Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Katharen in Zuid-Frankrijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Katharen in Zuid-Frankrijk

19 minuten leestijd

Op 16 maart 1244 werden meer dan tweehonderd katharen op een grote brandstapel samengebracht en verbrand aan de voet van de „pog de Montségur" in het graafschap Foix. Deze massale ketterverbranding was de nasleep van de vijfendertig jaar eerder tegen de Albigenzen - of liever tegen Zuid-Frankrijk - gerichte kruistocht.

De brandstapel van Montségur was niet de eerste en ook niet de laatste. Honderd veertig mensen waren tegelijk verbrand te Minerve, vierhonderd te Lavaur, zestig te Cassés en tweehonderdtien te Moissac - de belangrijkste executieoorden van de kruistocht. Vóór die tijd waren er meer slachtoffers geweest en daarna zouden nog veel meer volgen. De ketterverbrandingen vonden plaats van de elfde tot de achttiende eeuw, toen onder invloed van de filosofen der Verlichting voor goed een einde werd gemaakt aan deze terechtstellingen.

Waren de katharen een gevaar voor de samenleving? Volgens sommigen wel. Toch was dat niet de mening van St.-Bernardus, die in 1147 naar Zuid-Frankrijk ging en de katharen - overigens zonder succes - probeerde te bekeren:

„Hun moraal is onberispelijk; zijdoen niemand kwaad. Zij werken hard en zijn van mening dat men door eigen arbeid zijn brood moet verdienen". 1

„Hun geloof is door en door christelijk. Uit hun gesprekken blijkt dat niemand onschuldiger is dan zij. Hun leven is in overeenstemming met hun leer". 2

De katharen waren namelijk geweldloze, deugdzame, hardwerkende, vredelievende bijbelgelovigen, zoals uit hun met bijbelteksten „doorspekte" geschriften blijkt. De ware spiritualiteit van de katharen is op het niveau van de Bergrede en alle eisen van het Evangelie zijn vervat in de sobere godsdienst van deze reinen, deze „purs". De katharen waren vriendelijke mensen die veel goed deden; zij waren geliefd bij het volk, dat hen de bons hommes en de parfaits noemden. Zij stonden in hoog aanzien bij de graven, die de katharen soms vertrouwelijke opdrachten gaven en hen bij vervolgingen beschermden. Zij hadden zich in korte tijd ontwikkeld in de zeer tolerante beschaving van Zuid-Frankrijk.

Nieuw inzicht in hun geloofsleer

Er is helaas geen enkele verzameling preken, gezangen of gebeden bewaard gebleven. Hun tegenstanders hebben alles in het werk gesteld om elk spoor van de ketterij systematisch uit te wissen; de ketters en hun boeken zijn verbrand. Tot in de negentiende eeuw was men voor kennis over de katharen aangewezen op de verklaringen van hun vervolgers. Historici beschikten over weinig documenten en hun voornaamste bronnen waren de tegenover de Inquisitie afgelegde verklaringen, die om vele redenen verdacht waren; deze verklaringen waren immers onder bedreiging en foltering afgeperst, ze waren afgelegd door onwetenden, door mensen die zo goed als niets van de leer der katharen kenden, of - zoals in de veertiende eeuw - door beschuldigden die slechts een sterk vertekend beeld konden geven van hetgeen het katharisme in de eeuw daarvoor was geweest.

Sinds de negentiende eeuw hebben geleerden, met name historici en schrijvers, zich verdiept in dit slechts ten dele bekende hoofdstuk van de geschiedenis van het christendom en hebben hun werken ons volledig inzicht verschaft in de religieuze filosofie van het katharisme. Door de publikatie van de zéldzame, maar kostbare documenten die bewaard zijn gebleven, hebben wij de grondbeginselen van deze leer kunnen ontdekken. Aan de hand van de twee ritualen van de katharen, het Rituel occitan en het Rituel latin, die respectievelijk in Lyon en Florence worden bewaard, hebben wij kunnen constateren dat deze riten - de openbare schuldbelijdenis, de traditie van de Pater, de doop des Geestes door handoplegging - rechtstreeks terug te voeren zijn tot de eerste christengemeente.

Dank zij dit nauwkeurige speurwerk en deze documenten is het nu mogelijk de leer van de katharen te zuiveren van de verdraaiingen en overdrijvingen van hun tegenstanders en kan de invloed worden vastgesteld van het platonisme, manicheïsme, gnosticisme en origenisme, dat zij in het Oosten, vanwaar zij kwamen, hadden ondergaan.

