Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IS BIDDEN IN TONGEN NU SLECHTS DEMONIE?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IS BIDDEN IN TONGEN NU SLECHTS DEMONIE?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat mij verbaasde, en tevens enorm verblijdde, was dat Doreen Irvine zo evenwichtig is geworden. Na zulk een uitermate somber en gedemoniseerd verleden is dit zonder meer als een wonder van Gods genade te beschouwen. Zo schrijft zij ook:

„ Ook al bestaat het gevaar in uitersten te vervallen voor wat demonen betreft, is het eveneens feit dat sommige christenen niet eens geloven dat er demonen bestaan. ToenJezus hier op aarde genas Hij de zieken en dreef Hij boze geesten uit - twee totaal verschillende soorten werkeJezus Zelf zei: „ Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreatu ren… En hdie geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken" (Mt. 16:15, 17).

Vandaag zijn er veel meer mensen door boze geesten bezeten dan toenJezus hier op aarde was. In levens van mannen en vrouwen zijn er nu meer open deuren voor demonische bezetenheiddan oovoren. Jezus Zelf zei immers dat de wetteloosheid (tegen het einde der tijdenj zou toenemenHier hebben we dus de twee uitersten: sommigen die over niets anders praten en denken dan over demonen en over de duivel, en anderen die zelfs het bestaan van demonen en van de duivel loocheHeel dikwijls blijven arme mensen die werkelijk verlossing nodig hebben van demonen, die zich hen bevinden, daarvan verstoken en gaat men aan hun nood voorbij door dit ongeloof We moevenwichtig zijn in alle dingen en niet eenzijdig in welk opzicht dan ook. We moeten het heWoord van God omhelzen, niet alleen een deel ervan" (pag. 223).

Inderdaad: het hele Woord van God

En dat is voor ons allen heel moeilijk. Voortdurend hebben we de neiging om de Bijbel naar onze eigen hand te zetten, d.w.z. om wat de Schrift zegt, zó te bewerken dat het precies past in ons eigen theologisch stelsel. Ik merk die neiging telkens bij mijzelf. Ik roep mijzelf dan weer tot de orde van de Schrift alleen. Maar daarom meen ik ook andere gelovigen er op te mogen wijzen of althans hen de vraag te moeten voorleggen of zij aan die neiging niet enigszins hebben toegegeven.

Zo las ik in het boek van dr. W. J. Ouweneel, „Het domein van de slang" (uitg. Buijten en Schipperheijn): „Maar als het gaat om genezing of spreken in tongen of over handoplegging, dan vinden we dit uitsluitend (cursivering van O.) gedaan door de apostelen" (pag. 266).

Maar in Mk. 16: 17-18 lees ik: „En hen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen:… op kranken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden". Hier wordt dus gezegd dat die tekenen niet slechts de apostelen volgen, maar de gelovigen.

En in 1 Kor. 12 wordt gesproken over verschillende gaven, die Christus aan de gemeente heeft gegeven, en daaronder vallen ook de gaven van de gezondmaking en van de tongentaai. En dan zegt Paulus in v. 28: „En God heeft er sommigen in de gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, helpers, regeringen, meniger ei talen". Uit de wijze van deze opsomming: „Ten eerste daarna" blijkt duidelijk dat de gaven die hij later noemt, nl. van het spreken in tongen en van de gezondmaking, niet slechts bedoeld zijn als gaven die enkel voor de apostelen waren bestemd. Dat blijkt bovendien nog eens uit de daarop volgende verzen 29-30.

En als Paulus in 1 Kor. 14 dieper ingaat op de waarde en de orde van de verschillende gaven, dan zegt hij niet: .Jullie mogen niet in tongen spreken of bidden, want dat is alleen voor de apostelen bestemd". Dan geeft hij alleen enkele regels van orde voor dat spreken in tongen in de gemeente b.v. dat het alleen maar mag, wanneer ze gepaard gaat met vertolking en dat het in één samenkomst slechts drie keer mag gebeuren.

Bedelingen - theologie

Ik vraag me af of dr. Ouweneel bij zijn exegese zich misschien te veel heeft laten leiden door de dispensatie-theologie, de leer dat er behalve de oude de nieuwe bedeling (Oude Testament - Nieuwe Testament) nog vele andere bedelingen zijn, op grond waarvan wij dan ook de Schrift anders zouden moeten interpreteren dan wat de voor de hand liggende verklaring ons biedt.

Dan kunnen wij ook begrijpen waarom hij poneert dat het bij het spreken in tongen steeds zou gaan om „een werkelijk bestaande taal". Ik meen echter dat de gereformeerde professor Grosheide - degenen die hem gekend hebben, weten hoe nuchter hij was - met voldoende argumenten onweerlegbaar heeft aangetoond dat het hier niet ging om een spreken in een-voor de glossolaal onbekende-vreemde taal. Ik moge daarnaar verwijzen.

