Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kentekenen van de waarachtige bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kentekenen van de waarachtige bekering

12 minuten leestijd

In Evangelical Times van nov. 1970 las ik een uitstekend artikel over „The signs of true conversion" van de baptistenpredikant, rev. Peter Masters. Graag wil ik dat vertaald in ons blad afdrukken. Je kunt daaruit zien, dat de kinderen Gods elkaar kunnen herkennen over allerlei kerkmuren heen. Ik meen althans dat iedere Schriftgelovige deze uiteenzetting zal beamen. We laten rev. Masters aan het woord:

„En Petrus zeide tot hen: Bekeert u en eenieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden. . Die dan Zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt . . En zij waren volhardende in de leer der apostelen en in de gemeenschap en in de breking des broods en in de gebeden" (Hand. 2:38, 41, 42).

In enkele verzen wordt hier een zeer levendige beschrijving gegeven van hen die waarachtig tot bekering zijn gekomen. Op geen enkele wijze werd nog twijfel geopperd over de diepe en waarachtige persoonlijke ervaring van deze mannen en vrouwen. Ze waren allen geheel en al veranderd van geest en van hart en op geen enkele wijze was dat een prestatie van henzelf. God had hen omgevormd.

Wat moeten wij zeggen, als iemand ons de vraag stelt: Ben ik werkelijk bekeerd? Kunnen wij het zien, of iemand op weg is naar deze wonderlijke omvorming? Zijn er bepaalde tekenen, waaraan men dit werk van Gods genade in een mensenhart kan herkennen?

Het antwoord dat we in deze verzen van Hand. 2 en ook in andere gedeelten van de Bijbel aantreffen, is duidelijk en beslist. Het werk van Gods genade kan worden opgemerkt. En het is van het grootste belang dat iemand die zich met evangelisatie en zielzorg bezighoudt, weet hoe hij dat werk van de genade kan onderscheiden.

Predikanten en evangelisten die een vlotte belijdenis van het geloof aanvaarden, ook al is er geen enkel teken van het werk van Gods Geest, zijn oorzaak van onbeschrijfelijke geestelijke schade. Zij geven onbekeerde mensen de indruk dat ze er al zijn, dat ze niet verder hoeven te zoeken. Soms geven ze hen zelfs de verzekering dat ze echt bekeerd zijn, puur op grond van zulk een geloofsbelijdenis van de mond.

Van de andere kant zijn er soms andere mensen in wier hart de Heere duidelijk bezig is. Maar ze missen nog de vreugdevolle zekerheid en gaan daarom raad vragen bij meer gerijpte christenen, en die behandelen hen dan soms alsof ze geheel en al onbekeerd zijn. Inplaats van deze zwakkeren in het geloof te bemoedigen en ze als zuigelingen te voeden, geven ze hen het gevoel alsof ze nog volkomen buiten Gods Koninkrijk staan.

Kentekenen van de genade

Daarom is net voor ons heel belangrijk om een duidelijk inzicht te hebben in de uitingen van de genade. In de beschrijving van de 3.000 die op de pinksterdag tot bekering kwamen, is het niet belangrijk in welke volgorde die merktekenen van de genade vermeld worden. Het komt erop aan, dat al die merktekenen bij iemand aanwezig zijn.

Verbrokenheid des harten

Het eerste kenteken van de genade is het berouw. (N.B. de oude Engelse King James Version, gelijk te stellen met onze Statenvertaling, heeft in Hand. 2:38 niet: „Bekeert u", maar „Repent", wat wij zouden weergeven met: „Kom tot berouw, tot schuldbesef en leedwezen over uw zonde". Onze vertaling: „Bekeert u" bevat óók het berouw, waardoor wij ons in ons gevoel afkeren van de zonde en ons in zelfaanklacht heenkeren naar de heilige God; maar die vertaling wijst op de algehele ommekeer van de mens vanuit de zonde naar de heilige en genadige God. H.J.H.).

Wanneer wij dus juiste raad aan iemand willen geven, dan zullen we eerst moeten nagaan of er werkelijk sprake is van een „verbroken en verslagen hart", want zulk een hart zal de Heere „niet verachten" (Ps. 51:19). Als wij alleen maar een „intellektuele" erkenning van zonde kennen — een goedkoop berouw, dat veel weg heeft van een vluchtige formaliteit —, dan moeten we op onze hoede zijn. De Heere „vervult hongerigen met goederen" en „gezegend zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid". Berouw sluit het gevoel in; en als iemand ernstig bekommerd is over zijn zonden en innerlijk schreeuwt om de vergeving der zonden, dan is er alle reden om aan te nemen dat de Heere met Zijn genade werkzaam is in het hart van zulk een verslagen zondaar.

