Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT IS „NOUS"?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT IS „NOUS"?

7 minuten leestijd

Het lijkt mij van groot belang om wat dieper in te gaan op het Griekse woord „nous" (spreek uit: „noes"), dat door Paulus in 1 Kor. 14 : 14, 15 en 19 wordt gebruikt en dat in de SV wordt vertaald door: verstand, gemoed, zin of denken. Paulus stelt het daar tegenover de pneuma= geest. Het bidden in tongen noemt hij dan een bidden in de pneuma, in de geest. Hij oordeelt zeer gunstig over dat bidden in tongen, maar, zo voegt hij eraan toe: „Ik wil liever in de gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tienduizend woorden in een vreemde taal" (vs. 19). Wat is nu die „nous"?

Ik wil mij daarbij vooral baseren op wat Würthwein daarover zegt in Kittel's Th. W. Het woord komt in het NT, behalve in Lk. 24 : 45 en Openb. 13 : 18; 17 : 9 slechts bij Paulus voor en wel 21 keer. Het heeft evenals in het buitenbijbelse Grieks van de omgangstaal verschillende betekenissen.

1. Gezindheid, levensinstelling, levenshouding, zin, bedoeling.

In die betekenis komt het voor in Rom. 1 : 28. Daar staat dat God de heidenen heeft overgegeven aan „een verkeerd denken" = een slechte levensinstelling, een verkeerde gezindheid, „om te doen de dingen die niet betamen".

Eveneens in Ef. 4:17, waar van de heidenen gezegd wordt dat zij wandelen in de ijdelheid „van hun gemoed". Dat heeft hier dus ook weer diezelfde betekenis: Hun levensinstelling is gericht op het nietige, het vacuüm, de leegte. Heidenen, d.i. zij die niet tot bekering zijn gekomen, zijn krachtens hun levenshouding „nietsnutten".

Wie een dwaalleer brengt, is „tevergeefs opgeblazen door het verstand zijns vleses" d.i. door de levensinstelling, die hij vanuit zijn „vlees", zijn zondige aard, meekrijgt. Zulke dwaalleraars zijn mensen, „die een verdorven verstand hebben" = een verdorven gezindheid, levenshouding (1 Tim. 6 : 5). Ze zijn „bevlekt, beide hun verstand (nous) en geweten" (Titus 1 : 15).

De christen moet voortdurend zijn levenshouding herzien, hervormen, steeds zuiverder richten op Christus. Vandaar: „Wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed" (Rom. 1 2 : 2 ) , „metamorphousthe tèi anakainoosei tou noos": onderga een metamorphose, een gedaanteverandering door de telkens weer herhaalde vernieuwing van uw levensinstelling, uw gezindheid. En eenzelfde vermaning treffen we in Ef. 4 : 23 aan: „…en dat gij vernieuwd zoudt worden in de geest van uw gemoed" (tooi pneumati tou noos humoon). De Geest die in ons woont, moet onze hele levenshouding doordringen; onze gezindheid moet door de Geest gericht worden op Christus, en dat telkens opnieuw.

De gemeente van Christus moet één zijn, doordat „gij samengevoegd zijt in eenzelfde zin (nous) en in eenzelfde gevoelens (gnoomè)" (1 Kor. 1 : 10). De Geest die in de gemeente als in een tempel woont, wil heel het denk- en gevoelsleven van de gemeente richten op Christus om Hem te verheerlijken.

2. Het vermogen om het zedelijk goede te zien en te beamen.

In die zin wordt het gebezigd in Rom. 7. Daar wordt de „nous" in de mens gesteld tegenover de „sarx", het vlees in de mens. „Ikzelf dien wel met het gemoed (nous) de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde" (vs. 26). Die „nous" wordt in vs. 22 gelijkgesteld met de inwendige mens, die in vs. 23 genoemd wordt „de wet van mijn gemoed (nous)".

3. Het vermogen om ergens inzicht en doorzicht in te krijgen.

In Lk. 24 : 45 wordt over de elf apostelen gezegd: „Toen opende Hij hun verstand (nous), opdat zij de Schriften verstonden". Dat dit niet slechts een verstandelijk, intellektueel zien was van de samenhang in het OT, maar heel het hart moest raken, blijkt uit de reaktie van de Emmaüsgangers van wie geschreven staat: „Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij tot ons sprak op de weg en toen Hij ons de Schriften opende?" (Lk. 24 : 32). Als Jezus de Schriften voor de „nous" opent, dan is dat nooit bedoeld als een bevrediging van de intellektuele, de theologische nieuwsgierigheid. Dat geldt ook voor de „nous", waarmee wij kunnen doordringen in de geheimen van de eindtijd, zoals die in de Openb. beschreven staan; zie Openb. 13 : 18 en 17 : 9.

