Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WIJNSTOK EN DE RANKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WIJNSTOK EN DE RANKEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Landman

In het O.T. wordt Israël vaak met een wijnstok vergeleken. Op aangrijpende wijze wordt dat beschreven in ps. 80:9-17. „Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven en hebt hem geplant".

Geweldig is de wijnstok Israël uitgegroeid: „Hij schoot ranken uit tot aan de zee en zijn scheuten tot aan de rivier".

In Jes. 5 wordt Israël vergeleken met een hele wijngaard. „Nu zal ik mijn Beminde een lied van mijn Liefste zingen van Zijn wijngaard". Dan beschrijft Jesaja dat God alles heeft gedaan, opdat die wijngaard goede druiven zou voortbrengen, „maar hij heeft stinkende druiven voortgebracht".

En ook in Jer. 2 : 2 1 klaagt de Heere: „Ik had u toch geplant, een edele wijnstok, een geheel getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd (in) verbasterde ranken van een vreemde wijnstok?"

Ezechiël krijgt de opdracht om een weeklacht aan te heffen over de vorsten van Israël (Ez. 19 : 1). En dan heet het: „Uw moeder was als een wijnstok in stilheid, geplant bij wateren; hij was vruchtbaar en vol ranken vanwege vele wateren" (v. 10). „Maar hij werd door grimmigheid uitgerukt (en) ter aarde geworpen en de oostenwind heeft zijn vrucht verdroogd; zijn sterke stokken zijn afgebroken en zijn verdroogd; het vuur heeft ze verteerd" (v. 12). Ook in Ez. 15 wordt van Israël, Gods wijnstok, gezegd: „Zoals het hout van een wijnstok is onder het hout van het woud, hetwelk De aan het vuur overgeef, opdat het verteerd worde, alzo zal Ik de inwoners van Jeruzalem overgeven".

En nu zegt Jezus dat Hij de ware Wijnstok is, die door de Vader geplant is en door Hem verzorgd wordt. Hij beantwoordt helemaal aan de bedoeling van de Vader. Hij geeft Zich helemaal over aan de wil en aan de behandeling door deze goddelijke Landman. Dit in tegenstelling met Israël. Daarom droeg Israël geen goede vrucht, maar slechts zure, stinkende druiven. De Vader is in Israël diep teleurgesteld, maar beleeft alleen maar pleizier aan Christus, de Geliefde in Wie Hij welbehagen heeft.

2. Alle rank die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt.

Hier wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten ranken, die met Christus als de Wijnstok verbonden zijn. De ene soort ranken draagt geen vrucht; de andere wél. Het gaat dus hier om een wezenlijk, niet om een gradueel onderscheid. Dus niet over ranken die veel en ranken die weinig vrucht dragen, maar die al of niet vrucht dragen.

Wat zijn dat voor soort ranken, die wél met Christus verbonden zijn, maar toch geen vrucht voortbrengen?

Het zijn de ranken aan wie de Vader, de Landman, alle zorg heeft besteed, ze te eten heeft gegeven van Zijn Woord en ze besproeid heeft met Zijn Geest, en die toch geen enkele goede vrucht hebben voortgebracht, maar slechts zure, stinkende druiven, net als het oude Israël. Het zijn zij van wie Jezus heeft gezegd: „Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd en in Uw Naam duivelen uitgeworpen en in Uw Naam krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt" (Matth. 7 : 22-23).

Het zijn de naam-christenen, de kinderen van het Verbond, de gedoopten, die echter nooit zich in geloofsvertrouwen aan Christus persoonlijk hebben overgegeven en die daarom ook nooit echt deel hebben gehad aan Zijn leven.

Heel hard en onverbiddelijk klinkt de vervloeking over hen: De Vader neemt ze weg en dat oordeel wordt nog verder uitgewerkt in v. 6. Zo heeft Jezus ook eens een vijgeboom vervloekt, omdat die geen vrucht droeg (Matth. 21 : 19 e.v.)

De andere soort ranken zijn wél levend verbonden met de Wijnstok, Christus, door een waarachtig geloof en dragen daarom vrucht. We zien hier weer dezelfde onderscheiding als bij Jakobus 2 : 14-26 over een dood en een levend geloof.