En zoals wij dr. Ouweneel allen zeer waarderen om zijn gelovige en tegelijk wetenschappelijke houding tegenover de Bijbel, zo waarderen wij evenzeer iemand als prof. Versteeg, die in zijn boek: „Het gebed volgens het NT" heel anders schrijft over het bidden in tongen. Hij besteedt er een heel hoofdstuk aan. Ik citeer daaruit:

„ Er is geen reden om te stellen dat het spreken in tongen een gave was die alleen maar gold voorde tijd van het NT. Voor ons gebedsleven vandaag zou dan alles wat Paulus op dit punt zegt, geen werkelijke betekenis meer hebben. Het belang van zijn woorden zou dan slechts een historisch belang zijn. Er is echter in het NT geen enkele aanwijzing in deze richting" (pag. 58). „Het spreken in tongen is een vorm van gebed, gericht op God" (pag. 50). „ Paulus omschrijft dus in deze verzen het spreken in tongen met de uitdrukkingen „bidden", ..lofzingen", „een zegen uitspreken", „dankzegging" „danken ". Al deze uitdrukkingen wijzen in de richting van het gebed" (pag. 51).

Dr. Kurt Koch

Dr. Ouweneel citeert in zijn boek vele malen met instemming uit de werken van dr. Kurt Koch. Maar Koch deelt helemaal niet de opvatting van O. aangaande de gaven van de Geest. Ik citeer uit Koch's boek: „God onder Zoeloes" (pag. 74):

Genezing van melaatsheid

Tijdens een bijeenkomst in Kranskop speelde zich het volgende af. De zaal was overvol. Martin Stegen stond aan de deur, om er voor te zorgen, dat de mensen, die ernstig ziek waren, toch binnen konden komen. Bij deze ordedienst kwam ook een man, die melaats was. Zijn gehele lichaam was vol „zweren", zoals de bijbel zegt, vol wonden. Martin overlegde bij zichzelven, of hij de anderen moest waarschuwen: „Raak de man niet aan, anders kun je jezelf besmetten." Hij kwam er niet toe. De mensen drongen en schoven de zieke naar voren. Martin bad: „Heer, help, dat niemand besmet wordt."

Na deze samenkomst kwam deze melaatse man naar buiten, genezen en stralend van vreugde. Overal waren zijn lidtekens nog te zien, maar zijn huid glansde als die van een gezonde baby.

Jezus heeft in Mattheús 10, 8 gezegd: „Reinigt melaatsen!"

Waarom geloven zoveel christenen, vooral de vertegenwoordigers van de dispensatietheologie, dat dit uisluitend voor de eerste eeuw geldt? Moeten wij de bijbel indelen, om te bepalen, wat voor de tijd der apostelen en wat voor de tegenwoordige tijd geldt? Satan is zeer listig en sluw. Hij kan, met behulp van een theologie, die er bijbels uitziet, in sterke mate afbreuk doen aan de bijbel. Daardoor wordt de gemeente van Jezus van fundamentele feiten beroofd.

Deze christenen en theologen moesten eens zonder enig voorbehoud Openbaring 22 : 29 lezen, waar staat: „Indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn." Tot zover dr. Koch.

Is de Schrift „het volmaakte"?

Een veel gehoord argument dat ook door dr. Ouweneel wordt gebruikt, om aan te tonen dat het spreken in tongen thans niet meer zou voorkomen, is dat in 1 Kor. 13:8 staat: „hetzij talen, zij zullen ophouden".

In de eerste plaats blijkt daaruit dat we het woord „gloossai" hier in elk geval niet kunnen weergeven met „talen", want de talen zijn er altijd gebleven en in de hemel is er ook communicatie via de taal. Lees maar de lofzangen van de engelen en de hulde van de oudsten voor de troon van God in het boek Openbaring. Hier móet worden vertaald: „Hetzij tongen, zij zullen ophouden".

Ten tweede, direkt daarna volgt: „hetzij kennis, zij zal te niet worden gedaan". Wat voor kennis is dat? En wanneer houdt die op? U ziet dat de verklaring van dit vers niet zo eenvoudig is.

Men combineert v. 8 echter ook met v. 10: „Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet worden gedaan". En men zegt dan: Dat „volmaakte" is de Schrift.

Maar in dit hoofdstuk wordt niet over de Schrift als zodanig gesproken. Is het dan niet pure inlegkunde, wanneer je, zonder dat de tekst zelf of de onmiddellijke context daar aanleiding toe geeft, beweert: „Met het volmaakte wordt hier de Schrift bedoeld".

