Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ontdekking van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ontdekking van Christus

9 minuten leestijd

Ik ga nu mijn getuigenis van Jezus Christus besluiten. Maar ik wil toch eerst nog proberen te ontvouwen, wat het betekent wanneer men Christus ontdekt door de woorden van het Evangelie heen. Ik wil dat doen vooral met het oog op de lezers, die nog rooms-katholiek zijn.

Ik was rooms-katholiek priester. Elf jaar had ik doorgebracht in een roomskatholiek seminarie. Vier iaar had ik theologie gestudeerd, maar ik had nooit de Bijbel in zijn geheel gelezen, zelfs niet het Nieuwe Testament.

Voor de priesters, althans van mijn leeftijd, was de Bijbel een studieboek Als wij de stellingen van de dogmatiek bestudeerden, dan moesten wij ook de teksten nagaan, die aangehaald werden als bewijsplaatsen.

En vanzelf kende ik ook de Bijbelgedeelten, die in de mis voorkomen. In feite sloeg ik echter in de Bijbel zelf slechts die gedeelten na, als ik er 's zondags over preken moest.

Maar daarbuiten had ik nooit gelezen en nog minder biddend overwogen de Evangeliën, de brieven van Paulus, de Openbaring van Johannes. Ja, zelfs de zielsbestuurders en de priesters die de „retraites" preekten volgens de methode van Ignatius, waren er bijna steeds tegen gekant dat wij het Evangelie gebruikten als meditatieboek.

Ze beweerden - wat een godslastering is dat eigenlijk! - dat de Bijbel een heel droog boek is en dat het voorkeur verdiende om een stichtelijk boek te nemen als stof voor de dagelijkse overweging, of op zijn hoogst een kommentaar op het Evangelie.

Houdt dit niet een belediging in voor God, wanneer men beweert dat Hi j een boek in handen van de mensen heeft gegeven, waarvan zij zelfs de meest wezen lijke punten niet begrijpen. Hoe kan God dan in de brief aan de Hebreeën zeggen: „Het woord Gods is levend en krachtig. . . . " (Hebr. 4 : 12). Daar staat toch niet dat dit Woord pas dan krachtig en levend wordt, als het een menselijke bewerking heeft ondergaan.

Ik begrijp niet dat rooms-katholieken, als zij de Bijbel gaan lezen, niet onmiddellijk tot de verrassende ontdekking komen, dat Jezus hun enige Zaligmaker is, en dat zij niet door hun goede werken, maar enkel door liet geloof in de Zoon van God zalig kunnen worden. „Wat moet ik doen om behouden te worden", zo vroeg de gevangenbewaarder van Filippi aan Paulus. En het antwoord van deze grote apostel der heidenen was heel eenvoudig: „Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis" (Hand. 16 : 31).

Ik ben er vast van overtuigd, dat welke priester ook die de brief aan de Hebreeën zonder vooroordelen leest, - ik zeg het met nadruk: zonder vooroordelen - , tot de konklusie moet komen, dat zijn priesterschap enkel een uitvinding van mensen is en geen enkele grond in het Nieuwe Testament vindt. Hoe kan een priester in koelen bloede toch nog de Mis gaan opdragen, nadat hij gelezen heeft: „Wi j zijn eens en voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus". Voorts staat elke priester dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, die nimmer de zonden kunnen wegnemen; „deze echter is, na één o f f e r voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gebeten aan de rechterhand Go d s . . . . Want door één o f f e r a n d e heeft Hi j voor altijd hen volmaakt die geheiligd worden" (Hebr. 10: 10- 14) . „Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; ook niet om zichzelf dikwijls te o f f e r e n . . . ., want dan had Hi j dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hi j éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te nemen. . . . Hi j heeft Zich éénmaal geofferd om veler zonden op zich te nemen" (Hebr. 9 : 24 - 28).

De rooms-katholieken denken dat de afgrond die Rome van de Reformatie scheidt, bestaat in het vagevuur, de Maria-verering, de Mis. . . .

Dit is echter onjuist. De eigenlijke kloof, het wezenlijke verschil bestaat daarin, dat een evangelisch christen zekerheid heeft van zijn eeuwig behoud door het gelovige vertrouwen in Jezus Cristus. Voor hem is de Here Jezus zijn trouwe vriend, zijn goede herder, die zijn leven voor hem gaf aan het kruis, „want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hi j Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe" (Joh. 3: 16).

We kunnen een protestants gezangenboek op willekeurig welke bladzijde openslaan en steeds zullen we daar deze grondtoon kunnen beluisteren. Ik neem bijvoorbeeld dit:

Ik heb de vaste grond gevonden,

waarin mijn anker eeuwig hecht:

de dood van Christus voor de zonden,

van eeuwigheid als grond gelegd.

Die grond zal onverwrikt bestaan,

schoon aard' en hemel ondergaan.

Daarop wil ik gelovig bouwen,

getroost, wat mij ook wedervaart;

mij aan Gods Vaderhart vertrouwen,

wanneer mijn zonde mij bezwaart.

Steeds vind ik daar opnieuw bereid

oneindige barmhartigheid.

Het vertrouwen in Jezus Christus bewerkt in mijn ziel de zekerheid van het eeuwige heil, en alleen vanuit die zekerheid kan in mij opbloeien het diepe besef van het kindschap Gods. Terwij l ik mij veilig weet in de armen van Jezus, de goede Herder, geniet ik de zoete innigheid van het leven met Hem.

