Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe r.k. wetten omtrent het GEMENGDE HUWELIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe r.k. wetten omtrent het GEMENGDE HUWELIJK

16 minuten leestijd

In ons vorig nummer hebben wij een artikel gewijd aan de nieuwe instruktie van de r.k. kerk over het gemengde huwelijk. Deze kwestie lijkt ons echter voor protestanten en r.katholieken dermate belangrijk, dat wij het nuttig vonden om deze instruktie voor onze lezers te vertalen en hier af te drukken. Ik (H.J.H.) ben bij deze vertaling uitgegaan van de latijnse tekst zoals die verschenen is in de Oss. Rom. van 19 mrt 1966.

Alleen uit de inleiding heb ik niet alles vertaald. Dan zou het stuk nodeloos veel ruimte in beslag nemen. Hier volgt dan de vertaling:

„„Bovendien mag men in deze kwestie allerminst uit het oog verliezen de houding die wij nu in acht moeten nemen jegens de broeders, die van de Katholieke Kerk afgescheiden zijn, zoals die door het Tweede Vatikaanse Concilie in het dekreet over de Oecumenische Beweging plechtig is vastgesteld. Naar wij menen, ligt in dit dekreet een aanwijzing, dat de bestaande tuchtmaatregelen over het gemengde huwelijk verzacht moeten worden, wel niet in datgene wat het goddelijk recht voorschrijft, maar wel wat betreft sommige bepalingen van het kerkrecht, waardoor de afgescheiden broeders zich niet zelden beledigd voelen. Het valt gemakkelijk te verstaan, dat deze kwestie beslist niet aan de aandacht is ontsnapt van het Tweede Vatikaanse Concilie, dat door onze voorganger, ]oannes XXIII z.g., uitgeschreven werd met de bedoeling om raad te verschaffen in de huidige problematiek van het christenvolk".

„.... daarom worden, op gezag van Paulus VI, de volgende bepalingen genomen die, als ze in de praktijk juist bevonden worden, voor goed en als een afgedane zaak zullen worden opgenomen in het Kerkelijk Wetboek, dat nu herzien wordt.

I. § 1. Men moet steeds voor ogen houden, dat eventueel gevaar voor het geloof van de katholieke partner vermeden moet worden en dat de katholieke opvoeding van de kinderen veilig moet worden gesteld (vgl. can. 1060).

§ 2. De bisschop en de pastoor moeten de katholieke partner ernstig de verplichting inscherpen, dat hij met alle beslistheid heeft zorg te dragen voor de doop van de toekomstige kinderen en voor hun opvoeding in dc katholieke godsdienst; en de nakoming van deze verplichting moet worden bevestigd door een uitdrukkelijke belofte van de katholieke partner.

§ 3. De niet-katholieke partner moet met de nodige takt, maar toch ook met alle duidelijkheid op de hoogte worden gebracht van de katholieke leer over tic waardigheid van bet huwelijk, vooral over de voornaamste eigenschap pen van het huwelijk, n.i. de eenheid en onontbindbaarheid. Men moet hem ook wijzen op de zware verplichting van de katholieke partner om drens eigen geloof veilig te stellen, te praktiseren en te belijden, en om de eventuele kinderen in dat geloof te doen dopen en op te voeden.

Om deze verplichting te garanderen, wordt de niet-katholieke partner uitgenodigd om open en eerlijk te beloven, dat hij het nakomen van deze verplichting niet in het geringste zal tegengaan. Indien echter de niet-katholieke partner meent deze belofte niet te kunnen afleggen zonder zijn eigen geweten geweld aan te doen, dan zal de bisschop het geval met alle bijzonderheden aan de H. Stoel voorleggen.

§ 4. Ofschoon deze belofte wettelijk op schrift gegeven moet worden, kan de bisschop nochtans hetzij als algemene regel hetzij voor afzonderlijke gevallen beslissen, of deze belofte ofwel door de katholieke of wel door de niet-katholieke partner ofwel door beiden schriftelijk moet worden gegeven ja of neen, en tevens moet de bisschop dan uitmaken hoe dit in de huwelijksakte wordt opgenomen.

