozer kleedij der vrouw; van een najagen van publieke vermakelijkheden ; maar van een vragen naar God hoort men niet. Zelfs niet bij die volkeren, die het zwaarst onder dezen oorlog geleden hebben en in den bangsten nood verkeeren. Het: nood leert bidden, schijnt voor onzen tijd zija beteekenis verloren te hebben. In steden, waar de honger rondwaart en de diepste ellende heerscht, staan de kerkgebouwen leeg en zijn de danslokalen vol.

Is zoo de zedelijke invloed van de Kerk al zeer gering geworden, ook haar machtspositie heeft geen geringe schade geleden. De eens zoo machtige Grieksche Kerk in Rusland, die elke Protestantsche Kerk in ledenaantal verre overtrof, bestaat niet meer. Zij is onder den aanval van het Bolsjewisme ineen gestort. Wat van haar puinhoopen nog terecht zal komen, wanneer een ordelijker bewind zegeviert, kan niemand voorspellen. Maar de invloed en macht, dien deze Kerk eens op het volksleven uitoefende, krijgt ze nooit weer terug. Als Staatskerk heeft ze voorgoed afgedaan. Van haar rijkdommen en bezittingen is ze beroofd. Haar Bisschoppen en priesters zijn doodgemarteld. EQ hoeveel bezwaren men ook hebben moge tegen deze Grieksche Kerk met haar opgaan in ritualisme, met haar versteende orthodoxie, toch mag men niet vergeten, dat ook deze Kerk nog altoos een Christelijke Kerk was, dat van haar nog een Christelijken invloed op 't volk uitging en dat de haat van het B.> lsjewismniet het verkeerde in deze Kerk, maar het Christendom zelf gold.

Ook de Roomsche Kerk, al is zij uitwendig nog de machtigste onder alle Christelijke Kerken, is niet ongedeerd uit dezen oorlog te voorschijn gekomen. Aan het Protestantisme is vaak verweten, dat het als gevolg de revolutie meebrengt. Maar de historie heeft dit wel anders geleerd. Juist in die landen, die nog altoos als Roomsch gelden, heeft de revolutie gezegevierd en is elke band met de Kerk verbroken. In Frankrijk is de Kerk van al haar eigendommen en bezittingen beroofd. In Italië staat het politiek gezag lijnrecht tegenover den Paus en sluit hem zelfs van den Volkerenbond uit, Oostenrijk-Hongarije, welks vorstenhuis nog het langst onder alle dynastieën aan Rome trouw bleef en de steun was van den Paus, viel uiteen, verjoeg den Keizer en riep een socialistische republiek uit. In . Biieren, dat in het Protestantsche Duitschland het meest ultramontaansch was, ging het denzelfden weg op. Welken invloed kan Rome hier nog doen gelden ? En in Spanje woelt en gist het zoo, dat elk oogenblik een revolutie kan uitbreken, die aan het wettig gezag een einde maakt en daarmede ook aan den invloed van de Roomsche Kerk op het volksleven.

Maar ook het Protestantisme is uit dezen oorlog niet ongedeerd te voorschijn gekomen. Het zwaarst leed de Luthersche Kerk in Duitschland. Van huis uit gewoon op Staatsmacht te leunen, heeft de Luthersche Kerk nooit als de Gereformeerde in een zelfstandige organisatie kracht gezocht. En nu door de ruwe hand der Revolutie het huwelijk tusschen Staat en Kerk ontbonden is, staan de Luthersche Kerk wel bange dagen te wachten. Op politiek terrein heeft de Luthersche Kerk geen den minsten invloed meer. Indien de staatsschool — en een vrije Christelijke school kent Duitschland niet — nog niet geheel ontkerstend wordt, dan is dit niet aan het verzet der Luthersche geestelijkheid, maar aan de politieke macht van de Roomsche staatspartij te danken. Het socialisme moet het Centrum te vriend houden, om niet in den afgrond van het communisme onder te gaan; daarom wordt nog met de belangen der Kerk gerekend. Maar om de Luthersche Kerk denkt het socialisme niet. En nu de band tusschen Staat en Kerk ophield en daarmede alle »Confessionszwangc in welken vorm ook verdween, zal men zien, hoe vooral de Protestantsche Kerk haar leden bij duizenden verliezen zal. Al mag de plattelandsbevolking nog aan het Christendom trouw blijven, onder de arbeiders, die in de steden wonen, is een Christen een uitzondering. De innerlijke band met de Kerk is reeds lang gebroken; en nu de Staat ophield de Kerk te bevoorrechten, valt ook de uitwendige band weg. Zelfs de Christelijke doop wordt voor het kind van den arbeider niet meer gevraagd.

Dat de Gereformeerde Kerken er beter zijn afgekomen, stemt ons zeker tot dankbaarheid. Zwitserland en Nederland, van oudsher de Gereformeerde landen, bleven door Gods genade èn voor de oorlogsellende èn voor den gruwel der revolutie bewaard. Engeland, dat vooral om het daartoe behoorende Schotland tot de Gereformeerde volkeren kan gerekend worden, zag zija machtspositie zelfs vergrooten. En nog sterker was dit het geval met Nourd-Amerika, waar de Gereformeerde Kerk in haar verschillende schakeeringen nog altoos een hoofdmoment in het volksleven vormt. Maar al zija we daarvoor dankbaar, we mogen toch niet vergeten, hoe ernstige schade de Gereformeerde Kerk in Hongarije leed, niet alleen onder het B )lsjewistische regiment, maar evenzeer door het afscheuren van een deel van Honearije, om dat bij Roemenië te voegen, Hoe donker onze Calvinisten in Hongarije zelf de toekomst van hun Kerk inzien, is bekend. *