En ook in heel de Bijbel komt nergens de gedachte voor: „Het geschreven Woord van God is het volmaakte". Ik krijg eerder een andere indruk nl. dat in de Bijbel de mondelinge verkondiging van het Evangelie grotere nadruk krijgt dan de schriftelijke vasdegging daarvan. „Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods" (Rom. 10 : 17). Er staat dus dat het geloof ontstaat uit het horen, niet uit het lezen van het Woord van God. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat niemand tot geloof zou kunnen komen enkel door het lezen van de Schrift, maar wel dat de Schrift de mondelinge verkondiging van haar inhoud als heilsmiddel belangrijker vindt dan alleen maar het laten lezen daarvan.

Maar wanneer met „het volmaakte" in 1 Kor. 13 : 10 de Schrift zou zijn bedoeld, dan zou het precies andersom zijn. Dan zou het verkondigde Woord Gods slechts een kind zijn en het geschreven Woord van God de volwassen man. Ik kan echter nergens in de Bijbel deze gedachte terugvinden.

Als we dan ook lezen: „De wet Gods is volmaakt" (ps. 19:8), dan is daar de inhoud van die wet, niet de schriftelijke vastlegging ervan, bedoeld.

Zeker, de Schrift is in zoverre volmaakt dat ze geen enkele dwaling bevat en precies weergeeft wat de Heilige Geest bedoelde, toen Hij de schrijvers inspireerde. Maar er is geen enkele aanwijzing dat Paulus het woord „het volmaakte" in 1 Kor. 13 zó heeft bedoeld.

Tongendemonie

Wanneer dr. Ouweneel ondanks al die argumenten, ook van gezaghebbende gelovigen zoals Grosheide, Versteeg en Kurt Koch, blijft vasthouden aan zijn opvatting dat het bidden in tongen alleen voor de apostelen en althans slechts voor de begintijd bestemd was, dan respekteer ik dat vanzelfsprekend.

Maar ik vind het beslist onjuist, wanneer hij dan op grond van zijn persoonlijke mening alle bidden in tongen in de westerse landen aan demonie toeschrijft. (Hij houdt rekening met de mogelijkheid dat het op de zendingsvelden nog wel voorkomt. Waarom? wanneer het alleen voor de apostelen zou zijn bestemd?). Hij besteedt tien bladzijden aan de beschrijving van deze „tongendemonie" (pag. 266-275).

Daardoor moeten degenen die (menen dat zij) de gave van het bidden in tongen hebben ontvangen, zich pijnlijk getroffen voelen.

En mijn vraag is: mag dat zo maar? Mag jij, omdat jij op grond van jouw redenering meent dat het bidden in tongen alleen maar bestemd was voor de apostelen of althans voor de begintijd van het christendom (tot hoe lang?), dan maar lukraak een hele groep gelovigen demonie toeschrijven? Is dat de liefde en de bescheidenheid, die de Bijbel ons aanprijst?

Wij mogen en moeten elkaar, in alle liefde, vragen kunnen stellen. Vandaar dan ook deze vraag van mij aan broeder Ouweneel, een vraag die ik openlijk stel, omdat hij ook zelf dit verwijt van demonie openlijk gelanceerd heeft.

Vanzelfsprekend heb ik een copie van dit artikel van tevoren aan dr. Ouweneel toegezonden. Hij wees er mij op dat hij in zijn boek op pag. 273 ook de mogelijkheid had genoemd dat tongentaai niet altijd demonisch is, maar soms ook louter psychisch kan zijn (psychisch = uit de psyche van de mens, dus niet uit de Heilige Geest voortkomend).

Hij schrijft daar namelijk: „De evangelist Birch heeft in Canada 20 gevallen van tongentaai onderzocht; één bleek op zelfsuggestie en 19 bleken op demonische invloed te berusten".

Mijn vraag: Is het juist om op grond van de onderzoekingen van één evangelist dit door te geven, zodat de indruk gewekt wordt dat dit ongeveer de verhouding is bij allen die in tongen bidden: 19 demonisch -1 psychisch - geen enkele uit de Heilige Geest?

Ouweneel schrijft verder: „Als christenen vandaag zo enthousiast doen over de herleving van de krachten, tekenen en wonderen uit de apostolische tijd (…), dan kunnen we daarop antwoorden dat we in de eindtijd niet anders dan een dergelijke manifestatie van kracht zouden hebben verwacht - maar dan wèl uit de koker van de duivel" (pag. 366). Ook in het licht van deze bewering blijft er maar weinig mogelijkheid open voor een tongentaai uit psychische gronden. Verreweg het meeste (19-1 ?) komt uit de koker van de duivel, en nooit komt volgens Ouweneel tongentaai in onze tijd (althans in het westen) voort uit de Heilige Geest. Nogmaals: mag je zulk een vernietigend oordeel uitspreken over het gebedsleven van tienduizenden christenen, enkel op grond van je persoonlijk theologisch systeem nl. de leer van de bedelingen?

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

IS BIDDEN IN TONGEN NU SLECHTS DEMONIE?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's