II. Indien wellicht ergens, zoals soms in bepaalde streken gebeurt, de katholieke opvoeding van de kinderen verhinderd wordt, niet door de vrije wil van de huwenden, maar vanwege de wetten en gewoonten van de volkeren, waaraan zij zich niet kunnen onttrekken,—dan kan de bisschop, na alles zorgvuldig ovenvogen te hebben, dispensatie (ontslag) geven van dit huwelijksbeletsel, mits de katholieke partner bereid is, zover het in zijn vermogen ligt, alles in het werk te stellen, opdat eventuele kinderen katholiek zullen worden gedoopt en opgevoed, en mits de goede wil van de niet-katholieke partner vaststaat.

Wanneer de Kerk dit toestaat, dan is dat omdat ze hoopt, dat de burgerlijke wetten die in tegenspraak zijn met de menselijke vrijheid, zoals de wetten die de katholieke opvoeding van de kinderen of de uitoefening van de katholieke godsdienst verbieden, zullen worden afgeschaft en het natuurrecht hierin moge zegevieren.

III. Bij de sluiting van een gemengd huwelijk moet de canoniek voorgeschreven vorm in acht worden genomen, zoals die vastgesteld is in can. 1094. Dit is nodig voor de geldigheid van het huwelijk. Indien zich echter moeilijkheden voordoen, kan de bisschop het geval met alle bijzonderheden aan de Heilige Stoel voorleggen.

IV. Wat betreft de liturgische vorm, afgeschaft worden can. 1102,3 en 4 en 1109,3 en aan de bisschop wordt toestemming verleend om de sluiting van een gemengd huwelijk te doen plaatshebben met de ceremonies, zegeningen en preken die ook bij de andere katholieke huwelijkssluitingen worden aangewend.

V. Elke vorm van huwelijkssluiting voor een katholiek priester en een nietkatholieke ambtsdrager waarin ieder op zijn beurt zijn eigen ceremonie verricht, moet geheel en al vermeden worden. Er is echter geen bezwaar tegen, dat de niet-katholieke ambtsdrager, na de afsluiting van de godsdienstige ceremonies, enkele woorden van gelukwens en enkele opwekkende woorden (nonnulla verba gratulatoria et hortatoria) uitspreekt, en dat er dan enkele gebeden tesamen met de niet-katholieken worden opgezegd.

Dat alles mag plaatshebben, mits de bisschop er zijn goedkeuring aan heeft gegeven en mits de nodige voorzorgsmaatregelen zijn genomen om het gevaar van aanstoot te voorkomen.

VI. De bisschoppen en de pastoors moeten er ernstig op toezien, dat de gezinnen, die uit een gemengd huwelijk zijn voortgesproten, overeenkomstig de gegeven beloften heilig leven, vooral wat betreft het onderrichten van de kinderen in de katholieke leer en zeden.

VII. De kerkelijke ban, waardoor krachtens can. 2319, par. 1, n.1, zij getroffen worden, die hun huwelijk laten bevestigen door een niet-katholieke kerkelijke ambtsdrager, wordt afgeschaft. En dit met terugwerkende kracht.

Deze normen zijn ingegeven door de gezindheid en de mentaliteit, zoals wij boven hebben uiteengezet: opdat aldus beter tegemoet wordt gekomen in de huidige noden van de christenen en opdat de onderlinge verhoudingen tussen katholieken en niet-katholieken zich voltrekken in een geest van intensere liefde. Zij die de opdracht hebben om aan de christenen de katholieke leer door te geven, in het bijzonder de pastoors, moeten zich daarop voortdurend en geheel en al toeleggen. Ze moeten hun best doen om dit alles na te komen, gedreven door de grootste liefde voor de gelovigen en met inachtneming van het respeki voor de anderen, n.1. de niet-katholieken, en ook voor hun overtuiging, die zij te goeder trouw aanhangen.

De katholieke echtgenoten moeten ervoor zorgen, dat zij de gave van het geloof die zij bezitten, in zichzelf bevestigen en vermeerderen, en door steeds in het gezinsleven de weg te bewandelen van de christelijke deugden, aan hun nietkatholieke partner en aan hun kinderen een schitterend (praeclarum) voorbeeld geven.

Gegeven te Rome, 18 maart 1966.

A. Card. Ottaviani, pro-prefect van de „Congregatie voor de geloofsleer".

Toelichting

Voor hen die niet thuis zijn in bet r.k. kerkelijk recht, zal het goed zijn deze instruktie te voorzien van een toelichting, die wij hieronder laten volgen.