Wanneer een ziel heen en weer wordt geslingerd tussen hoop en vrees, wanneer zij altijd gekweld wordt door twijfel omtrent de vergeving van de zonden, dan komt dat omdat ze niet voldoende haar vertrouwen stelt in haar Heiland. Zij treedt niet uit zichzelf om haar rust in Jezus te zoeken. En hoe kan Jezus haar dan vrijmaken van de macht der zonde? Hoe prachtig tekent Paulus ons de weg des heils: „Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen" (Ef. 2 : 8 - 1 0 ) . De rechtvaardiging door het geloof (Rom. 3 : 28; 5 : 1 ; 2 Ti m. 1 : 9), doet de vrede mijn ziel binnengolven, omdat zij ondergedompeld wordt in Christus, die „onze vrede is" (Ef. 2 : 14).

Dat wil echter niet zeggen, dat de goede werken voor de kinderen Gods geen betekenis zouden hebben. Niemand zal zalig worden zonder goede werken, niet omdat zij ons zalig zouden kunnen maken uit zichzelf, maar omdat zij de noodzakelijke uitstraling zijn van het geloof, dat ons zaligmaakt. „Indien het geloof niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood" (Jac. 2 : 17).

Door dit leven vanuit de verzoening met God, die in Jezus Christus voor altijd mijn Vader is geworden, heeft ook mijn gebed een andere vorm gekregen. Het is nu niet meer in de eerste plaats aanschouwing en beschouwing, maar een dialoog geworden. Ik spreek nu heel eenvoudig met God, mijn Vader. Ik vertel Hem mijn lief en leed, mijn problemen, mijn verlangens, ik worstel met Hem om de dingen van zijn Koninkrijk. En dan weer luister ik naar wat Hij mij zeggen gaat door zijn Heilige Geest die steeds weer het Woord van Christus doorlichten zal tot een levend gesprek met mij, met een ieder die in Jezus Christus geloven wil.

Helaas zijn er vele vrome zielen in de rooms-katholieke kerk, die hun beste krachten besteden aan een eindeloos herhaald formulegebed, rozenkransen, litaniën en novenen. Ja, kloosterlingen, vooral de slotzusters, besteden soms hele uren aan het opdreunen van gebeden in een taal, die zij zelf niet verstaan. En zelfs voor vele priesters is het brevier geen verkwikkend voedsel voor hun ziel, omdat allerlei stukken, vooral de hymnen, moeilijk te begrijpen zijn, en in elk geval is het brevier geschreven in de dode taal van het Latijn.

Moet zulk een gebedsvorm niet vanzelf het verwijt van Jezus over zich halen: „Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij " (Matth. IS : 8)? En spreekt Jezus niet duidelijk zijn veroordeling uit over die eindeloze herhaling van steeds maar dezelfde gebeden, als Hij zegt: „En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden" (Matth. 6 : 7).

Ik ga nu dit verhaal beëindigen, dit verhaal van strijd en overwinning door de genade, van wanhopige leegheid en van vervulling met de vrede van Christus. Dit verhaal waarin ik enkel de roem van Gods goedertierenheid over mijn leven heb willen bezingen.

Misschien waart u, die dit gelezen hebt, een christen, die nog steeds leeft vanuit de intimiteit van de levensgemeenschap met Jezus Christus. Dan weet ik dat u in uw hart met mij deze lofzang op Gods ontferming hebt meegezongen.

Misschien hebt u vroeger ook wel een dergelijke ervaring gekend als ik hier beschreven heb, maar bent u weggezonken in sleur, bent u misschien toch weer enigszins in de vreemde gaan zwerven, weg van de heerlijkheid van de levende God en Vader van Jezus Christus. Dan mag ik u zeker uitnodigen om weer terug te keren naar de dagen van uw jeugd, naar uw eerste liefde. Toen was alles immers veel mooier. Toen glansde uw ziel, terwijl er nu de dofheid over is gekomen van de gewenning aan de rijkdommen Gods.

Maar indien u dit eeuwige leven van Jezus Christus nooit gekend hebt, indien u nooit die wondervolle rust hebt gesmaakt van de volstrekte gelovige overgave aan Jezus Christus als uw enige en volkomen en persoonlijke Zaligmaker, dan herhaal ik met alle aandrang mijn uitnodiging in de naam van Jezus Christus om naar Jezus te gaan. U kunt Hem vinden in de woorden van de Schrift, waarin Hij Zichzelf openbaart. U kunt Hem vinden in het oprechte gebed. Ga zo op weg en laat dan de H. Geest toe in uw ziel om daar uw diepste innerlijk om te vormen tot een waarachtig kind van God. Amen!

Bij de tekening op de voorpagina

De duif. . . . zinnebeeld van de Heilige Geest. Daarachter Enrique Fernandez, terwijl hij als priester de kelk met de geconsecreerde wijn in de Mis opheft als uitnodiging aan de aanwezigen om deze wijn te aanbidden met de woorden: „Mijn Heer en mijn God".

De Heilige Geest wil met het duidelijke woord uit Hebreeën 9 : 28 „Slechts één maal offerde Hij Zich" de leer en de praktijk van de Mis, die volgens het concilie van Trente telkens weer een „waar en eigenlijk verzoeningsoffer" is, wegdringen.

Onze hartelijkste dank aan mevr. Bartha Veenhuizen-Bik, die deze tekening gratis voor ons maakte.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1961

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De ontdekking van Christus

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1961

In de Rechte Straat | 32 Pagina's