Onuitsprekelijke verzuchtingen
In Rom. 8:18—30 wordt gesproken over:
het zuchten van de schepping, die in barensweeën verkeert;
daarna over het zuchten van de kinderen Gods „in de verwachting van het zoonschap";
en tenslotte over de „onuitsprekelijke verzuchtingen" van de H. Geest die ons zwakke bidden te hulp komt.
Over dit laatste wilde ik met u nadenken.
Tweeërlei pleiten
Het is dus niet het pleiten van de Middelaar, Jezus Christus, voor de troon van God (Hebr. 7:25). Het zijn verzuchtingen van de H, Geest in ons.
Dr. D. Jacobs zegt hierover in de „Korte Verklaring":
„Dit bidden voor de gelovigen is iets anders dan het intreden van de Zoon in Zijn Middelaarschap, vgl. vs. 34; het moet verstaan worden in deze zin, dat, terwijl de gelovigen niet recht weten, wat te bidden, de H. Geest hen drijft, hun bewustzijn overheerst, en hetgeen zij, aldus biddende, uiten, woordeloze zuchten zijn; het is meer dan zij onder woorden kunnen brengen, de vorm ervoor kunnen zij niet vinden, omdat het eigenlijk de maat van ons menselijk bestaan te buiten gaat, hoewel het niet buiten ons omgaat. Wij worden herinnerd aan hetgeen Paulus in 1 Kor. 14 schrijft over het bidden in tongen, vgl. met name 1 Kor. 14:14.
De H. Geest doet hetgeen de gelovige zelf en uit zichzelf niet vermag; toch gaat het niet buiten zijn bewustzijn om, het geschiedt niet zonder hem of buiten hem, maar zó dat het de Geest is, die leidt, die hem in bezit neemt en dringt tot woordeloze zuchten".
De onuitsprekelijke verzuchtingen en liet bidden in tong-en
Deze verklaring van dr. Jacobs lijkt mij zeer juist. Inderdaad de onuitsprekelijke verzuchtingen van de H. Geest in ons moeten wel heel dicht liggen bij het bidden in tongen. Wanneer wij bidden in tongen, dan dringt de Geest ons tot het verlaten van de bedding van de gewone menselijke woorden. De stroom van de aanbidding waartoe de Geest ons dan drijft, verlaat de oevers van de gewone menselijke taal en uit zich in een nieuwe spraak, die hemels van karakter is.
Toch is het ook weer anders. Want bij de glossölalie zijn wij het die bidden, maar hier gaat het om onuitsprekelijke verzuchtingen van de Geest ons.
De Geest pleit voor ons
Die verzuchtingen van de Geest zijn bedoeld als vertroosting voor ons. Het is een tegemoetkoming aan ons zwakke bidden. Als wij schoorvoetend tot de Vader gaan in het besef van onze schuld, als wij slechts aarzelend durven pleiten op het Bloed van God Zoon, omdat ons geweten ons voortdurend aanklaagt, — dan neemt de Geest ons bij de hand en leidt ons naar de Vader. Hij doet ons met kracht roepen: Abba, Vader! Hij is de Geest van de Vader en van de Zoon. Hij weet dus wat de beste pleitgrond is bij de drieënige God. Zijn pleiten voor ons heeft eeuwige, goddelijke kracht.
De Geest aanbidt in ons
Het doel van de Geest, Zijn Geest-drift, is de verheerlijking van Christus, en daardoor de verheerlijking van de Vader. We zien dat bv. op de pinksterdag. Dan drijft de Geest de apostelen tot het verkondigen van de grote daden Gods (Hand. 2:11). Zo ook bij de Geestesdoop van Cornelius en de zijnen: „En de gelovigen (. .) stonden verbaasd dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken" (Hand. 10:45—46).
Verenig u met de Geest
Wij kunnen in onze aanbidding hoogstens wat stamelen: „O God, hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij!". Of: „Heilig, heilig, heilig zijt gij, Here, God almachtig". We kunnen daarin nog wel enkele variaties aanbrengen. Maar het blijft veelzins een herhaling van hetzelfde.
