Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een man der ruste.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een man der ruste.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, de zoon, die u geboren zal vforden, die zal een man der ruste zijn, want Ik zal hem ruste geven van alle zijne vijanden rondom henen; want zijn naam zal Salomo zijn, en Ik zal vrede en ruste over Israël geven in zijne dagen. I Kron. XXII:9.

Salomo, zoo werd het aan David van zijn grooten' zoon geprofeteerd, zou een Vorst des Vredes, zou > een man der ruste" zijn. Had David schier al de dagen van zijn Koningschap bang en bitter met zijn vijanden moeten worstelen, men mag schier zeggen, dat 't was als om 't hoofd boven water te houden, met Salomo, zijn machtigen zoon, zou 't heel anders staan. Salomo, gelijk zijn naam van Vredesvorst het reeds aanduidde, zou in de lange dagen van zijn machtige bewindvoering? schier geen zwaard te trekken hébben. ' Van rondom zou hem eere en toewijding van de Vorsten en Overheden, die hem omringden, ten deel vallen. Was David een »man van den krijg geweest", Salomo zou een »maa der ruste" zijn. Vrede van rondom zou den glans van zijn machtig bewind verhoogen. De roep. van zijn majesteit zou van allen kant over de grenzen van zijn Rijk tot hem doordringen. Nog eer hij de Kroon aanvaardde, ging de profetie over zijn komend bewind uit. »Zijn naam zal Salomo zijn, en ik zal vrede en stilte over Israel geven in Salomo's dagen."

De geheele indruk, dien straks, na Davids bezwijken, het optreden van Salomo als vorst over Israel maakt, is dan ook, dat de ' (ft eere van het Koningschap thans eerst tot vollen glans zou komen. Het behaagde den God Israels om Salomo met buitengemeen rijke gave van wijsheid en inzicht te begiftigen. Hetgeen waardoor hij uitblonk, waren niet de gewone gaven van een vaardig heerscher, maar schitterde in Salomo als in een geheel buitengewone gave van wijsheid en inzicht, die hem door Israels God verleend werd. Zonder overdrijving kan dan ook beleden, dat Salomo's optreden als Koning over Israel een eenig heerlijke bagiftiging met rijke geestesgaven verried, en dat geen Vorst na hem op zoo schitterende wijze het bewind over Israel gevoerd heeft. Het uitnemende van Salomo lag in de rijke begaafdheid van zijn persoon, en in de zeldzaam gelukkige omstandigheden waarin het rijk van Israel destijds verkeerde. Salomo's Koningschap was een bewindvoering onder eenig gelukkige omstandigheden en met de zeldzaam rijke geestesgaven, waarmee het Israel's God beliefd had, hem té versieren.

Juist nu met het oog op die eenig rijke > -positie, waarin Salomo als Koning kon optreden, was het zoo bitter te betreuren, dat er in zijn vorstelijk optreden een verzoeking school, waarvoor hij zoo jammerlijk bezweken is. Het gevaar dat hem van meet af bedreigde, school in de vrouw. Een vorst als Salomo kon zich niet vergenoegen laten met een eenzijdig huwelijk. Uiteraard zou 't een heerlijke overwinning over zich zelf, en over üe toenmalige zeden geweest zijn, indien hij zich van meet af met het bezit van ééne enkele vrouw vergenoegd had. Zulks was echter destijds de wet en regel niet. Zelfs van Jacob lezen we, hoe hij een tweetal vrouwen zich uitverkoor, en dat tweetal gehuwden nog met een tweetal andere vrouwen op losser voet verdubbelde. De veelwijverij was in Salomo's dagen onder alle Vorsten van het omliggende land de glorie, die van de bewindvoering schier onafscheidelijk was. In stee nu van deze zondige usantie te bestrijden, en het aantal zijner vrouwen en bijvrouwen te beperken, verviel Salomo al spoedig in de jammerlijke zonde, om de glorie van zijn rijk te willen verhoogen, door het aantal van zijn vrouwen en bijwijven steeds meer uit te breiden. In plaats van met den ernst die aan een Israelitischen Koning voegde, het paleiseuvel van de vele vrouwen te bestrijden, gaf Salomo steeds meer aan de zondige neiging, die op dit punt ook in hem woelde, blijkbaar met heel zijn hart toé. Hij zocht er zijn eere in om den kring zijner vrouwen en bijwijven tot^ in de honderden uit te breiden, en toen verviel hij in de verleidelijke zwakheid en sloop door de vrouwenweelde in zijn paleis al spoedig het overhellen tot de afgoderij in zijn\ hart door. Hij zou »een man der ruste" zijn, maar juist dat vrij blijven van den krijg en dat steeds meer toenemen van zijn paleisweelde verzwakte en verslapte zijn innerlijk zielslevèn. Niet hij heerschte over de vrouwen in zijn paleis, maar de vrouwen begonnen over hem te heerschen, en de droeve uitkomst was, dat de heidensche vrouwen, die hij om zich verzamelde, steeds meer de heerschappij in zijn paleis zich aanmatigden, en dat even heerlijk als Salomo's, eerste optreden was, even droef in zedelijk verval het einde van zijn bewind onderging.