Van deze tweede soort zegt Jezus dat de Landman ze snoeit. In het Grieks staat: „katharei" = letterlijk: „reinigt"- denk maar aan de ketterij van de „Katharen" = de Reinen.

Het rijmt op het woord „airei" = wegneemt. Vers 3 sluit daarop aan: „Gij zijt nu rein = „kathairoi".

Snoeien is een reinigende werkzaamheid. „Al wat de groei en het vruchtdragen in de weg zou staan, ook te weelderige groei, en het hebben van vruchtbeginselen die de ontplooiing van de druif en van de tros zouden belemmeren, wordt met de hand of als het moet met het mes weggenomen" (Bouma).

Judas was een voorbeeld van de eerste soort ranken. Hij verhing zich aan een boom, „en voorover gevallen zijnde, is midden opengebarsten en al zijn ingewanden zijn uitgestort" (Hand. 1:18).

Petrus is een voorbeeld van de tweede soort ranken. De Heere Jezus zag hem aan na de verloochening. En die blik was het reinigende snoeimes. Petrus ging naar buiten en weende bitter. Hij vond een plaats voor berouw, in tegenstelling tot Ezau (Hebr. 12 : 17). Petrus kreeg de genade van de louterende tranen.

Zo moeten ook wij ons overgeven aan de reinigende snoei-werkzaamheden van de Landman, de Vader van Jezus Christus. Hij kerft niet op ons in om ons pijn te doen, maar opdat wij ruimte, lucht en licht ontvangen en zo heerlijke, rijpe druiven zouden voortbrengen.

3. Gij zijt nu rein om het woord dat Ik tot u gesproken heb.

Reeds na de voetwassing had Jezus gezegd: „En gijlieden zijt rein, doch niet allen" (1 3 : 10). Met die éne die niet rein was, bedoeldejezusjudas. Jezus had ook hem de voeten gewassen, maar zijn ziel was vuil gebleven. Hij had het woord van Jezus niet innerlijk aanvaard. Van de overige apostelen gold echter: „Die nu in de goede aarde gezaaid is, deze is degene die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertigvoud" (Matth. 13:23).

Paulus gebruikt in Ef. 5 : 25-27 hetzelfde beeld. Daar zegt hij datjezus Zijn bruid, de gemeente, voortdurend stopt in het Woord-waterbad om Zijn gemeente te reinigen, zodat ze stralend vóór Hem komt te staan.

Het is dus niet het sakrament dat ons rein maakt. Wij zijn rein door het Woord dat tot ons komt en waarvan het sakrament de bezegeling is.

4a. Blijft in Mij en Ik in u

Het zijn dergelijke woorden, die bij mij een oneindige vertedering teweeg brengen. Bij u ook?

Hier zegt Jezus zonder enige beeldspraak dat Hij in ons is. Dat kan mij overweldigen. De Zoon Gods is in mij. En Hij is onafscheidelijk van de Vader. Daarom woont ook de Vader in mij (Joh. 14 : 23).

Ik begrijp deze woorden niet helemaal, maar ik geloof ze. Ik eet die woorden op. Bijna gulzig drink ik ze tot mij.

Van de ene kant schrik ik terug om dit aan te nemen. Ik weet: het kan eigenlijk niet. Maar Hij zegt het. En Hij weet hoe onrein ik nog steeds ben, zodat Hij altijd maar door mij reinigen moet. Desondanks zegt Hij: „Ik in u " en ook: „Gij in Mij".

En Hij draagt mij op om in Hem te blijven en om dus niet uit schaamte en schuldbesef weg te vluchten van Hem, de volstrekt Reine.

Hij in mij en ik in Hem! O wonder van Gods onbegrijpelijke ontferming over een verloren mensenkind!

Zijn aanwezigheid doorgloeit mij. Door het geloof zie ik hoe Hij in mij is. Door het geloof ben ik heel, heel innig met Hem één, een levensverbondenheid als van de rank met de Wijnstok.