Bron van gewetenskonflikten

1. De belangrijkste bepaling staat in III. Daarin wordt gezegd, dat overeenkomstig can. 1094 ook bet gemengde huwelijk gesloten moet worden voor de pastoor en dat anders dit huwelijk ongeldig is. De pastoor mag echter zulk een r.k. huwelijksinzegening niet toestaan, als beiden (dus ook de protestantse partner) niet zouden willen beloven om de kinderen r. katholiek te doen dopen en op te voeden. Daardoor worden de gemengd huwenden voor het volgende konflikt gesteld:

Ofwel zij moeten elkaar opgeven en niet trouwen, ofwel, als ze toch in het huwelijk willen treden, moet een van beiden tegen zijn geweten handelen, n.1. ofwel de protestantse partner belooft dan tegen zijn geweten in om de kinderen r. katholiek te doen dopen en opvoeden, ofwel de r.k. partner stemt er in toe, dat ze dan maar niet voor de pastoor trouwen, maar dan is hun huwelijk, volgens de r.k. leer, ongeldig en dus alleen maar een zwaar zondige samenleving, een leven van voortdurende ontucht. De r.k. partner kan van deze zonde geen vrijspraak krijgen in de biecht, zolang hij (zij) niet voornemens is deze huwelijkssamenleving op te geven. En wanneer hij (zij) zo komt te sterven, dan gaat hij (zij) volgens de r.k. leer voor eeuwig naar de hel, omdat hij (zij) aldus, zoals zijn r.k. overtuiging hem leert, voortdurend in zware zonde heeft geleefd.

Veel onwaarachtigheden

2. Wij menen te moeten vaststellen, dat dit stuk vele onwaarachtigheden bevat.

a) Er wordt gezegd, dat deze nieuwe wetten een verzachting betekenen. Deze verzachtingen hebben echter niets om het lijf.

Opgeheven wordt de bepaling dat, wanneer de gemengd huwenden hun huwelijk laten bevestigen door een niet-katholieke kerkelijke ambtsdrager, zij daardoor in de r.k. kerkelijke ban komen. Maar hun huwelijk is toch immers volgens l i l ongeldig en zij verdienen op grond daarvan de hel. En wat voor verschil maakt het uit of men of zonder r.k. kerkelijke ban voor eeuwig moet branden in de hel?

Verder mag de bisschop, wanneer de protestantse partner meent gewetensbezwaren te hebben tegen het afleggen van de geꨳte belofte, het geval „met alle bijzonderheden" aan de Heilige Stoel voorleggen. Terecht merkt De Volkskrant van 19 maart hierover op:„Dit wijst er op, dat voor ieder geval afzonderlijk ontheffing zal moeten worden gevraagd. Voor een situatie als in Nederland is dat een onmogelijke zaak".

Bovendien, is dit niet een voorbeeld van vreselijke centralisatie door Rome? Is zulk een ,.eer" zal bedanken, vooral ook nadat Rome van de protestantse partner de belofte heeft afgeperst van de r.k. doop en de r.k. opvoeding van de kinderen.

Wereldse diplomatie

e) Ook de opstelling van het stuk is doordrenkt van een volkomen wereldse diplomatie. Paulus VI heeft klaarblijkelijk zelf het stuk opgesteld, maar hij wist natuurlijk, dat dit stuk bij alle protestanten en bij de vooruitstrevende r. katholieken een zeer onsympathieke indruk moest maken. Hij was blijkbaar bang om zijn (toch al geringe) populariteit te verliezen en heeft het stuk door Ottaviani laten ondertekenen. Maar—hoe is het mogelijk dat Rome zulk een ernstige diplomatieke fout heeft kunnen maken — de paus heeft in het stuk de uitdrukking laten staan: .,onze voorganger, Joannes XXIII". Daardoor is het voor iedereen duidelijk, dat het stuk door Paulus VI zelf is opgesteld.

Om de schok een beetje te verzachten, heeft Paulus VI er een voorlopig ka rakter aan gegeven. Er wordt echter niet bij vermeld, tot hoe lang dit voorlopige karakter gehandhaafd blijft. Wel wordt gezegd dat het straks dan zal werden opgenomen in ,het Kerkelijk Wetboek", dat herzien wordt. Maar met de herziening van dat Wetboek kunnen jaren gemoeid zijn. En dan zijn de protestanten al lang weer ingeslapen en zijn alle protesten verstomd er, dan kan het ongemerkt als definitieve wet opgenomen worden in het r.k. Wetboek met zijn 2414 wetten en nog veel meer wetjes.

