Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods wil of Maffia ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods wil of Maffia ?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit boek (uitg. Van Gennep-Amsterdam, 308 blz. ƒ 34,50) heeft van de auteur David Yallop als ondertitels meegekregen: „De onverklaarde dood van Joannes Paulus I - bij gebrek aan gerechtelijk onderzoek". Yallop schrijft: „Ik ben er absoluut van overtuigd dat paus Joannes Paulus I, Albino Luciano, vermoord is" (p. 236).

De auteur noemt zes personen, die er voor zichzelf groot belang bij hadden dat deze paus zo spoedig mogelijk zou sterven, nl. kard. Jean Villot, kard. John Coddy, aartsbisschop van Chicago, aartsbisschop Paul Marcinkus, financier van het Vatikaan. Yallop noemt enkele redenen, waarom hij meent dat deze drie de moord niet rechtstreeks op hun geweten zullen hebben.

Vervolgens Michele Sindona, Roberto Calvi en Licio Gelli. Zijn argumentatie: Deze drie hebben bewezen er niet voor terug te schrikken als dat nodig zou zijn om hun financiële hachje te redden, de „Italiaanse methode", nl. van de maffia, toe te passen: moord of geënsceneerde zelfmoord. Vervolgens toont Yallop aan dat het niet zo moeilijk moet zijn geweest om een bepaald vergif, nl. digitalis, dat een hartaanval kan veroorzaken met dodelijke afloop, in het medicijnflesje van de paus binnen te smokkelen.

Dit schrijft kardinaal De Jong:

Al met al zijn dat echter geen strikte bewijzen, die voor een rechtbank als geldig zouden worden aanvaard.

Ik zie niet in waarom het van groot belang is aan te tonen dat de vorige paus zou zijn vermoord. Er zijn in de loop van de eeuwen veel pausen vermoord. Dat weet iedere, ook rooms-katholieke, geschiedschrijver. Wat doet het er dan toe: een meer of minder.

Zo schrijft kardinaal De Jong in zijn „Handboek der kerkgeschiedenis": „Sedert de vermoording van paus Johannes VIII (in 882) tot de afzetting van Paus Johannes XII (in 963) volgden in een periode van 81 jaar 24 pausen elkaar op". „Paus Stephanus VI (896-97) liet het lijk van paus Formosus opgraven, met de pontificale gewaden bekleed voor een synode brengen, zijn wijdingen voor ongeldig verklaren en daarna verminkt in de Tiber werpen. Stephanus werd het slachtoffer van deze waanzinnige daad: bij een volksoproer werd hij gevangen genomen en in de kerker gedood. De paus Leo V en Christophorus werden vermoord. Paus Johannes X werd ter dood gebracht" (deel II p. 97-98).

De kernvraag die zich dus echter vroeger al stelde: Wie gelooft dat deze pausen die zo slecht hebben geleefd (denk b.v. ook aan de latere renaissancepausen), door Christus als Zijn plaatsbekleders op aarde zouden zijn aangesteld en dat ze konden bogen op de onfeilbare bijstand van de Heilige Geest?

Financiële corruptie

Veel belangrijker echter is het boek, wanneer het de nauwe samenwerking, en dus ook de medeverantwoordelijkheid, beschrijft van de Vatikaanse bank met typen als Sindona, Calvi en Gelli van wie hij de duistere en corrupte praktijken uit de doeken doet

Eerst Sindona. Hij stamde uit de Siciliaanse maffia, maar had zich ook weten in te werken in de Milanese maffia. Een slimme zet van hem was dat hij 2,4 miljoen dollar ter beschikking stelde aan de toenmalige aartsbisschop van Milaan, G. J. Montini, de latere paus Paulus VI, voor de financiering van een bejaardenhuis. „Toen kard. Montini het huis opende, stond Sindona naast hem. Er ontstond een hechte vriendschap tussen beide mannen; Montini ging in Sindona steeds meer een waardevolle adviseur zien. Wat kard. Montini misschien niet wist, is dat de 2,4 miljoen dollar voor het grootste gedeelte afkomstig waren van de maffia en de CIA" (p. 95-96). „Miljoenen dollars per jaar werden door de CIA aan een groot aantal bisschoppen en monseigneurs gegeven… om te voorkomen dat Italië een communistische regering zou krijgen. Aldus ex-CIA-agent Victor Marchetti".