En ik weet geen woorden te vinden om mijn dankbaarheid uit te drukken voor dit heilige geheim van Zijn liefde.

4b. Gelijk de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, zo zij niet in de wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.

Dit is een ernstige waarschuwing voor allerlei aktivistische christenen. Ze menen dat ze zo grondig verlost zijn, dat ze het nu verder wel alleen kunnen.

Natuurlijk zullen ze ook geregeld bidden vóór en na tafel. Dat hoort nu eenmaal zo. Maar hun bidden is niet een bidden vanuit de diepte, een smeken vanuit een volstrekt afhankelijkheidsbesef. Hun bidden komt voort uit gewoonte of uit plicht. Daarom mist hun bidden alle warmte, alle fleur en kracht. En wanneer ze dan andere christenen horen zuchten en juichen in hun gebed, dan vinden ze dat bar overdreven, overgeestelijk, valse mystiek. Diep in hun hart vinden ze bidstonden tijdverlies. „Broeders, God roept ons tot de daad!". De handen uit de mouw! Wij kunnen en zullen de wereld veroveren voor Christus!

Maar voor de gelovige die levend met Christus verbonden is, betekenen deze woorden van Jezus een troostvolle belofte. Ze weten het daardoor, datjezus hen niet alléén in het veld stuurt. Hij gaat overal met hen mee. Hij zal hen voortdurend bezielen met Zijn Heilige Geest. Hij schenkt hen kracht en uithoudingsvermogen. Hij is ook meteen bij hen, wanneer ze weer zwak zijn geweest, om hen te verzekeren dat hun zonden zijn vergeven en om hen de hand te reiken om op te staan en samen met Hem verder te wandelen.

Ook voor hen bevatten deze woorden een vermaning nl. om in Jezus te blijven. Een mens blijft blijkbaar dus niet automatisch in Christus, zoals een rank vanzelf in de wijnstok blijft, tenzij hij er met geweld van wordt afgescheurd. Tot ons allen komt de vermaning: „Blijft in Mij". Geloof moet, ook volgens Paulus, geoefend worden. J e kunt groeien in het geloof, groeien in de eenheid met Christus. Daarvoor is nodig de stille overdenking van Gods Woord, de bezinning op jezelf, zodat je je gaat afvragen wat je ten diepste bezielt. In v. 8 staat dat het doel van ons vrucht dragen de verheerlijking van de Vader moet zijn. Wat is óns doel bij al onze christelijke aktiviteiten? Ons hart is zo arglistig! Als we niet oppassen, laten we ons zo gemakkelijk meeslepen door onze ik-drift, door zucht naar macht en eigen roem.

5a. Ik ben de Wijnstok (en) gij zijt de ranken.

Hoe prachtig is dit beeld en hoe vertroostend de werkelijkheid, die daarmee wordt aangegeven.

Paulus drukt datzelfde aldus uit: „Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking van Zijn dood, zo zullen wij het ook zijn (in de gelijkmaking van Zijn) opstanding" (Rom. 6 : 5).

Paulus zegt dus dat wij één plant, één levend wezen, met Christus zijn geworden, maar dat is gebeurd, doordat wij met Hem gestorven zijn: „Wij zijn in Zijn dood gedoopt" (v. 3). We zijn ondergedompeld in Zijn sterven. We zijn één geworden met de Gekruisigde: „Met Christus ben ik gekruisigd" (Gal. 2 : 20).

Maar daardoor ben ik ook één geworden met Zijn opstanding. Als Hij op de paasmorgen het leven herneemt, dan begint vanaf dat moment dat leven heen te stromen naar allen die door de Heere zijn uitverkoren om tot geloof te komen. Dat leven stroomt zelfs terug naar de eeuwen, die aan de paasmorgen zijn voorafgegaan; terug naar Jesaja, Jeremia, David, Mozes, Abraham, Noach, Adam en Eva. Wij die leven in de dimensies van tijd en ruimte, kunnen ons dat niet voorstellen. Maar Jezus heeft gezegd: „Eer Abraham was, ben Ik" (Joh. 8 : 58).