In Phil. 4 : 7 wordt de vrede die God schenkt, beschreven als een rust-gevende kracht tegenover de „nous". Die vrede overtreft alle denken van de mens, want die vrede is een vrucht van het Pneuma, de Heilige Geest. (Zie Gal. 5 : 2 2 ) . „En de vrede Gods die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus".

Het gerijpte verstand van de gelovige

Dan hebben we nog Rom. 14 : 5, waar Paulus in de kwestie over de „sterken en zwakken" de raad geeft: „Eenieder zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd". Er staat: „plèrophoreisthoo", letterlijk: „voldragen". Paulus dacht daarbij vermoedelijk aan een vrucht, die pas geboren moet worden, wanneer ze voldragen is. Zo moeten ook wij alles in onze „nous", ons vermogen om inzicht in iets te krijgen, tot een besluit laten rijpen. Maar als we dan ook na rijpelijk nadenken tot een besluit komen over praktische kwesties zoals wat we wél en wat we niet mogen eten en drinken, dan moet dat ook door de andere gelovigen gerespekteerd worden, zoals ook wij hun gerijpte inzichten moeten respekteren, ook al stemmen die niet overeen met de onze.

De gedachten Gods

In Rom. 14 : 5 vertaalt de SV „nous" met „zin": „Want wie heeft de zin des Heeren gekend?" Het betreft hier een citaat uitjes. 4 0 : 13. We zullen dat moeten verstaan in de geest van Jes. 55 : 8-9: „Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de Heere. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten". De Heere zegt dat in betrekking tot Zijn „menigvuldig vergeven".

Zo blijkt uit al die gevallen dat de „nous" in het NT nergens de betekenis heeft van ons „verstand" in de zin van het vermogen om abstraherend te denken, zoals we dat bij de Griekse filosofen voor het eerst tegenkomen. De „nous" in het NT is altijd praktisch gericht nl. op het kennen van wat God voor ons wil doen en voor ons wil zijn.

4. Een voor anderen verstaanbare uiting van de geest

In die betekenis wordt het gebezigd in 1 Kor. 14 : 14, 15, en 19.

Paulus blijft ook daar vasthouden aan zijn beginsel dat het pneuma, de geest, in de mens, het eigenlijke nieuwe levensbeginsel is, waaruit een gelovige denkt, voelt en doet. Hij beklemtoont echter dat dit een in zichzelf verborgen iets is. Het kan dus niet funktioneren in de onderlinge kommunikatie. Dat pneuma, die geest in de mens, moet vertaald worden in gewone, dus voor iedereen toegankelijke, menselijke woorden. Daarom is in de gemeente de profetie wél geoorloofd, maar het spreken in tongen niet, tenzij er een vertolker is; maar in dat laatste geval staat de vertolking in feite gelijk met de profetie, (maar zulk een profetie of zulk een vertolking van tongentaai moet daarna nog onderworpen worden aan een beoordeling door de anderen (1 Kor. 14 : 29). Die beoordeling door de anderen gebeurt op grond van hun gave van de onderscheiding der geesten (1 Kor. 12 : 10 en 1 Joh. 4 : 1) en op grond van „de gezonde leer", een uitdrukking die in 1 en 2 Tim. en in Titus herhaaldelijk voorkomt. Zie ook 2 Thes. 2 : 2.)

Het pneuma, de geest, is dus de verborgen eenheid van de mens met God, zijn wedergeboren hart. Die geest, dat wedergeboren hart, spreekt met God de taal van de liefde van het kind tegenover de Vader.

Die taal kan binnen in de mens blijven, maar ze kan ook tot uiting komen; ofwel rechtstreeks in een tongentaai, die voor anderen niet verstaanbaar is, ofwel in profetie of in een vertolkte tongentaai, die voor anderen wél verstaanbaar is, maar nooit de volle diepte en rijkdom van die innerlijke taal van de geest, van het gesprek van het kind met God, zijn Vader, kan weergeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

WAT IS „NOUS"?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1979

In de Rechte Straat | 32 Pagina's