Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het schijnt eenigszins

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het schijnt eenigszins

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 11 Juni 1920.

Het schijnt eenigszins verwondering te hebben gebaard, dat de Heraut, die overigens zoo warm het pleit voerde voor de uitbreiding onzer belijdenisschriften, voor de revisie der liturgie, en voor een meer democratische wijziging onzer Kerkenorde tot dusverre zweeg over de Gezangenquaestie. Zelfs meende Dr. de Moor in het Noord-HoUandsch Kerkblad, dat we een groote mate van zelfverloochening toonden, door ter wille van de overige voorstellen een welsprekend stilzwijgen op dit punt te bewaren. Op de Synode te 's Gravenhage in 1914 gehouden hadden we toch tot de meest krachtige bestrijders der Gezangen-motie behoord.

Ten einde elk misverstand op dit punt af te snijdeq, willen we daarom gaarne uitspreken, dat we over deze Gezangenquaestie het geheel eens zijn met het standpunt door Dr. de Moor ingenomen in het artikel, dat we in ons Persoverzicht overnemen. We meenden trouwens, dat we ons standpunt ten opzichte van de Gezangen-quaestie zoo dikwijls hadden uiteengezet, dat het niet noodig was dit nogmaals te doen.

Een principieele tegenstander van hetzingen van Gezangen zijn we nooit geweest. Trouwens, onze Gereformeerde Kerken hebben het standpunt, dat in de Kerken alleen de «Psalmen van David" zouden gezongen worden, ook nimmer ingenomen. Van meet af heeft men daarnaast ook Schriftuurlijke lofzangen ingevoerd. En het voorstel door de Classis Amsterdam aangenomen, om dezen bundel van Schriftuurlijke lofzangen uit te breiden, heeft ook onze hartelijke sympathie. Er is geen enkele reden, waarom naast den lofzang van Zacharias, van Maria, en van Simeon, ook niet andere lofzangen uit het Nieuwe Testament daaraan zouden toegevoegd worden, zooals, om slechts deze voorbeelden te noemen, de Engelenzang en de lofzangen, die in de Openbaringen voorkomen. Dat het wenschelijk zou wezen deze lofzangen onberijmd te laten, evenals het ook beter ware geweest de psalmen niet te berijmen, gelijk Dr. de Moor meent, mag wellicht juist zijn, maar we zijn het van harte met hem eens, dat op practische gronden dit toch onmogelijk is. Vooreerst kan men „onberijmde" psalmen en lofzangen zeer slecht uit het hoofd leeren en is het gezang veel krachtiger en inniger, waaneer men daarbij niet gedwongen is een boek te gebruiken. En in de tweede plaats, levert het zingen van onberijmde gedeelten uit Gods Woord vooral met het oog op onze muziek zeer groote bezwaren op. Wie in Engeland wel eens het zingen van zulke onberijmde psalmen heeft bijgewoond, zal allerminst den indruk hebben ontvangen, dat dit stichtelijk is. Men zou dan voor eiken versregel een afzonderlijke melodie moeten maken, wat practisch onmogelijk is, of men zou, zooals dit in in de Engelsche Kerk geschiedt, wel een vaste melodie hebben voor elk vers, maar dan, wanneer de regels wat langer zijn, de helft der woorden moeten inslikken. Intusschen is er geen enkel bezwaar, waar onze Psalmen berijmd zijn en niemand daaraan aanstoot neemt, om ook deze lofzangen te berijmen en aan onzen bundel van Lofzangen achter de Psalmen toe te voegen. We gelooven niet, dat zulk een uitbreiding van den bundel Lofzangen verzet bij ons Gereformeerde volk zal ontmoeten, wanneer het maar Schriftuurlijke Lofzangen zijn, en indien daarmede aan den wensch van velen kon voldaan worden, dan zou daarmede zelfs een uitnemende oplossing van dit vraagstuk gevonden zijn.. Ook persoonlijk zouden we er ons metterdaad in verblijden, wanneer aldus de bundel dezer Lofzangen kon worden uitgebreid. Wat de jubileerende Kerk in den hemel zingt, mag ook door de Kerk op aarde worden gezongen. De eenheid tusschen de triomfeerende en de strijdende Kerk zou daardoor tot uiting komen.