Jezus de Wijnstok, Jezus het Woord in wie al de volheid der godheid lichamelijk woont (Kol. 2 : 9 ) - en ik een rank aan Hem, één van de ledematen van Zijn lichaam! Zijn eigen goddelijk leven stroomt door het kanaal van het geloof naar mij toe. Hetzelfde sap dat de Wijnstok voedt, voedt ook mij.

Uit andere teksten van de Bijbel weet ik dat dit sap van de Wijnstok de Heilige Geest van Jezus Christus is, die Hij van de Vader over ons zendt. Daarom horen pasen en pinksteren bij elkaar. Beide heilsfeiten staan boven de tijd. Wanneer we lezen van de werkzaamheden van de Heilige Geest in het Oude Testament dan was dat reeds het gevolg van iets dat nog komen moest, het pinksterfeest. Ook de Heilige Geest kan zeggen: „Eer Abraham was, ben Ik".

5b. Die in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht.

Wat is die vrucht? Dat is de vrucht van de Heilige Geest. „Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid" (Gal. 5 : 22).

Die vrucht zien we volmaakt in het leven van Jezus. De Heilige Geest bracht Hem tot die sublieme, zichzelf volkomen offerende liefde, tot die blijdschap temidden van allerlei pijn en verdriet, tot die vrede enz.

En het is diezelfde Geest die uit Hem als de Zoon en uit de Vader voortkomt en die op Hem als mens bij de doop in de Jordaan is neergedaald en Hem sindsdien geleid en gedreven heeft, die Zich ook op ons wil neerzetten en in ons wil wonen en werken.

Ik moet (en mag!) dus in Jezus zijn en blijven. Hoe gebeurt dat? Niet door een fysieke versmelting, maar door het geloof.

Toch kan die eenheid met Christus door het geloof zó diep en zo intens zijn, dat het lijkt op een fysieke versmelting. Dat komt, omdat je door het geloof helemaal buiten jezelf treedt. J e bouwt al je verwachtingen op Iemand buiten je. Maar juist daardoor strek je je geestelijk helemaal uit naar Hem. Het is alsof je je mond steekt in Hem, de bron van levend water, alsof je Hem, het brood des levens, werkelijk eet.

Het komt ook vanwege de liefde, die steeds met dat geloof gepaard gaat. Je bent dan zo onuitsprekelijk dankbaar voor de genade, die Hij voor mij door Zijn sterven voor mij verdiend heeft, dat het is alsof je je dompelt in het vuur van die barmhartige liefde. Hij staat door het geloof dan zózeer stralend voor je in al Zijn heerlijkheid en liefde, dat alles in je zich spant en rekt naar deze Geliefde. Dan vergeet je enigszins jezelf en daarom lijkt het erop alsof je ook fysiek helemaal één bent geworden met Hem.

En dan moet je wel vrucht dragen, de vrucht van Zijn Geest, die in je is komen wonen, de vrucht van Gal. 5 : 22.

5c. Want zonder Mij kunt gij niets doen.

Spreekt Jezus hier als het eeuwige Woord door Wie alle dingen gemaakt zijn (Joh. 1 : 13), „Die alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht" (Hebr. 1 : 3)? Vermoedelijk ook wel.

Maar meer in het bijzonder heeft Hij zeker bedoeld dat wij zonder Hem geen goede vrucht kunnen voortbrengen. Sinds de erfzonde zijn wij allen een slechte boom: „Een kwade boom brengt kwade vruchten voort" (Matth. 7 : 1 7 ) . Er moet dus een grondige verandering bij ons plaats grijpen, willen we goede vruchten kunnen voortbrengen. En dat kan alleen, wanneer we één plant worden met Christus, wanneer we als ranken verbonden worden met Hem als de Wijnstok.

Het lijkt erop alsof veel, ook Schriftgelovige, christenen dit vers erg overdreven vinden. Het lijkt erop alsof zij heel wat dingen kunnen doen zonder Hem. In opdracht van Hem zullen zij wel eens even de wereld verbeteren. Ze stellen daar heel wat plannen voor op en voeren die daarna ook uit, terwijl er van een echte afhankelijkheid van Hem niet of nauwelijks sprake is.

