Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TEGELIJK RECHTVAARDIGE EN ZONDAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TEGELIJK RECHTVAARDIGE EN ZONDAAR

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de diskussie met Rome heeft steeds een belangrijke rol gespeeld de kernachtige uitdrukking, waarmee Luther gemeend heeft de situatie van de mens te moeten kenschetsen, nadat hij tot geloof in Christus is gekomen. Luther zegt dat de gelovige mens „simul iustus et peccator" is, d.w.z. tegelijk rechtvaardige én zondaar. Wij wilden in dit artikel daar wat dieper op ingaan.

In zijn commentaar op Rorn. 4 : 7 zegt Luther dat de gelovige mens is „peccator re vera, sed iustus ex reputatione et promissione Deicerta" = in werkelijkheid een zondaar, maar een rechtvaardige krachtens de toerekening en de zekere belofte Gods. En verder: „Sancti intrinsece sunt peccatores semper, ideo extrinsece iustificantur" = de heiligen zijn innerlijk altijd zondaars, ze worden dus uiterlijk gerechtvaardigd. Elders zegt Luther dat we gerechtvaardigd zijn door een vreemde gerechtigheid, de gerechtigheid van een Ander, nl. Jezus Christus: „Sumus iustficati aliena iustitia".

De vaste grond van ons behoud

Dit is inderdaad de geweldige herontdekking geweest van de Reformatie. Niemand van ons kan in zichzelf voor God bestaan, ook niet nadat hij wedergeboren is en tot bekering kwam. Want God is een heilig God, die op geen enkele wijze genoegen kan nemen met het onvolmaakte.

Maar, Gode zij dank, Hij heeft ons de Volmaakte gegeven, Zijn Zoon Jezus Christus. En de zuivere gerechtigheid van Christus wordt ons voortaan toegerekend langs de weg van het geloof. Daarom kunnen we altijd weer rustig ons bevinden voor het aanschijn van de rechtvaardige God. Het kan in ons woelen en spoken, ons geweten en de duivel kunnen ons aanklagen zozeer dat we weg zouden willen kruipen van schaamte en verslagenheid, maar altijd blijft buiten ons de gerechtigheid van Christus staan, die God ons voor altijd toerekent, wat er ook met en in ons gebeurt.

Zondaar door de inwoning van de zonde in mij

Toch vraag ik mij af of Luther niet wat eenzijdig is geweest, toen hij zo sterk benadrukte dat wij in onszelf en in werkelijkheid zondaar zijn en blijven. Ik heb wat moeite met deze uitspraak, wanneer ik luister naar verschillende uitspraken van de Bijbel. Ik wil er enkele noemen.

In Rom. 7 beschrijft Paulus de enorme macht van de zonde, die nog in hem is overgebleven, ook nadat hij tot geloof in Christus is gekomen. Maar dan zegt hij in vs. 20: „Indien ik dat doe wat ik niet wil, zo doe ik nu dat niet meer, maar de zonde die in mij woont".

Daaruit krijg ik de indruk dat Paulus zich niet meer als zondaar in werkelijkheid beschouwt, maar zondaar door inwoning van de zonde in hem: „peccator per inhabitationem peccati".

De zonde, een lastige inwoner in mij

In mijn huis ben ik de eigenlijke bewoner, maar ik kan wel inwoning hebben van anderen. Zo heb ik in mij de inwoning van de zonde. Dat is een zeer lastige inwoner. Die trekt mij, de eigenlijke bewoner, voortdurend aan mijn jasje. Hij hindert mij telkens. Op de meest ongelegen momenten dringt hij zich aan mij op. Soms overvalt hij mij, wanneer ik er allerminst op bedacht ben. Hij kan heel zachtjes, als op vilten schoenen, de trap afkomen om dan ineens de deur van de kamer open te rukken, waar ik zit. Hij kan soms bij mij aanschuiven, nadat hij zich gekleed heeft in het gewaad van mijn beste vriend. Dan praat hij helemaal met mij mee, vleit en paait mij en probeert mij zo ongemerkt in zijn richting te trekken. En echt vervelend is dat ik er niets aan kan doen. Ik kan hem wel de huur opzeggen. Ik heb dat ook gedaan, toen ik mij aan Christus overgaf. Toen heb ik hem gezegd dat hij voortaan geen recht meer heeft om bij mij in te wonen. Maar hij trekt zich daar niets van aan en lacht mij vaak vierkant uit.

En het vervelende is dat hij mij soms meekrijgt. Want die zonde in mij kan zo verlokkelijk zijn. Dan ben ik al is het maar even, beste maatjes met die inwoner.

Rechtvaardig, ook door wedergeboorte

Dat ik slechts zondaar ben door de inwoning van de zonde in mij, blijkt ook uit andere uitspraken van de Schrift.

