Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij zeide: Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen, en naakt zal ik daar henen wederkeeren. De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen; de naam des Heeren zy geloofd. Job I : 21.

In de historie van het Oude Testament is Job de groote lijder geweest, want op hem is de Satan losgelaten met al zijn kracht. Job is neergeworpen geweest in de diepste diepte van het menschelijk lijden. Maar in dat alles bleef hij trouw aan zijn God en schitterde heerlijk zijn geloof.

Van zijn lippen hebben we beluisterd het woordj dat in dagen van groote beproeving, van bitter lijden, van zwaren rouw ons altoos zoo bemoedigend toespreekt en de ziele opheft uit de 'diepte van ellende tot de hoogte van Gods nabijheid en vertroosting.

Hij sprak het uit: »de Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen; de naam des Heeren zij geloofd", en dat majesiueuse woord heeft alle eeuwen door weerklank gevonden in het hart van Gods kinderen, en zij hebben het Job nagezegd in dagen van aangrijpend gebeuren als de ziele in hen overstelpt was.

Het komt er voor ons hart in de allereerste plaats op aan, te verstaan: de Heere heeft gegeven. Wat kan de roensch op aarde ooit hebben of bezitten, dat hij niet van God heeft omvangen. Zonder God heeft hij niets, en kan hij niets hebben. Dat is de diepe beteekenis van het woord dat viak voorafgaat: naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen, en naakt zal ik daarhenen wederkeeren. Een kind komt ter wereld en heeft niets, het moet alles ontvangen, zijn kleedij en voedsel, zijn verzorgingen opvoeding. £n zoo ontvangt het nietige menschenkind het leven en den adem, en al wat hij in deze wereld bezit, van God en van God alleen.

Daarom zegt de Apostel: »wie onderscheidt u, en wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen. En zoo gij het hebt ontvangen, wat roemt ge alsof gij het niet ontvangen hadtl"Dit liu geldt niet alleen voor het stoffelijk goed, maar ook voor alle geestelijk goed. De gaven en krachten der ziel zijn van den Heere ontvangen. Daar is een gave van wijsheid en kennis, een gave van liefde en trouw, een gave van talsnt en genie. Maar het is alles een gave van Hem die de Vader der geesten is. Hij is de Bron van alle goed, de Fontein van alle heil, de Vader der lichten, ' van Wien alle goede gave is afdalende.

De Christen weet nog iets anders, o. Ja, God geeft alle dingen aan de kinderen der menschen, maar de Heere, Jehovah, de God des Verbonds, geeft in zeer bij zonderen zin gaven aan Zij c volk op aarde, aan Zijn kinderen hier beneden. Elke genade in de ziel is een gave van den Vader die in de hemelen is. Wij worden zalig door het geloof, maar dat is niet uit ons, het is Gods gave. Het is al uit Hem gevonden.

En die trouwe Bonds-God, de Heere, geeft aan Zijn volk altoos wat het noodig heeft op bepaalde tijden en in bijzondere omstandigheden. Hij geeft een Mozes om Israël uit te leiden uit het diensihuis van Egypte, een Samuel om het te richten met beleid, een David om het te regeeren in gerechtigheid. Hij schenkt een Paulus om het Evangelie in de groote heidénwereld uit de dragen. Hij beschikt een Augustiuus om de waarheid Gods in menschelijke taal te belijden, een Calvijn om een diep vervallen Kerk tot reformatie te brengen. En ook in onze dagen heeft God de Heere ons geschonken krachtige helden, die het licht des Woords klaar hebben doen schijnen over elk terrein des levens.

Maar wij roemen nooit in den mensch. Alleen in den Heere. De Heere heeft gegeven.

Als wat de Heere u schonk, u ontnomen wordt, dan wordt het u door den Heere ontnomtn. Dit te verstaan en te gelooven, miakt stille in dagen van droefheid en rouw. God de Heere die u alles geeft, is toch vrij het ook weer van u weg te nemen. Hij mag zeggen, en Hij zegt het ook: ben Ik niet ^rij met het Mijne te doen wat Ik wil.

Het geldt voor ieder menschenkind, dat er geen noodlot of toeval is, dat er Één is die regeert naar Zijn eeuwigen Raad en naar Zijn vrijmachtig welbehagen. Neen, geen rnacht buiten God doet óns meer of minder zijn. God alleen is Rechter die het beslist. Al wat ooit aan een mensch geschonken wordt, wordt door God geschonken, en al wat een mensch ontnomen wordt, wordt hem door God ontnomen.

Dat geldt ook voor het sterven, en daarin is geen onderscheid tusschen het sterven van een kind der wereld en een kind van God. Voor ieder die uit een vrouw geboren is, is waar wat we in het boek van Job lezen: dewijl zijn dagen bestemd zijn, het getal zijner maanden bij U is, en Gij zijn bepalingen gemaakt hebt, die hij niet overtreden zal.