Op de duur kun je daar een tegenzin in krijgen. Want je voelt dan zo pijnlijk de armoede van je woorden, die in de verste verte niet in staat zijn de rijkdom en de grootheid van Gods aanbiddelijk wezen uit te drukken.
Als u deze armoede van uw aanbidding ervaart, verenig u dan beslist met de onuitsprekelijke verzuchtingen van de Geest in u. U kunt dat doen door het geloof. Door eenvoudig aan te nemen, wat Paulus zegt, nl. dat de Geest in ons bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen.
Een goddelijk Iemand bidt in 11
U moet dan natuurlijk geloven in de drieënige God, d.w.z. u moet ook geloven dat de H. Geest Iemand is en niet iets. Gelooft u dat werkelijk? Of is de persoonlijkheid van de H. Geest slechts een dor dogma voor u, dat op geen enkele wijze doordringt tot uw hart en tot uw geloofsbeleving?
Als u echter eenvoudig gelooft, wat de Bijbel zegt, dan kunt u zich verenigen met die aanbidding van de Geest in u, met Zijn onuitsprekelijke verzuchtingen.
„Verheugt li niet een onuitsprekelijke vreugde"
En de ervaring van de vereniging met deze aanbiddende Geest in u is heerlijk. Dan zult u ondervinden dat deze aanbidding van Gods Geest geen loze herhaling is. Die woordeloze aanbidding is oneindig diep. Ze rijkt tot de diepten Gods, omdat de Geest de diepten Gods peilt (1 Kor. 2:10).
In die eenheid met de Geest kunnen wij de heerlijkheid Gods op zulk een overstelpende wijze ervaren, dat dit aan verrukking grenst. Een overstelpende blijd schap maakt zich dan van ons meester. Het wordt dan stil, heel stil in ons. Onze ziel luistert dan naar die onuitsprekelijke verzuchtingen, naar die intense aanbidding van God door de Geest en verenigt zich tegelijk met die aanbidding, beaamt ze ten volle, baadt in het licht van die aanbidding.
Ik meen ook, dat Petrus hetzelfde bedoelt, wanneer hij ons toeroept: „gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde" (1 Petrus 1:8).
Gods beloften zijn rijk en velerlei. Wij mogen ook genieten van het werk en de inwoning van de Heilige Geest in ons. Geloofd en geprezen zij de God van de soevereine genade.
Het eeuwige leven
Deze woorden zijn:
voor de niet-christen: een uitdrukking uit het christelijk theologisch spraakgebruik.
voor de naam-christen: afgesleten woorden, vaak gehoord, vaak gebruikt, maar nu volkomen zin-loos.
voor de waarachtige christen: een rijke belofte Gods in Christus, voor heden Én toekomst.
De rijke jongeling verlangde er naar: Matth. 19:16
Maar hij dorst de consequenties er niet van aan: Matth. 19:12
Het eeuwige leven is: toekomst: Matth. 25:46
EN heden: „Wie in de Zoon gelooft, HEEFT eeuwig leven" Joh. 3:36
„Wie gelooft, HEEFT eeuwig leven" Joh. 6:47
Het eeuwige leven is: een gave van de Drie-enige God:
a) van de Vader Rom. 6:23
b) van de Zoon Joh. 17: 2
c) van de Heilige Geest Gal. 6: 8
Het eeuwige leven is: het kennen van God als de enige Waarachtige en van Jezus Christus, die Hij gezonden heeft Joh. 17: 3
Ons eeuwige leven rust: in Jezus Christus, die Zelf HET Eeuwige Leven is: 1 Joh. 5:11
Het ontvangen van het eeuwige leven rust NIET op ónze werken
of verdiensten, maar Énkel en alleen op Gods vrije genade Rom. 6:23 Wij verkrijgen het eeuwige leven door naar Jezus te luisteren en in Hem te geloven, die Jezus zond: Joh. 5:24
LEZER:
Wat betekent voor u het „eeuwige leven?
Is het voor u: theorie, afgesleten pasmunt OF (wat ik u toebid) eeuwigheidstroost voor NU en STRAKS?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966
In de Rechte Straat | 32 Pagina's