De God der katharen

In de twaalfde en dertiende eeuw was één van de grote verschillen tussen het katholicisme en het katharisme de opvatting over het karakter van God.

„Het enige echt belangrijke verschil tussen het rooms-katholicisme en het katharisme was het feit dat volgens de rooms-katholieken God de oorzaak is van het kwaad, waarvoor Hij de zondaren straft, terwijl volgens de katharen God het kwaad ondergaat en niemand straft; God moet wachten tot het ogenblik dat het kwaad en al zijn gevolgen volledig uitgewerkt zijn". 5

De God van de katharen is precies de God die wordt voorgesteld door de vader in de gelijkenis van de verloren zoon. Deze God wordt door de filosoof en theoloog Jean de Lugio als volgt omschreven: „Hij die licht is, Hij die goed en heilig is, Hij die de levende bron is, Hij die de oorsprong is van alle mildheid, tederheid en gerechtigheid".6 Een God van volledige, voortreffelijke, oneindige, lijdzame en altijd waarachtige liefde.

De katharen beschouwden zich als de dienaren van die God. Welnu, liefde heeft geen uitstaans met geweld en vernietiging. Liefde is altijd opbouwend, vereist onze inbreng bij de harmonische ontwikkeling van de medemens en bevordert gezondheid, evenwicht, geluk, kennis en heil. Dit verklaart de geweldloosheid van de volmaakten, deperfecti, hun voorbeeldige eerbied voor het leven en hun zendingsijver.

De katharen en hun samenleving

De katharen verwierpen de dogma's van de gevestigde kerk, die zij onaanvaardbaar vonden (relikwieën, heiligen- en dodenverering, de mis, de hel, het vagevuur, de beelden, enz.), zij wegerden de eed af te leggen en waren gekant tegen het strafrecht. Zij werden de grootste contestanten van de middeleeuwse samenleving. Zij bemoeiden zich niet met staatsaangelegenheden - in tegenstelling tot de Kerk van Rome, die het chronisch deed. Volgens de katharen was het feodale stelsel, waarin de „Kerk van de materie" zich had ingewerkt om er profijt en macht uit te halen, zonder meer van duivelse oorsprong. Het maakte deel uit van de slechte ordening die in deze wereld door de satanische machten is ingesteld. Heeft Johannes, de geliefde apostel van de katharen, wiens teksten zij uit het hoofd kenden, in zijn eerste brief immers niet verklaard dat „de gehele wereld in het boze ligt"? (deze tekst, 1 Johannes 5 : 19, wordt tot drie maal toe door de schrijver van de Traité Cathare aangehaald). Het feodale stelsel is een bron van onrechtvaardigheid. Het laat de ene mens over de andere heersen door het systeem van erfopvolging. Het verstikt de mens doordat het elk initiatief en elke vorm van individuele ontwikkeling in de kiem smoort. Dit stelsel houdt het volk in een toestand van sociale minderwaardigheid, onwetendheid en verwildering. Het ontzegt de mens de dingen die God hem door de schepping en daarna door de verlossing heeft geschonken. Het moet worden veroordeeld.

Zuid-Frankrijk, de Midi, was in die tijd in volle ontwikkeling. De burgers kregen meer vrijheid en de graven hadden met verschillende burgerrechten ingestemd. De hoofse liefde werd door de troubadours in alle toonaarden bezongen. De vrouw heerste er als koningin. De samenleving van de katharen had gebroken met alle tradities van het monotheïsme en behandelde de vrouw als de gelijke van de man. Zij nam op voet van gelijkheid deel aan alle aktiviteiten. In die tijd was dat revolutionair.

„In het katharisme is er geen enkele vorm van systematische oppositie tegen de vrouw te bespeuren, de man moet zich alleen van haar distanciëren als zij de oorzaak van zonde wordt". 19

Deze ontwikkeling van de positie van de vrouw in de samenleving van de katharen kan een verklaring zijn voor het succes van het katharisme bij de vrouwen uit de adellijke kringen van Occitanië.

