Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bedanken?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bedanken?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onzer lezers vraagt ons:

Hooggeleerde Heer!

Vergun mij U enkele vragen te doen, die ik gaarne beantwoord zou zien in een der eerstvolgende nummers van „De Heraut."

Iemand, die gekozen wordt tot Ouderling of Diaken, kan bij den Kerkeraad bezwaren indienen tegen zijn benoeming en ontheffmg daarvan aanvragen, als hij oordeelt dit ambt niet naar behooren te kunnen vervullen, of zich onbekwaam daarvoor acht volgens de eischen, die Gods Woord stelt. Indien de Kerkeraad deze bezwaren niet geldig of SchriftuurUjk vindt en de gekozene wel (er kunnen toch ook wel eens bezwaren zijn, die hij om gewichtige redenen niet noemen kan? ) — gaat dan de regel door, dat men nooit bedanken mag, m. a. w., dat men zich in zulk een geval steeds moet onderwerpen aan het oordeel van den Kerkeraad? De gekozene dient toch in zijn eigen gemoed verzekerd te zijn ? Ware dit niet zoo, dan zou de Kerkeraad over zijn geweten een geestelijke macht uitoefenen, die m. i. strijdt met Gods Woord en onze Geref. beginselen.

Bij de beroeping van Predikanten volgt men een geheel anderen regel: die bedanken immers zeer dikwijls (meestal zonder opgaaf van redenen? ) en vragen eerst ontheffing, wanneer ze een beroep reeds hebben aangenomen en zich daarna terug willen trekken. Vanwaar zulk een groot verschil in handelwijze tusscheu het eerste en het tweede geval ?

Ofschoon dit vraagstuk reeds meermalen besproken is, willen we onzen vrager gaarne het genoegen doen nogmaals hierop een antwoord te geven.

Waar de roeping tot het ambt door de gemeente een Goddelijke roeping is, zooals het in ons Bevestigingsformulier wordt uitgedrukt, staat het zeker niet vrij voor zulk een beroeping te bedanken. Eigenlijk zou in ons kerkelijk leven van > bedankenc noojt sprake mogen zijn. Men > bedanktc voor een benoeming tot bestuurslid van een vereeniging, omdat men hier volkomen vrij man is, om te doen wat men wil, maar men »bedankt* niet, wanneer de Koningin ons tot een waardigheid of eereambt roept. En omdat de roeping tot het ambt in de Kerk een roeping is van den Koning der Kerk, is men niet vrij om te bedanken, maar heeft men aan die roeping zich te onderwerpen. Wanneer men zelf meent dit ambt niet naar behooren te kunnen vervullen of zich daar­ voor onbekwaam acht, gerekend naar de eischen, die Gods Woord stelt, dan kan men deze redenen aan den Kerkeraad mededeelen, die dan daarover te oordeelen heeft, en desnoods kan men zich van het oordeel van den K-rkeraad beroepen op de meerdere vergadering, maar aan dat oordeel heeft men zich te onderwerpen. Eigen gevoel van onbekwaamheid kan en mag hier niet beslissen, Ook Mozes en Jeremia meenden onbekwaam te zijn voor het ambt, de een omdat hij zwaar was van tong, de ander omdat hij nog zoo jong was, maar God de Heere heeft hen daarom niet losgelaten. En zij zijn beiden in het hun toebetrouwde ambt Gods Kerk tot grooten zegen geweest.

Vandaar dat onze Kerkenordeningen dan ook uitdrukkelijk eischen, dat wie benoemd is tot een ambt in de Kerk, niet eigenmiachtig bedanken zal, maar met opgave van redenen aan den Kerkeraad ontslag van deze benoeming zal vragen. Het geval, dat deze redenen van zoo intïemen aard zouden zijn, dat men ze aan den Kerkeraad niet zou kunnen mededeelen, zal wel uiterst zelden voorkomen. Meestal schuilt de oorzaak van deze niet bereid-' wiliigheid om de Kerk te dienen in 't opzien tegen de taak, in kleine gedachten van eigen gaven enz. En hoe goed ootmoed is, toch kan ook deze Christelijke deugd overdreven worden. Het voorbeeld van Jeremia leert dit.

Wanneer onze inzender ten slotte opmerkt, dat men toch telkens leest, dat predikanten voor een beroeping bedanken en wel zonder opgave van redenen, dan is het duidelijk, dat het hier om een geheel ander geval gaat. Een predikant staat in het ambt; hij heeft een Goddelijke roeping opgevolgd; hij is gehoorzaam geweest; maar wanneer nu een andere Kerk hem begeert en tot haar predikant beroept, dan heeft deze Kerk daarbij geen recht om de aanneming van dit beroep te eischen, maar heeft veeleer de gemeente, waaraan hij verbonden is, recht om hem te houden. Oudtijds gold dan ook als regel, dat zulk een predikant, die een beroep naar elders wilde aannemen, eerst aan zijn eigen kerkeraad daartoe verlof moest vragen. Maar ook al is dit thans niet meer regel, en al beslist de predikant zelf door een beroep aan te nemen of daarvoor te bedanken, met het geval van een gemeentelid, die tot het ambt geroepen wordt en weigert dit te aanvaarden, heeft dit geval niets te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Bedanken?

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1920

De Heraut | 4 Pagina's