Maar zulk een uitbreiding van den bundel Lofzangen achter onze psalmen met enkele liederen aan het Oude of Nieuwe Testament ontleend, is iets geheel anders dan wat de gezangen-motie op de Synode te 's Gravenhage bedoelde. Hier ging het toch om de vraag, of het niet gewenscht zou wezen een bundel van gezangen, zooals ook andere Protestantsche Kerken hebben, in onzen eeredienst in te voeren. Dat nu het zingen van zulke gewone gezangen, die niet aan de Schrift ontleend zijn, maar aan onze dichters zijn te danken, geheel ongeoorloofd zou wezen, hebben we nooit beweerd. Onze. Kerken hebben, door althans het zingen van den bedezang vóór de predikatie vrij te laten, wel getoond, dat het absolute standpunt, dat in de Kerk niets mag gezongen worden dan wat rechtstreeks aan Gods Woord ontleend is, door hen niet is ingenomen. En er is ook wel niemand in onze Kerken, die er zich aan ergert, wanneer de predikant uit den Morgenzang of Avondzang een vers opgeeft, al zijn deze zangen oorspronkelijk niet voor kerkelijk gebruik bestemd geweest, maar evenals het gebed voor en na den eten voor het huiselijke leven.

Evenals nu onze Kerken practisch er geen bezwaar tegen hebben gemaakt, dat in den eeredienst aldus enkele > menschelijke" gezangen in gebruik zijn genomen, zooals dit met den Bedezang voor de predikatie, met den Morgen-en Avondzang het geval is, zouden we op zich zelf het ook niet ongeoorloofd achten, dat daaraan nog enkele dergelijke liederen werden toegevoegd, vooral niet wanneer het liederen zijn, die door heel de Kerk in den eeredienst worden gebruikt, zooals b.v. het Te Deum laudamus, U loven wij, o God.

Maar al zijn • we dus geen principieele tegenstanders zelfs niet van het zingen van > menschelijke gezangen" in de Kerk, toch mag hierbij tweeërlei niet uit het oog worden verloren.

In de eerste plaats niet, dat de ervaring geleerd heeft, dat in alle Kerken, waar naast den Psalmbundel een geheel zelfstandige Gezangenbundel is ingevoerd, het gevolg daarvan is geweest, dat de Psalmen al meer buiten gebruik zijn geraakt en de Gezangen de overhand hebben gekregen. Een dergelijke verdringing nu van de Psalmen, de door den Heiligen Geest zelf geïnspireerde liederen, door menschelijke liederen, zou zeker wel diep te betreuren zijn en wijzen op een geestelijken achteruitgang der Kerk. Dat is dan ook wel de oorzaak geweest, dat die Gereformeerde Kerken, die het meest beslist op het standpunt der Belijdenis stonden, liefst zoo weinig mogelijk menschelijke liederen naast de Psalmen hebben gebruikt. De schat, die , in de Psalmen ons geschonken is, mag niet voor onze Kerken verloren gaan.

En in de tweede plaats mag ook niet vergeten worden, dat de invoering van een Gezangenbundel tot een zeer feilen strijd in onze Kerken aanleiding zou geven. Al de ellende die in de Hervormde Kerk met deze Gezangenquaestie beleefd is, zou in onze Kerken weerkeeren. Zelfs zou te vreezen staan, dat een niet onbelangrijk deel onzer gemeenteleden dan wellicht onze Kerken verlaten zou. En al mag men dit als een dwaasheid beschouwen, men heeft met dit feit rekening te houden. Salus Ecclesiae suprema lex. Hgt heil onzer Kerken moet voor ons de hoogste wet zijn.

Het is daarom, dat we voor de invoering van een bundel menschelijke gezangen zeer weinig gevoelen. Maar kon de Synode besluiten om enkele Schriftuurlijke lofzangen aan den bundel gezangen achter onze Psalmen toe te voegen, dan zouden we daarvoor veel gevoelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juni 1920

De Heraut | 2 Pagina's

Het schijnt eenigszins

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juni 1920

De Heraut | 2 Pagina's