De laatste openbare voordracht werd in 1207 gehouden te Pamiers in het kasteel van de graaf van Foix. De zusters van de graaf, Esclarmonde de Foix, weduwe van Jourdain de 1' Isle-Jourdain, van wie zij zes kinderen had, wat tot de „Ordre cathare" toegetreden nadat zij weduwe was geworden en nam deel aan de debatten. Een monnik, Etienne de Minia, metgezel van St.-Dominicus, berispte haar met de volgende woorden: „Vrouwe, houdt u zich toch met uw spinrokken bezig. Het staat u niet over deze onderwerpen het woord te voeren!"

„Men kan zich de verbazing voorstellen van deze adellijke dame, die soeverein over haar gebieden heerste, en men kan zich het misprijzen indenken van deze bejaarde weduwe, moeder van zes kinderen, en een door alle gelovigen vereerde„parfaite", die met deze lompe woorden zogenaamd op haar plaats werd gezet. Alleen een lompe vreemdeling meent zich zoiets te kunnen veroorloven… In de katholieke samenleving werden zij (de vrouwenj per definitie als minderjarigen behandeld". 20

De katharen oefenden bij voorkeur bepaalde beroepen uit. Het waren beroepen die voorzagen in de belangrijkste levensbehoeften van de mens.

„Vroeger werd in de families die van oudsher katharen waren de oudste zoon wever, terwijl de tweede dokter werd" 21

Hierboven is reeds opgemerkt dat zij het niet eens waren met het strafrecht. Zij verzetten zich bijvoorbeeld tegen de doodstraf en tegen lijfstraffen die bij de overtreders slechts haatgevoelens en opstand konden uitlokken. De dader van een moreel misdrijf was volgens hen het slachtoffer van zijn milieu, opvoeding of gebrek aan ontwikkeling. Hij moest door anderen worden geholpen. Lijfstraffen zouden volgens de katharen van hem namelijk geen beter mens maken.

De katharen en de godsdienstvrijheid

De katharen hadden de vrijheid hef. De hoogste vorm van vrijheid was volgens hen het bevrijd zijn van alle hartstochten en van de slavernij der zinnen. De ascese die de katharen kenmerkte, moest tot die bevrijding bijdragen. De katharen behoorden echter ook tot de grote voorvechters van de godsdienstvrijheid en tot de wegbereiders van de tolerantie, die in de westerse wereld tot volle bloei kwam in de achttiende eeuw, in de decennia vóór de Franse Revolutie. Zij streden echter alleen met de wapenen des geestes, in tegenstelling tot de protestanten, die gewapenderhand hun godsdienstvrijheid verwierven.

Het dualisme van de katharen

Als een bevredigende oplossing is gevonden voor de oorsprong van het kwaad, hebben wij ook de sleutel tot een groot aantal verborgenheden. In de geopenbaarde teksten vinden wij echter heel weinig over dit moeilijke vraagstuk. De oosterse en westerse godsdiensten hebben naar gelang van de wijsgerige of godsdienstige opvattingen van hun tijd getracht een oplossing te vinden voor de problemen die dit vraagstuk oproepen. Wat is de oorsprong van het kwaad, de oorzaak van mijn ellende?

Zou de Vorst des levens van de verloren mens dan een speelbal hebben gemaakt in deze oceaan van leed die zijn tragische geschiedenis in feite is? Is God dan niet verantwoordelijk voor het kwaad? De absoluut dualistische katharen kunnen dat niet aannemen. Jean de Lugio schrijft in Le Livre des Deux Principes ter ere van de allerheiligste Vader:

„… Wij moeten uitdrukkelijk ontkennen dat deze God, van Wie wij hierboven hebben gezegd dat Hij rechtvaardig heilig goed en boven alle lofverheven is, de hoofdoorzaak en het begin van alle kwaad is". 23

De God van de katharen lijdt met zijn schepselen onder het kwaad dat Hij niet gewild heeft en ook niet verhinderen kan zolang deze wereld van het „Mengsel" bestaat, waarin goed en kwaad samengaan en waarin de krachten der duisternis zijn optreden doorkruisen.

Alle katharen waren dualisten. Om God van elke betrokkenheid bij het kwaad vrij te peilen, wezen de katharen bij hun verklaring van het kwaad op het bestaan van een ander Beginsel dan de ware God, een Beginsel dat deze wereld bestuurt. Zij waren verdeeld in twee scholen: de Bulgaarse en de Albaanse. De Bulgaarse richting had de katharen bereikt via het bogomilisme. De Albaanse richting is een gekerstende vorm van het manicheïsme. Alle kerken hadden echter dezelfde riten, namelijk die van het christendom in zijn oorspronkelijke vorm.