Dergelijke christelijke aktivisten zullen ook lachen om die tere beschrijving van de eenheid met Christus. Als ze eerlijk zouden zijn, zouden ze wellicht toegeven dat volgens hen Jezus hier de zaak een beetje romantiseert. „Ik in Hem en Hij in mij - dat is toch niets voor ons, nuchtere Nederlanders, en, zo voegen ze er misschien aan toe, stoere calvinisten.

Maar Jezus méént wat Hij zegt; althans ik geloof dat vast; en ik ben er ontzaglijk blij om. Daarom durf ik, ondanks mijn zondigheid, geloven dat Hij in mij is en ik in Hem en durf vanuit dat geloof te leven.

6. Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen gelijk de rank en is verdord; en men vergadert ze en men werpt ze in het vuur en zij worden verbrand.

Een ontzettend ernstige waarschuwing! Maar je hoort door deze waarschuwing heen het smeken van de liefde van Christus.

Op de straf van de vruchteloosheid volgt de straf van het voorgoed afgesneden worden van Christus, de Wijnstok, met Wie iemand (b.v. door opvoeding en trouw kerkbezoek) uiterlijk kontakt had. Ook dat uiterlijke kontakt wordt dan eenmaal verbroken. Dan treedt de geestelijke verdorring snel op en dan is zo iemand alleen nog maar „brandhout voor de hel".

7. Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal geschieden.

Wij zeiden het reeds dat de eenheid met Jezus niet een fysieke versmelting is, maar een eenheid door het geloof. Dat blijkt hier opnieuw, nu Jezus eraan toevoegt: „…en Mijn woorden in u blijven". Bij de fysieke versmelting gaat het om een zien, een direkte beleving, maar bij een eenheid door geloof gaat het om een openbaring van God, die door middel van woorden tot ons komt. De eenheid met Jezus is dus Schriftgebonden.

Betekent dat nu dat alles wat wij graag zouden willen, ook zal gebeuren, wanneer wij het in onze gebeden aan Jezus voorleggen?

Ik meen dat dit hier niet bedoeld is. Wie één met Jezus is geworden, is één geworden met Zijn wil. Hij leeft helemaal in Christus, dus ook in Zijn wil. Zijn wil is de onze geworden. Wij willen slechts wat Hij wil.

Dat is een van de heerlijkste vruchten van de eenheid met Christus. Het is het sterven aan de eigen wil. Het is het voortdurend spreken: „Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede". „Mij geschiede naar Uw woord".

Wanneer wij dat geheim van de eenswillendheid met Christus, en zo met de Vader, hebben geleerd, dan is er een wonderbare rust over ons gekomen. Dan is alle nervositeit, alle angstige zorg, uit ons weggenomen. Dan hebben we de vrucht van de Geest nl., de vrede.

8a. Hierin is Mijn Vader verheerlijkt dat gij veel vrucht draagt.

Het gaatjezus niet om de verheerlijking van de Wijnstok en nog minder van de ranken. Alles in Hem is gericht op de verheerlijking van de Vader. Ook de verheerlijking die Hij vraagt voor Zichzelf, is toch uiteindelijk gericht op de verheerlijking van de Vader (zie 1 7 : 1 : „Verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke").

Dat de Wijnstok via de ranken zoveel vrucht draagt, is te danken aan de Landman, die er zo uitstekend voor gezorgd heeft, van Wie Jezus als eeuwige Woord het evenbeeld is (Hebr. 1 : 3).

Zo moet het er ons niet om te doen zijn volmaakt te worden als een doel in zichzelf, maar volmaakt worden als een middel om daardoor de Vader te verheerlijken door de verheerlijking van de Zoon, de Wijnstok uit Wie wij vrucht dragen.

8b. En gij zult Mijn discipelen zijn.

Dan hebben ze de les van Jezus pas goed geleerd en zijn dus echte discipelen (= leerlingen) van Hem geworden, wanneer zij a. veel vrucht dragen en b. dat vrucht dragen zien als een verheerlijking van de Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1983

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE WIJNSTOK EN DE RANKEN

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1983

In de Rechte Straat | 32 Pagina's