Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LAAT U MET GOD VERZOENEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LAAT U MET GOD VERZOENEN

8 minuten leestijd

Hoevele malen hebben wij reeds de vloek Gods verdiend! zo schreven we op p. 11. Immers volgens Gal. 3:10 moet God Zijn vervloeking uitspreken over elke, ook de geringste, overtreding van Zijn geboden. Maar, zo juicht Paulus, Christus heeft ons verlost van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden. Laten we daarom samen naar Golgotha gaan. Ziet u daar deze Man van smarten hangen. Hij lijdt daar in onze plaats. Deze verschrikking had over ons moeten komen. Hij is voor ons tot zonde gemaakt en tot vloek geworden. Hij droeg de vervloeking van al onze zonden.

Hoe zullen we dat duidelijk maken? Misschien met het volgende voorbeeld. Uit elke zonde van ons stijgt a.h.w. een vloekwolk omhoog, uit onze leugens, ons zelfbehagen, onze geprikkeldheid, onze woede-uitvallen, onze begeerten, onze achterdocht, onze kwaadsprekerij, ons leedvermaak, onze gulzigheid, onze onreine daden en verlangens, onze geile dromerijen, onze gevaarlijke flirt, onze hardheid, bitterheid, liefdeloosheid enz. enz.

Die „vloekwolken" hopen zich op aan de hemel van onze ziel, zoals je dat ook in de zomer kunt zien, wanneer een onweer op komst is. Dan jagen die elektrisch geladen wolken onrustig boven onze hoofden. Steeds kompakter worden die nevelmassa's in de lucht. Een vale gloed verspreidt zich over de aarde. Alles wordt onwezenlijk.. De stemmen klinken gedempt. Zo nu en dan is er ineens een vreemde rukwind. Daarna valt er ineens een absolute stilte, beklemmend, gevuld met angstige verwachting. Het is de stilte vóór de storm.

Zo hoopt zich de toorn Gods op aan de hemel van onze zielen. „Want toorn Gods wordt geopenbaard van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid der mensen". „Maar naar uw hardigheid en onbekeerlijk hart vergadert gij uzelf toorn als een schat, in de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods" (Rom. 1:18; 2:5).

De stilte vóór de grote Storm Gods, voordat Zijn toorn over onze schuldige hoofden losbreekt, is misschien te vergelijken met de staat van de verharding. Dan leeft de mens in een schijnbare rust, de „rust" dat zijn geweten niet meer spreekt.

O Hoofd, bedekt met wonden!

Wat is er nu op Golgotha gebeurd? Al de vloekwolken die uit onze ontelbare zonden en uit de zonden van „de velen" die Jezus gered heeft, van alle tijden en van alle plaatsen, — drijven allemaal naar die ene plaats en naar dat éne gebeuren in de geschiedenis: Christus die voor ons aan het vloekhout hangt.

Boven dit Hoofd, bedekt met wonden, pakt zich die Vloek samen en breekt de toorn Gods als een orkaan los. En zo zinkt Christus weg in een hel van pijn en verlatenheid, drie uur lang.

Maar als die storm voorbij is, dan openen zich de luchten boven Golgotha opnieuw en staan de stralen in het diepe blauw van de barmhartigheid Gods, die voor altijd vastligt in de belofte dat wie in deze Gekruisigde gelooft, de vergeving van alle zonden en het eeuwige leven ontvangt. Het vervloekte kruishout wordt dan voor ons de bron van zegeningen. Zo werd ook de koperen slang een oorzaak van genezing voor hen die door vergiftige slangen gebeten waren, wanneer zij gelovig naar die koperen slang zouden opzien (Num. 21:9). Wij hebben allen iets van het vergif van de slang van het paradijs meegekregen via de erfzonde, via Adam en Eva die gegeten hebben van de vrucht van de verboden boom. Maar wanneer wij gelovig opzien naar dit hout, waaraan de gezegende vrucht van de schoot van Maria (Luk. 1:42) hing, dan zullen wij verlost worden van die giftige macht van de satan.

Koelt God Zijn woede op ons?

Wéér wil ik u echter vragen om dieper door te dringen tot het geheimnisvolle gebeuren van Golgotha. Onze professor van de dogmatiek, dr. Meulemans, haalde vaak een prachtig gezegde aan van — ik meen — Augustinus: „Tussen de Schepper en het schepsel is de ongelijkheid groter dan de gelijkheid".

Zoals ik al eerder schreef, wij moeten ons de toorn Gods niet op een menselijke wijze voorstellen als een soort geprikkeldheid van God. In het drama van Golgotha verschijnt niet een wraakzuchtige God, die ons betaald wil zetten, wat wij Hem hebben aangedaan. Dan maken wij een karikatuur van God en wordt Hij voor ons vertekend als een sterke man, een soort reus, die zijn woede koelt op een kleine weerloze jongen. Nee, dit is niet de ergernis van het Evangelie. En het is te begrijpen dat velen zich tegen zulk een God verzetten, vooral vanuit onverwerkte jeugdcomplexen, vanuit situaties, waarbij zij in machteloze woede moesten ondergaan dat een sterkere hen een ongeproportioneerde aframmeling gaf voor iets wat ze verkeerd hadden gedaan.

Op Golgotha wordt alle gerechtigheid vervuld

Nee, om te verstaan wat op Golgotha gebeurde, wil ik wijzen op wat Jezus tot Johannes zei, toen die Hem ervan wilde weerhouden door hem gedoopt te worden. Jezus gaf als reden op, waarom Hij toch wilde gedoopt worden: „want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen" (Matth. 3:15).