Volgens de Bulgaarse richting, met haar „gematigd" of „betrekkelijk" dualisme, was er in den beginne slechts één Beginsel: God. Zijn tegenstander, de duivel, was oorspronkelijk een goed schepsel, dat door misbruik van zijn vrijheid verdorven is geworden. Hij en de engelen die zich hebben laten verleiden, hebben uit vrije wil gezondigd. Twee door de Bogomilen overgeleverde apocriefe geschieften, het zogeheten „Geheime Avondmaal" en het „Visioen van Jesaja" (uit de 2e eeuw), hebben enige invloed uitgeoefend in de kringen die deze gematigde vorm van het dualisme aanhangen.

Volgens de Albaanse richting, met haar absoluut dualisme, is het Beginsel van het kwaad van alle eeuwigheid. De engelen zijn gevallen omdat zij onderhorig waren aan dit Beginsel, dat voor hun val stond De Albigenzen waren in het algemeen aanhangers van deze richting. De schrijver van Le Livre des Deux Principes is een aanhanger van het dualisme in zijn meest absolute vorm in de dertiende eeuw. Deze twee scholen bestreden elkaar in Italië in een hartstochtelijk theologisch steekspel. In Le Livre des Deux Principes horen wij nog de weerklank daarvan. Zowel in de Bulgaarse als in de Albaanse richting waren er ontwikkelingen en varianten in de loop van de tijd. Wij laten nu het woord aan de specialisten ter zake:

„Volgens de Albaanse richting is de aarde ontstaan door de werking van twee beginselen, licht en duisternis, uitdrukking van goed en kwaad.

Het ging niet om twee eeuwige, gelijke goden, maar om de ware God enerzijds en Satan anderzijds, die zich God noemt, maar het niet is (aldus Bélibaste, één van de laatste voorgangers der katharen van Occitanié". 25

„De katharen hebben nooit beweerd dat de twee beginselen „gelijk" waren: het kwade beginsel kan zich slechts in onvolmaaktheid uiten". 25

„…deze dualiteit is geen ditheisme, geen geloof in twee goden, maar een moreel dualisme van het goede en het kwaad, een kosmisch dualisme van Christus en Satan". 26

„De katharen mochten zich dualisten noemen omdat zij geloofden in het bestaan van een wortel van het kwaad, die in alle eeuwigheid geheel negatief is geweest, en actief en positief in het domein van het „Mengsel" en het Tijdelijke. De twee bovennatuurlijke personen die de katharen tegen elkaar stelden waren Satan en Jezus Christus". 27

„…het dualisme van de katharen blijft duidelijk binnen de perken van het evangelie". 28

„De oplossing van het dualisme ligt in de Genade van Christus, die de uitverkorenen bevrijdt van de slavernij der mensen en van de overheersing van Satan. Alle katharen waren het eens over dit kapitale punt: door Christus zal de mensheid in de gehele wereld de eenheid ingaan waaruit wij zijn voortgekomen". 29

„Deze slechte, boze wereld, die geheel in het boze ligt (1 Johannes 5 : 19)" 30 zal verdwijnen. De katharen verwachtten niet veel goeds van deze wereld, maar hadden al hun hoop gesteld op „de nieuwe hemel en de nieuwe aarde", die de Here naar zijn belofte zal maken (Jesaja 66:2 2) en waar gerechtigheid zal wonen (2 Petrus 3:13). De tegenwoordige hemelen en deze aarde zijn ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel (2 Petrus 3 : 7). Die dag, „de dag des Heren", zal „als een dief' komen. Op die dag zullen de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken die daarop zullen gevonden worden (2 Petrus 3 : 10-12). De krans der rechtvaardigheid zal dan gegeven worden aan allen die zijn verschijning hebben liefgehad (2 Timoteüs 4 : 8). Door Christus zullen de doden onvergankelijk worden opgewekt (1 Korintiërs 15 : 52), en zullen zij een verheerlijkt, geestelijk opstandingslichaam ontvangen (de katharen geloofden niet in de opstanding des vlezes van de verdorven en tot stof gereduceerde aardse lichamen en meenden dat die lichamen niet geschikt waren om op de nieuwe aarde te leven in een toestand die grote gelijkenis zou vertonen met het verloren paradijs. Gods volk zal te dien tijde vergaderd worden volgens de belofte van Ezechiël, in „een andere wereld" en „met andere onvergankelijke en eeuwige schepselen, in wie onze vreugde en onze hoop bestaat", 31 want „het geloof is de zekerheid der dingen, die men niet ziet" (Hebreeën 11 : 1).