Toezending aan de pers

Deze vertaling met toelichting werd aan de pers verzonden, tesamen met een begeleidend schrijven van ds Hamers, dat wij hieronder laten volgen:

Zeer Geachte Redaktie,

Hierbij ingesloten gelieve u aan te treffen een vertaling van de nieuwe r.k. wetgeving omtrent het gemengde huwelijk alsmede enkele punten ter toelichting door ds H. J. Hegger.

Wij zouden dringend uw aandacht daarop willen vestigen, daar het hier, naar onze overtuiging, om een zeer ernstige zaak gaat.

Wij zouden u willen vragen om deze dingen niet te beoordelen vanuit onze protestantse gedachten, maar vanuit de r.k. leer, die immers ten grondslag ligt aan deze n euwe beschikking van de paus.

Gewetenskwellingen

En dan houdt deze nieuwe wetgeving dit in: De paus blijft de bepaling handhaven, dat een gemengd huwelijk ongeldig is, wanneer het niet gesloten wordt voor de pastoor en wanneer beiden (dus ook de protestantse partner) niet zouden willen beloven, dat de kinderen r. katholiek worden gedoopt en op gevoed. Dat betekent, volgens de r.k. leer, dat zulke mensen, wanneer zij dan dit niet een aanfluiting van de leer van het collegiale gezag van de bisschoppen, wanneer zij zelfs in zulke zaken alles aan Rome moeten voorleggen? De diktatuur van het pausdom is daardoor nog strakker geworden en de kloof tussen Rome en Reformatie nog dieper.

Het woord „„broeder" is niet oprecht

b) In de inleiding wordt gesproken over de„afgescheiden broeders". Maar als de paus ons als broeders in Christus, dus als mede-kinderen Gods beschouwt, waarom vindt hij het dan zo verschrikkelijk wanneer een kind uit een gemengd huwelijk in de leer van ons, afgescheiden broeders, wordt opgevoed? Waarom eist hij van de gemengd huwenden, dat zij hun kinderen niet in de leer van deze„afgescheiden broeders" zullen opvoeden en waarom verwijst hij hen naar de eeuwige hel, als ze dit niet willen (kunnen) beloven? Daarom kunnen wij onmogelijk geloven in de oprechtheid van Paulus VI, wanneer hij ons „broeders en zusters" noemt. Wij zien er in de gewiekstheid van een koude diplomaat, die aldus probeert de protestanten naar zijn kerk te lokken.

De pastoors worden opgeroepen om eerbied te hebben voor de niet-katholieken en hun geloofsovertuiging. Maar het hele stuk ademt een geest van zeer weinig respekt voor de protestantse levensbeschouwing. Er wordt in voorgesteld, alsor onze opvattingen over het huwelijk van zulk gering zedelijk gehalte zijn, dat de r. katholieken daartegen voortdurend ernstig moeten worden gewaarschuwd.

Schijnheilige klacht

c) Het stuk spreekt over landen, waar aan de r. katholieken niet of niet voldoende godsdienstvrijheid wordt gegeven. Bedoeld zullen wel zijn de communistische landen.

Wij zouden echter aan de paus kunnen vragen: Waarom doet u dan zelf de gewetensvrijheid van miljoenen christenen geweld aan door de eisen die u stelt voor de geldigheid van een gemengd huwelijk? Waarom eist u voor uw eigen kerkleden een gewetensvrijheid op, die u niet aan leden van andere kerken geven wilt?

Geen respekt voor protestantse„broeders"

d) Van weinig respekt voor de„afgescheiden broeders'' getuigt ook de bepaling, dat de protestantse kerkelijke ambtsdragers slechts„enkele woorden van 'gelukwens of enkele woorden ter opwekking" tot de gehuwden mogen spreken, nadat de r.k. religieuze plechtigheid geheel beéindigd is.

In de inleiding wordt gezegd, dat men de bepalingen waardoor de afgescheiden broeders zich zouden kunnen beledigd voelen, wil vermijden in deze nieuwe wetgeving. Maar is het geen belediging voor een predikant, wanneer Rome tegen hem zegt: U moogt wel een woordje („„enkele woorden") spreken, helemaal nadat onze dienst beꨮdigd is, maar dan mogen die woorden van u slechts een gelukwens inhouden en een opwekking. Bedoeld zal wel zijn een opwekking om samen een eerbaar huwelijk te leiden. Wij vermoeden, dat een predikant die overtuigd reformatorisch christen is, met verontwaardiging voor toch voor de burgerlijke wet een huwelijk sluiten, al of niet bevestigd in een protestantse ketkdienst, een zwaar zondige samenleving beginnen, waarvoor zij zullen gestraft worden met de eeuwige dood in de hel, wanneer zij dit huwelijk niet opgeven en wanneer de r.k. partner dit niet wil biechten.