„Getuigenissen" waar dit zondebesef niet in doorklinkt, zijn uitermate verdacht. De Amerikaanse gestroomlijnde bekeringsverhalen, waarin alles zo gemakkelijk wordt gemaakt —• als een soort zegen die iedereen ontvangt die zich tot Jezus wendt — missen het wezenlijke van een waarachtige bekering. De Heere Jezus moet een Zaligmaker van zondaars zijn voordat Hij iets anders voor een mens kan betekenen. De idee dat een mens „Christus kan aannemen" zo maar, omdat hij zich van binnen „leeg voelt", is een verschrikkelijke uitholling van het Nieuw- Testamentische begrip van berouw en zondebesef. We moeten nauwlettend toezien of dit bijbelse teken van de genade aanwezig is, nl. dat iemand werkelijk tot overtuiging van zonde is gekomen en zich in leedwezen en met een oprecht verlangen naar vergeving en vernieuwing van zijn leven gebogen heeft voor de Troon van Genade.

Liefde voor Gods Woord

Het tweede kenmerk der genade wordt beschreven in Hand. 2:42: „Zij waren volhardende in de leer der apostelen". Of, zoals er letterlijk in het Grieks staat: „Zij bleven gehecht aan de leer der apostelen". Dat is een teken van de aanwezigheid van Gods genade, indien iemands geest is geopend, zodat hij de Schriften gaat verstaan en liefhebben. Dat is een zeker teken, want in 1 Cor. 2:14 wordt met nadruk gezegd: „Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden".

Als iemand tot voor kort de Bijbel zeer gecompliceerd vond, duister en moeilijk te begrijpen, en nu ineens gedeelten ontdekt die voor hem gaan gloeien en diepe betekenis voor hem krijgen, zodat hij de waarheid van het Evangelie ontdekt, een waarheid die hem verwarmt en ontroert, dan mag hij er zeker van zijn dat de Heilige Geest bezig is in zijn hart. Immers alleen de Heilige Geest ontsluit de Schriften op zulk een existentiële manier. Maar iemand die geen weg weet met de Bijbel, die zich op geen enkele wijze er geestelijk in thuis voelt, moet wel aannemen dat de Heere hem nog niet tot Zich getrokken en in genade heeft aangenomen.

De geestelijke familieband

Het derde kenmerk is „de gemeenschap" Hand. 2:42. Zij bleven volharden in de gemeenschap. Zij hadden plotseling ontdekt dat ze tot één grote geestelijke familie behoorden.

Een merkwaardig en steeds dieper wordend verlangen om bij christenen te zijn, een wonderbaar gevoel van innerlijke nabijheid, van verwantschap met Gods kinderen, is een van de zekere tekenen dat we werkelijk tot bekering zijn gekomen. „Wij weten dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben" (1 Joh. 3:14). Dat is ook de diepe zin van de woorden van Ruth: „want waar gij zult heengaan, zal ook ik heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ook ik vernachten; uw volk is mijn volk en uw God mijn God" (Ruth 1:16). Daarom kon zij niet meer terugkeren naar het heidense Moab. Het was voor haar een innerlijke noodzaak om Naomi te volgen.

Wanneer iemand een groeiend verlangen heeft naar het kontakt met wedergeboren christenen, dan kan dat een teken zijn van Gods aanwezige genade. Het is mogelijk dat de Heere dan bezig is hem in te voegen als lid van de geestelijke familie van Zijn kinderen in die plaats.

Maar als een „pas-bekeerde" blijkbaar de genoegens van de wereld stelt boven het gezelschap van Gods volk, dan is dat een slecht teken. Indien hij geen enkel verlangen heeft om bij Gods kinderen te zijn, indien hij er geen enkele verwantschap, geen band mee voelt, dan ligt het zeer voor de hand, dat hij nooit echt tot bekering is gekomen.

Geest van gebed

Een ander duidelijk kenteken van de genade is de vreugde in het gebed. Zij bleven volharden „in de gebeden". Vroeger zullen deze bekeerde joden geen echte er- varing hebben gehad van de gemeenschap van God. Ze wisten niet, hoe ze persoonlijk tot God zouden kunnen naderen in het gebed. Hun gebeden bereikten de machinale weg van de synagoge. Persoonlijke gebeden waren als een schot in het duister, een voortdurende preveling van vrome zinnen in de hoop dat ze door God zouden gehoord worden.

Maar toen deze mensen tot bekering gekomen waren, bezochten ze regelmatig de bidstonden. Ze waren er niet weg te slaan. Ze baden met heel hun ziel, persoonlijk en in gemeenschap. Ze beseften dat zij Gods kinderen waren geworden en dat Christus, hun Hogepriester in de hemel, luistert naar elk woord van hun smekingen. Hun harten werden verwarmd in het bewustzijn van Zijn heilige en genadige aanwezigheid en in de zekerheid dat de Heere op hun gebeden antwoordt. Als een zondig mens bij zijn speurtocht naar de rust het gebed ontdekt in deze betekenis, dan is dat een duidelijk teken van Gods genade over zijn leven. Want alleen maar door Jezus Christus is de toegang tot de Vader (Ef. 2:18), want: „omdat gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, die roept: Abba, Vader!" (Gal. 4:6). Met andere woorden dit bewustzijn dat wij een kind van God zijn en dit verlangen om tot Hem te naderen, komt van de Heilige Geest .Iemand van wie gezegd wordt dat hij bekeerd is, maar die niets afweet van deze persoonlijke gebedsverhoring, zal zich zeer waarschijnlijk vergissen. Zijn „bekering" is mensenwerk en geen vrucht van de Heilige Geest.