(Bovengenoemde teksten zijn in extenso geciteerd in de Traité Cathare).

Het einde van dit tijdsgewricht betekent ook het einde van het dualisme, dat op de jongste dag zal veranderen in een eschatologisch monisme. De katharen hebben een optimistische wereldbeschouwing: de uiteindelijke overwinning van het goede op het kwade is een absolute zekerheid. Hoewel het kwaad nu, in deze wereld van het „Mengsel", van goed en kwaad, met een overwicht van het satanische 32, de overhand heeft, zal God door zijn Gezalfde de krachten van het kwaad, die Hem vijandig gezind zijn, overwinnen. Dat is het hoofdthema van de Openbaring van Johannes. Dat is ook de mening van Jean de Lugio.:

„De Schrift leert duidelijk dat de Here, de ware God, de „Machtige" en al zijn krachten, die iedere dag tegen Hem en tegen zijn schepping strijden, zal vernietigen". 33

Uitroeiing

De eerste katharen verschenen in de Staten van het graafschap Toulouse en in Frankrijk vanaf de eerste helft van de elfde eeuw; zij waren gevestigd in Toulouse, Albi, Orléans, later in Aquitaine, Périgord, Limousin, Poitou, vervolgens in Champagne en in de steden van Noord-Frankrijk.

Het katharisme was een echte kerk, met een organisatie als die van de eerste christelijke gemeente, met ouderlingen, rondtrekkende predikanten, theologen, gemeenschappen en diakonaat - een jonge, dynamische, overwinnende kerk, naast de traditionele kerk, een kerk die niets overliet van de door Innocentius III gekoesterde illusie van eenheid en macht.

De geschiedenis herhaalt zich: de verspreide minderheidsgroep die de katharen vormden, was in de landen van het westen in dezelfde situatie als de christenen van de tweede en derde eeuw, die verspreid waren over het Romeinse rijk en het slachtoffer waren van de door de keizer tegen hen ingestelde vervolgingen. Beide groepen werden zogenaamd terwille van de eenheid vervolgd en de opdracht daartoe kwam uit Rome: het pauselijke Rome was de erfgenaam en opvolger van het Romeinse rijk en als zodanig erfgenaam van de politiek en de mentaliteit van het keizerlijke Rome.

De energieke Innocentius III wilde hard toeslaan, maar waar moest hij met zijn repressie beginnen? In bepaalde landen - Hongarije, Kroatië, Bosnië, Albanië, Bulgarije, enz. - waren de katharen volkomen vrij, genoten zij de bescherming van het staatshoofd (uiteraard met de nodige discretie, want in de Middeleeuwen had geen enkele vorst er belang bij zich de pauselijke banbliksems op de hals te halen). Het morele prestige van de kerk was overal zeer groot. Vele katholieke priesters en religieuzen gingen over naar het katharisme. Innocentius III sloeg toe waar de kans op succes het grootst was: hij liet in Frankrijk oproepen tot de kruistocht. In Frankrijk, dat toen ver ten achter stond bij de verfijnde beschaving van Occitanië, liet hij zijn begerige blikken vallen op de rijke en luisterrijke Staten van het graafschap Toulouse.

Wij hoeven in dit verband geen details te geven van deze bijzonder bloedige kruistocht waartoe de paus in 1209 had opgeroepen. Het is een algemeen bekend feit dat Simon de Monfort en zijn soldaten voor de uitvoering hebben gezorgd. In zijn Histoire des Albigeois schat de predikant-geschiedschrijver Napoléon Peyrat het aantal doden van dit ongelooflijk wrede bloedbad op één miljoen. De geterroriseerde Midi treurde om zijn doden en in een lange klaagzang vraagt de troubadour Guilhem Figueira:

„Mais dans quelle Eciture

Trouvez-vous qu'on doit tuer,

Rome, les chrétiens?"

(Rome, waar staat geschreven dat gij christenen moet doden?)

Op deze terreur volgde die van de Inquisitie der dominicanen.