Is dus de machtspositie der Christelijke Kerken in Europa, wanneer men de Gereformeerde landen uitzondert, door den oorlog en door de revolutie, die er een gevolg van was, zoo ernstig gedeerd, dat het de vraag is, of men nog van een Christelijk Europa spreken kan, nog bedenkelijker wordt dit, wanneer men ziet, hoe in 't Oosten het heidendom een macht ontwikkelt, die de vraag doet opkomen, of in de toekomst het Christendom nog den teugel van het regiment aldaar in handen houden zal. Noch aan Engeland, noch aan Nederland is het gelukt, hoe groot hun politieke invloed ook was, om den geest dezer Aziatische volkeren om te zetten en voor het Christendom te winnen. De Zending, vooral sinds 't begin der vorige eeuw met kracht ter hand genomen, mocht enkele personen winnen, maar geheele volkeren te kerstenen vermocht ze niet. Noch in Engelsch-Indië, noch in onze koloniën is een Christelijke Volkskerk ontstaan. Het Mohamedanisme heeft wel invloed gekregen; zijn zendelingen hebben de kunst verstaan om een goed deel dezer volkeren voor den Islam te winnen, maar onze zendelingen vermochten dit niet. Maar ook het Mohamedanisme wist niet veel meer dan den uitwendigen vorm om te zetten. In den grond zija deze volkeren heidensch gebleven. Zoolang deze heidensche volkeren nu tot het Christelijk Europeesche ras als een superieur ras opzagen, leverde dit nog minder gevaar op. Maar hierin is een kentering gekomen. Japan zelf, een door en door heidensche staat, kwam tot een krachtsontwikkeling, waardoor het de evenknie van de Europeesche Staten werd. Zija hulp werd eerst in dezen oorlog gezocht om de Duitsche koloniën in te nemen en de duikbooten op zee te vervolgen, en thans, waar alle Europeesche staten, oorlogsmoede, den strijd tegen het Bolsjewisme opgeven, moet Japan Azië tegen dit gevaar verdedigen. Dat het dit belangeloos doet, gelooft wel niemand. Japan met zijn overbevolking en expansiezucht wacht alleen het geschikte oogenblik af om op het vasteland van Azië zijn bezit uit te breiden. Maar wat de geheime plannen van Japan ook mogen zijn, heel Azië voelt, hoe in Japan een macht ontstaEm is, die het met de Europeesche machten durft opnemen, en met het geloof in de superioriteit van Europa is het uit. Azië voor de Aziaten wordt de'^bezielende leus. De voogdij van de Europeesche staten is men moe, In Engelsch-Indië kwam hét al tot een opstand. In onze eigen koloniën is het verre van rustig.. En de vraag is, hoe lang het nog duren zal, voordat heel Azië opstaat om het juk af te werpen?

Het zoo innerlijk verzwakte en verdeelde Europa zal aan dit groeiend verzet geen weerstand kunnen bieden. Ea als Azië met zijn bevolking, die alle andere werelddeelen verre overtreft, met zijn onmetelijke schatten en hulpbronnen, uit zijn indolentie opstaat en als nieuwe wereldmacht op het tooneel verschijnt, dan zal deze machteen heidensche macht wezen. En niet alleen zal daarmede aan de hegemonie van het Christendom een einde gemaakt zijn, maar de worsteling om de wereldheerschappij zal niet kunnen uitblijven en tot een nog veel bitterder strijd, dan we thans aanschouwd hebben, moeten leiden.

Zoo wordt de Christelijke Kerk door twee gevaren in de toekomst bedreigd.

Innerlijk door het steeds toenemend ongeloof en den afval van God onder de Christelijke volkeren zelf. Het ongeloof, dat vroeger alleen bij de intellectueelen gevonden werd, dringt al meer tot de volksklassen door. De band, die uit historische traditie nog aan de Kerk bond, zal al losser worden en geheel worden verbroken. Waar de arbeidersklasse zich van de regeermacht meester maakt, zullen de Kerken van allen invloed beroofd worden en allen Staatssteun verliezen. En zelfs al zou de staatsmacht niet gebruikt worden om het Christendom uit te roeien en te verdelgen, zooals in Rusland is geschied, men zal hoogstens de Christelijke Kerk als een secte dulden. Haar al-beheerschende invloed op het volksleven zal voorbij zijn. En niet minder ernstig is het gevaar, dat de Christelijke Kerk uitwendig bedreigt, doordat het heidendom, dat dusver wegschool bij onbeteekenende volkeren of bij volkeren die, hoe massaal ook in aantal, geen krachtsontwikkeling bezaten, zoodat de Christelijke Staten de teugels van het wereldregiment in handen hadden, zich tot een Staatkundige macht zal ontplooien, die heel een werelddeel voor zich opeischen zal. En niet alleen dat dan alle Europeesche invloed zal worden buitengesloten, maar ook voor de zendingsactie zal geen plaats meer worden overgelaten. Terwijl het de vraag is of dc.e heidensche wereldmacht met Azië tevreden zal wezen en niet evenals het Mohamedanisme, uit Azië op Europa zal aandringen om nu zijn overmacht aan het Christendom te doen gevoelen. •

Men zegge niet, dat dit een te donker gekleurd beeld van de toekomst der Christelijke Kerk is. Wie het profetische woord kent, weet, hoe beide gevaren, waarop we wezen, ons voorspeld zijn èn het steeds toenemend ongeloof in de Christelijke Kerk zelf, èn het weer opwaken van de heidensche macht, in de Schrift onder den naam van Gog en Magog aangeduid. En wie zal zeggen, of de vervullitig dezer profetie niet zeer aanstaande is?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Evenzeer als door

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's