Een nieuw hart

Een zeer belangrijk kenteken van de genade is aangegeven in Hand. 2:46-47. Deze bekeerlingen van de pinksterdag worden beschreven als mensen die vervuld zijn met blijdschap en vol zijn van overgave aan hun nieuwe geloof („eenvoud des harten"). Ze zijn anders gaan leven en wonnen daardoor de genegenheid van iedereen. Er had een komplete ommekeer in hun gedrag en levenswandel plaats gegrepen. De godsdienst had hun vroeger nooit bevrediging geschonken en was geen bron van geluk geweest voor hen. Zij vonden hun vermaak bij de dingen van de wereld. Maar Christus schonk hun de vergeving en vervulde hen met grote vreugde. Ze kregen daardoor nieuwe idealen, werden voortaan gedreven door nieuwe motieven en geleid door andere opvattingen, door een andere smaak. Hun leven werd gevormd door een nieuw gedragspatroon. „Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel: het oude is voorbij gegaan, ziet, het is alles nieuw geworden" (2 Cor. 5 : 1 7 ) . In hun harten is de belofte werkelijkheid geworden: „En Ik zal . . een nieuwe geest in het binnenste van u geven; en Ik zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen en zal hun een hart van vlees geven" (Ez. 11:19).

De vroegere harde en koude levensinstelling is bij hen verdwenen. De bekeerde mens ervaart zijn geloof — plotseling is hij gevoelig geworden voor de dingen van God. Hij neemt de geestelijke geluiden waar en reageert erop.

De wereld en haar vermaken verwekken nu weerzin in hem. Alles wat hem nu lief is, zijn beste vrienden en zijn voornaamste verlangens, ze hebben de dingen Gods tot middelpunt. „Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn" (Luc. 12:34).

Heeft er een duidelijke (ook al was het een graduele) verandering plaats gegrepen in het hele optreden van iemand, die bekeerd zou zijn? Als dat niet zo is, dan heeft zijn „getuigenis" over zijn bekering weinig waarde. Maar als zulk een verandering wél merkbaar is, bemoedig zulk een jonge gelovige dan zoveel mogelijk. Zijn heilszekerheid zal vaak aangevochten worden door de machten der duisternis, maar zijn leven getuigt van de werking van Gods genade in hem.

Aanvallen van de satan

Tenslotte is het nodig nog het een en ander op te merken over de aanvallen van de satan ook al wordt daar geen melding van gemaakt in de aangehaalde passage van Hand. 2. Ook die aanvallen behoren tot de kenmerken van de genade. Als iemand herhaaldelijk wordt aangevochten door twijfels over de waarheid van het Evangelie en over zijn eigen geestelijke vooruitgang, dan kan dat een teken zijn dat de Heilige Geest aan het werk is geweest in zijn hart. Want, „wanneer een sterk gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft, in vrede" (Luc. 11:21). (Jezus spreekt hier over de duivel). Maar de bekeerde mens is niet langer meer een rustig bezit van de satan. Hij is kind van God geworden en daardoor is de geestelijke strijd in en om hem ontbrand. Voortaan heeft hij slag te leveren „tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht" (Ef. 6:12).

Beroering

Dat zijn geest soms hevig in beroering is, dat twijfels die hij zozeer haat, hem soms kwellen, dat hij zich soms nog onzeker voelt, — dat alles kan een teken zijn dat hij behouden is en dat zijn ziel een slagveld Gods is geworden.

Dit is een van de redenen waarom het zo nodig is op de hoogte te zijn van de kenmerken van de genade. Iemand in wiens hart de Heere werkt, kan nog de volle innerlijke zekerheid missen. „Zekerheid behoort niet op zodanige wijze tot het wezen van het geloof dat het niet zou kunnen voorkomen dat een oprechte gelovige soms lang moet wachten en heel wat strijd moet voeren, voordat hij de heilszekerheid deelachtig wordt …" (Westminster Confession). Rijpe christenen moeten weten hoe ze in zulk een geval aan een gekwelde, angstige jonge gelovige moeten duidelijk maken wat de Heere in hun ziel reeds tot stand heeft gebracht.

Samenvatting

Het ging hier over enkele tekenen die aantonen dat een echte bekering zich aan het voltrekken is of reeds tot volle doorbraak is gekomen:

1. Echt berouw — een gebroken en verslagen hart.

2. Een nieuw verstaan van Gods Woord, het geestelijk onderscheidingsvermogen.

3. Een sterke verbondenheid, geestelijke verwantschap met Gods volk, waartoe men zich aangetrokken voelt.

4. Een wonderbare nieuwe gave van gebed — een verlangen om als kind zich te begeven in de tegenwoordigheid van de Vader.

5. Een nieuw hart, nieuwe vreugde, nieuwe levensinstelling, nieuwe smaak, nieuwe verlangens, weg van de wereld, heen naar God.

6. De aanvallen van de satan, die men ervaart in nieuwe verzoekingen, twijfels en angsten.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Kentekenen van de waarachtige bekering

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's