Vanaf 1231 is het herbouwde kasteel van Montsegur, een arendsnest op 1207 meter hoogte, de vesting van de kerk der katharen van de Midi. Dit bolwerk van het verzet verhief zich als een uitdaging aan de Franse bezetting.

In mei 1243 kwam Hugues des Arcis, drost van Carcassonne, met een groep Franse ridders en soldaten de berg Montségur ontzetten. Na een verzet van negen en een halve maand capituleerde Montségur. Er werd een bestand van twee weken gesloten. Er stond de katharen van Montségur niets anders te doen dan zich op de dood voor te bereiden. Zo brachten zij deze weken door onder de geestelijke leiding van Bertrand Martin (of en-Marti), gewezen kathaars bisschop van Toulouse, en Raymond Aguilher, bisschop van Razès.

Op 16 maart 1244 moesten alle tweehonderdtien of tweehonderdvijftien katharen afdalen naar de brandstapel aan de voet van de berg. Op deze plaats is een grafsteen opgericht, met het Occitaanse opschrift:

ALS CATARS, ALS MARTIRS

DEL PUR AMOUR CHRISTIAN

(aan de katharen, aan de martelaren van de zuivere christelijke liefde)

De kerk van de zuiveren werd door de vervolgingen een ondergrondse kerk. Als zij hun Occitaanse broeders niet in ballingschap gevolgd waren, moesten zij hun toevlucht nemen in eenzame schuilplaatsen. Montagne Noire, grotten van de Pyreneeën. Tachtig jaar lang hebben zij soms met honderden geleefd in het gebergte, in de drie églises-spoulgas van Ussat, Ornolac en Bouan, vanwaar zij heersten over de oevers van de Ariège. In 1328 werden 510 katharen op initiatief van de Inquisitie door de drost van Toulouse ingemetseld in de grot van Lombrives. Nadat de katharen waren uitgemoord, verbrand en ingemetseld, werden zij het doelwit van een systematische lastercampagne. Om hun volkenmoord te verdoezelen, hebben hun vervolgers en de nakomelingen van de vervolgers de katharen beklad. Daardoor werden zij voor de tweede keer gedood.

Misschien had het katharisme, met zijn viriel geloof, zijn hoge geestelijke toppen, zijn morele kracht, zijn in het Rituel vervatte grote deugden - kuisheid, waarachtigheid, nederigheid - zijn buitengewone eerbied voor het leven, ook het dierlijk leven, zijn geweldloosheid, de juiste remedies voor onze door zelfvernietiging bedreigde samenleving.

CITATEN

1. Geciteerd door Pierre Gosset, Histoire du Moyen Age, Parijs 1876, blz. 248

2. Sermo 65, I, 1495 - Geciteerd door Déodat Roche, L' Eglise Ramaine et les Cathares Albigeois. Edition des Cahiers d'Etudes Cathares, 1957, blz. 83-84.

5. René Nelli, Ecritures Cathares, Editions Planète 1968, blz. 19.

6. Le Livre des Deux Principes, gevolgd door een fragment uit het Rituel Cathare, een manuscript van het einde van de dertiende eeuw, dat berust in de nationale bibliotheek van Florence en voor het eerst is uitgegeven door A. Dondaine, P.O., Rome, 1939 - René Nelli, op. cit., blz. 152.

19. Encyclopaedia Universalis, art. Cathares, vol. 3, blz. 1061.

20. Zoé Oldenbourg - op. cit., blz. 65.

21. Cahiers d'Etudes Cathares, Hiver 1974, blz. 84.

23. Le Livre des Deux Principes - René Nelli, op. cit., blz. 79.

25. René Nelli, op. cit., blz. 19.

26. Déodat Roché, L'Eglise Romaine et les Cathares Albigeois, op cit. blz. 171.

27. René Nelli, Le Phénomène Cathare, Privat, P.U.F., 1964, blz. 43.

28. R. Moghen, Medioevo christiano, 1978, geciteerd door René Nelli, op. cit., blz. 65.

29. Déodat Roché, op. cit., blz. 80.

30. Traité Cathare - René Nelli, Ecritures Cathares, op. cit., blz. 185.

31. id., blz. 184.

32. René Nelli, Le Phénomène Cathare, op. cit., blz. 20.

33. Le Livre des Deux Principes - René Nelli, op cit., blz. 133.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De Katharen in Zuid-Frankrijk

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's