Maar een Chris^en weet en gevoelt nog iets anders. De Heere heeft genomen. Hij, die detJod Israels is, de God des Verbonds, die trouwe houdt en eeuwig leeft. Jehova, die barmhartig en genadig is, lankmoedig en groot van goedertierenheid. De Vader in de hemelen, die om Zij as lieven ZoonSjijJezus Christus wil, al het kwaad dat Hij in dit jammerdal ons toeschikt, ten onzen beste keert en tot onze zaligheid doet gedijen.

Als we bij een sterfbed staan of bij een graf vertoeven, en dan mogen zeggen: »de Heere heeft genomen", dan is er rijke en zalige ver­ troosting. Want wij weten, dat wij allen eens moeten sterven en van deze aarde scheiden. Wie leeft er die den slaap des doods niet eens zal slapen, wie redt zijn ziel van het graf? Maar als Jehova, de Heere, wegneemt uit het land der levenden, dan is het een afsterven van de zonde, een ingaan in het eeuwige leven, een binnenkomen in het Vaderhuis daarboven, een naderen tot den Troon van het Lam, om eeuwig te juichen met al de verlosten en gezaligden.

De Heere geeft genade in dit leven, als Hij leidt naar Zijn Raad, maar als de Heere wegneemt, dan is dat wegnemen een opnemen in de heerlijkheid. Na den dood is het leven, het eeuwige, zalige leven > oor al Gods kinderen bereid.

De Heere neemt weg het aardsche leven. De aardsche tabernakel wordt afgebroken. Maar weet ge wat nooit wordt weggenomen, wat eeuwig blijft en altoos stand houdt, juist als de Heere wegneemt?

De genade b ijft en het werk Gods houdt stand. Want de genadegifte en de roeping Gods zija onberouwelijk, en de poorten der hel zullen de gemeente des levenden Gods nooit overweldigen.

De Heere geeft de leidslieden, de voorgangers, de vaders in Israel. Ze zijn van ons heengegaan, ze zijn gestorven, als ze den loop hebben voleindigd en den Raad Gods hebben gediend, en hun graf is onder ons tot dezen dag. Maar het werk Gods blijfr, want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid.

Bergen zullen wijken, heuvelen zullen wan-, kelen, maar Mijne goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zégt de Heere, uw Ontfermer.

Als we het zoo verstaan, dan willigt onze ziel het in bij het »de Heere heeft genomen", als ons wordt toegeroepen: zegt den kinderen Israels dat zij voortrekken.

Be naam des Beeren zij geloofd!

Met Oi: woord eindigt J jb. Hier heft hij zijn ziele, diep bedroefd en toch innig dankbaar, om hoog tot den God^ zijns levens, die woont in de Eouwigheid.

Tot het dienen van de eere Gods is elk menschenkind, is al het schepsel te allen tijde geroepen. De Heere heeft alle dingen alleen om Zijns Zelfs wil geschapen. Alles moet zijn glorie verhoogen en Zijn eere doen schitteren.

Die in. de wereld leeft kan het niet en wil het niet doen. Maar Gods kinderen zijn uit de duisternis geroepen tot het koninkrijk van Gods wonderbaar licht om de deugden des Heeren te verheffen hemelhoog, en het Soli Deo Gloria luide te doen hooren.

IQ dagen van droefheid en rouw is het hart er niet dadelijk toe gestemd. Maar als de Heere leidt in het Heiligdom en werkt met den Heiligen Geest, dan wordt de toon van !of en aanbidding niet langer onderdrukt, maaj luide aacgeheven. Dan kunnen we, zij het ook met een traan in oog, in oprechtheid des harten zingen: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.

David had zijn kind verloren. Door groote smart en droefheid werd hij schier verteerd.

Dat duurde tot hij kon ingaan in het Heiligdom, en toen kwam zijn^ ziele tot aanbidding en grooimaking van den Naam des Heeren.

O, als we het verstaan dat de Heere gegeven heeft, en dat het alleen de Heere is die genomen heeft, dan blijft er niets dan lof en dank over, en dan wordt het hart als van zelf er toe gestemd en er toe gebracht.

Dan wordt Gode lof en dank toegebracht voor de gave die Hij schonk in ongebonden goedertierenheid, en roemen wij in den Heere. Hij die alles geeft. Hij zal zijn geprezen. En dan danken wij dat wat ontnomen werd, niet door een aardsche macht, niet door Satan werd weggenomen, maar door Gods trouwe Vaderhand. Ea wij kussen die hand van onzen Vader in de hemelen en geven gewillig over wat onze Heere, Jehova, de God des Verbonds wegneemt, omdat Hij het zoo goddelijk liefderijk doet.

Neemt de Heere u weg uit dit aardsche en zondige leven, neemt Hij u op in zaligheid en heerlijkheid, dan hoort uw zielsoor die menigte van engelen zingen: Eere zij God in de hoogste hemelen. En jubelend zingt gij mede met de groote schare die niemand tellen kan: deName des Heeren zij geloofd!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's