De tegenstelling tusschen een David en een Salomo bepaalt eu beperkt zich alsuu niet tot zijn paleis, maar gaat zichtbaar in alle levenskringen door. Zelfs gaat men niet te ver, zoo men ook onder ons het vaak zoo uiteenloopend lot van gejaagde en rustige personen tegenover elkander plaatst. Ons lot onder de kinderen der menschen is niet voor heel onzen kring even gelijk. Ook in het gemeene leven valt aan den één o, een zoo rustig levenslot ten deel, dat vaak tot aan zijn levenseinde voortduurt, terwijl naast hem een ander zich van de wieg naar het graf voortbeweegt, die bijna geen rust gekend heeft, van de ééae spanning gedurig in de andere werd overgetild, en ' ten slotte bezweek zonder zelfs op zijn sterfbed den stillen vrede van een ongestoorde zielsgenieting gekend te hebben. Ook in het gezinsleven vindt ge eenerzijds nog altoos de Salomo's die in stillen, rustigen vrede hun jaren voleiifden, maar daarnaast en daartegenover stuit ge ook even gedurig op bange worstelaars, die schier van kindsbeen af nimmer stille rust en vrede gekend hebben, doch veeleer uit angst en zorge in telkens nieuwe beklemdheid werden voortgestuwd. Nog altpos, gelijk het toen in 't paleis was, is 't ook bij ons nog in het gewone burgerlijk saamleven. Van den éénen kant strijd zonder einde, een worsteling zonder dat 't schier tot ruste komt, maar daartegenover dan o, nog zoo vaak de Salomonische ruste en stilheid, dat men van der jeugd af nauwelijks bangen strijd gekend heeft, en schier tot aan zijn einde toe zich in stille ruste vergenoegen mag.

Doch wat men hierbij zoo herhaaldelijk over het hoofd ziet, is wat ook aan Salomo overkwam. Juist dat stille voortleven-in ongestoorden vrede leidt er ook onder ons nog zoo vaak toe, dat men zich in zwakheden verliest en voor verleidingen bezwijkt, die juist uit dat stille en o, zoo rustige van ons gewone levenslot opkomen. De strijd van 't leven is ons dan gespaard, en vaak tot aan ons sterven blijft ons een existentie gegund, die voor het oog der wereld buiten 'alle strijd en verleiding omgaat, maar dit belet nimmer dat in verzachten vorm het gevaar ook ons gedurig op de hielen zit, en er allengs bij ons insluipt, om juist, in 't stil vertrouwen op onze geordende existentie, zijdelings in allerlei zonde uit te glijden. Ook wij zijn dan mannen en vrouwen van ruste. Het opwoelen van den bangen levensstrijd kennen we niet, maar heimelijk worden we toch gedurig door het lokaas der verleiding benaderd, en gelijk Salomo zich zelf vergat, viel en inzonk, zoo mengt zich dan ook in het stille burgerlijke leven zoo vaak en zoo licht een verleiding van allerlei bedenkelijken aard in geheel ons optreden. Ook van ons kan dan getuigd, dat gij een man van rust of een vriend van ruste heel uw leven door'zijn kondt, maar juist bij zulk een stil en zich terugtrekkend leven sluipt dan zoo vaak als vanzelf zijdelings, evenals bij Salomo, zekere de verleiding in, en niet wij zijn dan meer heer en meester over onze eigen toekomst, maar uitglijding bleek telkens weer ons innerlijk zielsbestaan te verzwakken. En hoe rijk en schoon ons leven dan ook in den uitwendigen Torm blijkt, de boezemzonde, die ons verzwakt, moge voor het oog der wereld-verborgen blijven, maar God ziet ze, en uw ziel voelt o zoo bitterlijk, hoe God er u om vervolgt in uw zielsvrede.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 augustus 1920

De Heraut | 2 Pagina's

„Een man der ruste.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 augustus 1920

De Heraut | 2 Pagina's