Op Golgotha werd alle gerechtigheid vervuld en de Doop van Jezus beeldde dat reeds uit. Jezus zou ondergaan in het watergraf met en voor ons, maar er ook uit opstaan mét en voor ons. Hij zou wegzinken in de dood en in de vloek die wij verdiend hadden, mét en voor ons, om daarna mét en voor ons op te staan ten leven.

Op Golgotha voltrekt zich alle gerechtigheid. Daar gaat het niet om een persoonlijke gekrenktheid van God, maar om het herstel van de gerechtigheid die geschonden is, de Gerechtigheid die een openbaring en een uitstraling is van God Zelf. Daarom geldt die toorn Gods Zijn eeuwige Gerechtigheid, waarmee Hij als Persoon identiek is. Maken we Zijn Persoon los van Zijn Gerechtigheid, dan vervallen we onvermijdelijk in de karikatuur van een God die Zich op Golgotha zou uitrazen vanwege persoonlijke geraaktheid.

„Dé" Liefde zegeviert

Op Golgotha voltrekt zich de Gerechtigheid en de Liefde. „God is liefde", zegt Johannes (1 Joh. 4 : 1 6 ) . Maar ook die liefde mogen we niet menselijk zien, als een emotie die God zou ondergaan. Ook die liefde ligt in dezelfde strakke, heilige sfeer als de gerechtigheid Gods. Die liefde Gods is groot, immens, overweldigend, zoals ook Zijn gerechtigheid.

Het sterven van Christus is dan ook een écht offer. Geen offer in de zin van de heidense volken die aldus een grimmige God gunstig wilden stemmen.

Nee, God Zelf is er geheel en al in betrokken. Het initiatief is geheel van Hem uitgegaan: „want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende" (2 Cor. 5:19). En: „Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat eenieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwig leven hebbe" (Joh. 3:16).

Daarom ben ik persoonlijk geneigd om onder het woord „ons", als Jezus zegt: „want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen" te verstaan: Jezus en Zijn hemelse Vader, en niet Jezus en Johannes. Het kan echter ook verstaan worden als Jezus en Johannes, omdat Johannes als voorloper wel heel nauw betrokken was bij het Messias-ambt van Jezus.

Vanuit deze gedachtengang kunnen we ook verstaan dat Jezus tenslotte aan het kruis zei: „Het is volbracht" — tetelestai, onpersoonlijk, „het". Er was een eeuwig „het" waaraan voldaan moest worden, dat was het „het" van de Gerechtigheid en de Liefde. En dan besluit Jezus ook heel persoonlijk: „Vader, in Uw handen beveel ik Mijn geest".

Lezer, wij smeken u

Vanuit deze achtergrond klinkt de smeking van Paulus zo ontroerend en indringend: „Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bad; wij bidden van Christus' wege: Laat u met God verzoenen" (2 Cor. 5:20).

Het is een smeken Gods vanuit Hemzelf én vanuit de Gerechtigheid en de Liefde waarin Hij woont.

Dat smeken (bidden) van God moet dan ook niet in de menselijke sfeer getrokken worden. Paulus zegt dan ook: „alsof God door. ons bad". God staat als Persoon én als Belichaming (in Christus) van de (Zijn) eeuwige Gerechtigheid en Liefde voor ons. En vanuit deze ver-Persoonlijkte Gerechtigheid en Liefde komt de smeking tot ons: Laat u met God verzoenen.

Dat we dat zo moeten zien, lijkt mij ook uit het onmiddellijk daarop volgende vers: „Want Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods". Hier weer dat onpersoonlijke: „zonde" en niet „zondaar". En ook het onpersoonlijke „rechtvaardigheid".

Ik meen dat daarin meetrilt de vreugde dat wij door Christus opgenomen worden in de eeuwige ver-persoonlijkte Rechtvaardigheid Gods.

Daarom sluit ook ik mij aan bij die smeking van Paulus en vraag u, lezer, indringend van Christus' wege: „Laat u met God verzoenen". Proef dan de heerlijkheid van de verzoening met deze heilige God. Ga binnen in de vreugde van uw Heere, de vreugde van de Gerechtigheid en de Liefde die volbracht werden door en in Jezus Christus.

En als u die verzoening reeds hebt ervaren, blijf dan in diepe dankbaarheid gekeerd naar de God van de genade, die ons in Jezus Christus geopenbaard is.

JESAJA 53 OP Z'N KOP

In „De Reformatie" schreef J. Douma:

„Ik heb mij er ook over verbaasd, hoe iemand Jesaja 53 zó op z'n kop kan zetten. Dit hoofdstuk spreekt duidelijk van een plaatsbekledend lijden. Men kan hele verhalen houden over „corporate personality" en zo (waarin onder de „knecht des Heeren" zowel „een" als „velen" verstaan kunnen worden), maar geen mens kan uit dit beroemde hoofdstuk de tweeheid: HIJ en WIJ weglezen: ONZE ziekten heeft HIJ op zich genomen; om ONZE overtredingen werd HIJ doorboord. Etc. etc. Hier is duidelijk sprake van iemand, die niet SOLIDAIR, maar SOLITAIR, eenzaam in de plaats van anderen, lydt. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door zijn striemen is ons genezing geworden. Dr. Wiersinga speelt het klaar dit plaatsbekledend lijden, van Godswege aan de knecht des Heeren opgelegd, uit Jesaja 53 te verwijderen."


„HEM, DIE GEEN ZONDE GEKEND HEEFT, HEEFT HIJ VOOR ONS TOT ZONDE GEMAAKT, OPDAT WIJ ZOUDEN WORDEN GERECHTIGHEID GODS IN HEM" (2 Cor. 5:21).

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1971

In de Rechte Straat | 40 Pagina's

LAAT U MET GOD VERZOENEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1971

In de Rechte Straat | 40 Pagina's