Johannes gebruikt in zijn geschriften vaak de uitdrukking dat de gelovigen „uit God zijn geboren" (Joh. 1:13), dat ze „wedergeboren" zijn (Joh. 3 : 3, 5), dat wij kinderen Gods „zijn" (1 Joh. 3 : 2).

Voor mijn gevoel doen we al dergelijke uitspraken geweld aan, wanneer wij ze allemaal verklaren vanuit de gedachte van de toerekening, wanneer we dus zouden zeggen: „Ik ben alleen maar uit God geboren, doordat dit mij wordt toegerekend".

En Paulus schrijft: „Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel" (2 Kor. 5 : 17). En: „Die Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn" (Rom. 8 : 16), dus niet slechts: dat wij kinderen Gods genoemd mogen worden.

En na zijn ontroerende klacht in Rom. 7 gaat hij over tot de juichkreet in Rom. 8: „De wet van de Geest des leven in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods" (vs. 2).

Daarom meen ik dat wij mogen zeggen dat we niet slechts rechtvaardigen zijn door toerekening, maar ook door wedergeboorte: „non solum per imputationem, sed etiam per regenerationem". Een wedergeboren mens staat immers heel anders tegenover de zonde dan iemand die niet wedergeboren is. Innerlijk haat hij de zonde. Hij wil ze niet meer, ook al wordt hij, tot zijn grote verdriet, nog vaak meegesleept door de zondemacht in hem.

De teksten over het loon

Hoe kunnen we anders de verschillende teksten verklaren, waarin wordtgesproken over vergelding en loon overeenkomstig de werken? „Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen" (Mt. 5:12). „Hebt uw vijanden lief… en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerhoogste zijn" (Lk. 6 : 35). „Ik kom haastig en Mijn loon is met Mij, om een ieder te vergelden geliik zijn werk zal zijn" (Openb. 22 : 12).

En de Zoon des mensen zal tot hen die aan Zijn rechterhand geplaatst zijn, zeggen: „Komt, gij gezegenden Mijns Vaders… wat Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven…" (Mt. 25 : 34 - 35). „Want…", zegt de Heere. We kunnen dat „want" niet met geweld wegstrepen en doen alsof de werken bij het oordeel geen enkele rede-gevende rol spelen. Dan willen we ónze visie in deze tekst leggen.

Genade-loon

Natuurlijk heeft Luther heel goed gezien, dat er slechts sprake kan zijn van loon binnen het gebied van de genade. Als deze rechtvaardigen op grond van hun goede werken worden uitgenodigd om binnen te gaan in de heerlijkheid des Vaders, dan is dat ten diepste alleen mogelijk vanwege de rechtvaardigheid van die Andere, de Zoon van God, onze Middelaar en Borg. Maar binnen die ruimte van de vrijspraak van onze zonden in Christus is er volgens de Bijbel blijkbaar toch de mogelijkheid van een vergelding op grond van goede werken. Daarom spreken we dan ook wel van „genade-loon", loon dat alleen maar mogelijk is onder de hemelkoepel van de genade in Christus, maar toch werkelijk loon, want zo staat het in de Bijbel.

Rechtvaardig door de inwoning van God

Tenslotte zijn we ook nog rechtvaardig door de inwoning van de Heilige Geest, zoals we ook zondaar zijn door de inwoning van de zonde in ons. We zijn „iustus per inhabitatitonem Spiritus Sancti".

En sinds wij tot geloof zijn gekomen, is de zonde een lastige inwoner, die we liever kwijt dan rijk zijn. Maar als kinderen van God verwelkomen we met heel ons hart de Heilige Geest, die in ons woont. En we bidden dat die Heilige Geest ons steeds meer vervullen moge, overeenkomstig de vermaning van Paulus: „Wordt vervuld met de Geest" (Ef. 5 : 18).

En in Joh. 14:23 staat dat ook de Vader en de Zoon bij ons willen wonen: „En wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken".

SAMENVATTEND: We zijn als gelovigen eigenlijk rechtvaardig door de toerekening van de rechtvaardigheid van een Ander, Jezus Christus; we zijn echter ook rechtvaardig, doordat de Heilige Geest een diepe verandering in ons heeft teweeggebracht, een verandering die een wedergeboorte wordt genoemd. Daardoor heben we innerlijk (van harte) Gods wet lief en haten de zonde. We blijven echter zondaar door de in ons wonende macht van de zonde, maar zijn ook rechtvaardig, doordat de ganse Drieëenheid in ons woning wil maken. Hoe groot is niet dit heil in Christus! Gods Naam zij geprezen!

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1981

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

TEGELIJK RECHTVAARDIGE EN ZONDAAR

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1981

In de Rechte Straat | 32 Pagina's