Zeker, wij, protestanten, geloven niet in deze macht van de paus. Maar vooreerst moeten wij niet vergeten, dat de paus zelf wéin die macht gelooft. En dan vragen wij: Heeft de oecumene met Rome nog wel enige zin, wanneer de paus de gemengd huwenden enkel daarom naar de hel verwijst, omdat de protestantse partner niet kan beloven, dat de kinderen r. katholiek zullen worden gedoopt en opgevoed?

En vervolgens: ook de r.k. partner, wanneer hij althans overtuigd r. katholiek is, gelooft in die macht van de paus. Wat een gewetenskwelling veroorzaak: dat voor hem of haar, en wat zal dat vaak niet een bron zijn van allerlei huwelijksleed, ook voor de protestantse partner.

Een KERKELIJKE wet

Wij moeten daarbij ook voor ogen houden, dat het hier, ook volgens de r.k. leer, enkel een kerkelijke wet betreft. Wij zouden nog begrip voor deze harde wet kunnen opbrengen, wanneer de paus meende, dat het hier gaat om een wet die God zelf heeft voorgeschreven. Maar dat is beslist niet het geval, want vanaf 1741 tot 1908 konden gemengd huwenden krachtens een beschikking van Benedictus XIV, geldig trouwen, ook als zij niet voor de pastoor verschenen en als zij niet de beloften wilden afleggen, dat hun kinderen r. katholiek zouden worden gedoopt en opgevoed. Het is Pius X geweest die in 1908 deze wet afkondigde, waardoor sindsdien zoveel leed over miljoenen gemengd gehuwden werd gebracht. Door deze nieuwe wet van Paulus VI zijn we dus weer teruggekeerd tot de toestanden van vóór 1741. Nog eens: heeft de oecumene met Rome in 1966 dan nog wel enige zin?

Protest van onze regering ?

Wij vragen ons af: Ligt het niet op de weg van onze regering om te protesteren tegen deze wetgeving? Nogmaals: als het hier volgens r.k. overtuiging ging om een wet van God zelf, dan zou zulk een protest van onze regering onjuist zijn. Maar het gaat hier over een r.k. kerkelijke wet, een wet van de paus, waardoor hij een burgerlijk huwelijk van Nederland ongeldig verklaart, enkel omdat de protestantse partner niet wilde (niet kon) beloven de toekomstige kinderen r. katholiek te doen opvoeden. De paus ontslaat op die grond de burgers van Nederland van de plicht om zulk een huwelijk als geldig voor God te erkennen. Wij menen, dat dit protest wellicht op zijn plaats is, omdat de paus tevens een soevereine vorst is van een staat, waarmee wij diplomatieke betrekkingen onderhouden. Onze regering heeft toch immers ook een afvaardiging gezonden naar de sluiting van het Concilie. Dat was toch in elk geval een louter godsdienstige aangelegenheid. Waarom zou de regering dan niet een woord van protest doen horen, nu de paus de huwelijkswetten van ons land onder bepaalde omstandigheden als niet bindend voor God verklaart en nu hij. naar onze overtuiging, zulk een ernstig onrecht aandoet aan duizenden Neder landde staatsburgers? En wanneer bij het burgerlijke huwelijk de ambtenaar de huwelijkswetten voorleest, zoals die in ons Nederlands wetboek zijn vastgelegd, o.a. dat man en vrouw samen moeten leven, dan verklaart de paus op dat moment, dat deze man en deze vrouw niet met elkaar mogen samenleven. Wat onze Nederlandse staat op grond van de wettige huwelijkssluiting gebiedt verbiedt echter de paus, enkel omdat de protestantse partner niet aan de eisen van de paus wilde (kon) voldoen.

En van de synodes?

Wij menen, dat het in elk geval op de weg van de synodes van onze protestantse kerken ligt. om openlijk een krachtig protest te doen horen tegen deze pauselijke beschikking.

Wij danken u bij voorbaat voor de aandacht aan dit schrijven besteed, en verblijven, met de meeste hoogachting, namens de Stichting ln De Rechte Straat, Ds J . A. Hamers, voorzitter.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De nieuwe r.k. wetten omtrent het GEMENGDE HUWELIJK

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's