Later benoemde Paulus VI Sindona - en deze paus heeft die benoeming gehandhaafd - tot financieel adviseur van het Vatikaan.

„Op 13 juni 1980 werd Sindona in de V.S. van Amerika veroordeeld tot 25 jaar gevangenisstraf en een boete van meer dan 200.000 dollar. Nadien werd hij ook nog schuldig bevonden aan het organiseren van zijn eigen schijnontvoering, zodat er iy2 jaar boven op kwam" (p. 267). De Italiaanse regering had ook al om uitlevering van Sindona gevraagd, maar dat kan pas nadat hij zijn straf van 27/4 jaar in de VS heeft uitgezeten.

Roberto Calvi

In 1971 werd Calvi direkteur van de Banco Ambrosiano. „Dat Calvi keer op keer de (Italiaanse) wet aan zijn laars kon lappen, was mogelijk doordat de Vaticaanse bank hem hierbij hielp" (p. 129). „Calvi's bijdrage bestond eruit de kanker van de Vaticaanse criminaliteit over de hele wereld te laten uitzaaien" (p. 128).

Samen met mgr. Marcinkus was Calvi erin geslaagd de Banca Catolica van Venetië op te kopen. Kard. Luciani, de latere paus Joannes Paulus I, was toen aartsbisschop van Venetië en heeft geprobeerd die onrechtmatige daad ongedaan te maken. Maar hij kon niets bereiken.

„Calvi's zakenrelaties varieerden van kopstukken uit de maffia via doodgewone huis-, tuin- en keukenmoordenaartjes tot rechtse terreurbenden" (p. 293).

Zijn Banco Ambrosiano ging failliet met een tekort van 1,3 miljard dollar. Op 9 juni 1982 had Yallop een telefoongesprek met Calvi. „Acht dagen later werd het lijk van Roberto Calvi gevonden: het hing onder de Blackfriars Bridge in de Londense City" (p. 281). Officieel luidt de lezing: zelfmoord Er zijn er echter maar weinigen die geloven dat iemand op zulk een ingewikkelde manier zelfmoord pleegt, terwijl allerlei andere mogelijkheden, die veel comfortabeler zouden zijn geweest, hem ten dienste stonden. „Meer dan tien jaar was Calvi op financieel gebied de steun en toeverlaat van het Vatikaan geweest" (p. 280).

Licio Gelli

Tijdens de Tweede Wereldoorlog „kreeg hij de rang van Oberleutnant van de SS in Italië en werkte voor de nazi's als verbindingsofficier". „Naarmate de oorlogs kansen keerden, verkoelde Gelli's liefde voor de zaak van de asmogendheden en verminderde zijn communistenhaat. Hij begon samen te werken met de partizanen, waartoe zeer veel communisten behoorden. Wanneer hij een schuilplaats van de partizanen had ontdekt, briefde hij die eerst over aan de Duitsers en gaf dan de partizanen een tip, zodat ze op tijd weg konden komen."

Na de oorlog „organiseerde hij onmiddellijk een vluchtroute voor nazi's, die naar Zuid-Amerika wilden. Zij moesten hem daarvoor 40% van hun geld betalen. Een mede-organisator van deze vluchtroute was de (r.-k. priester) pater Krujoslav Dragonovic uit Kroatië. Tot degenen die er met succes gebruik van maakten, behoorde de Gestapochef Klaus Barbie, bekend als „de slager van Lyon". Barbie hoefde noch pater Dragonovic noch Gelli te betalen. De kosten werden gedragen door de Amerikaanse contra-spionage waarvoor Barbie tot 1951 werkte. Gelli bleef voor het Vaticaan en de Amerikaanse inlichtingendienst werken. In 1954 ging hij nu ook zelf naar Zuid-Amerika" (p. 101-102).

„Een van zijn hoofdtaken werd het aankopen van wapentuig voor Argentinië: tanks, vliegtuigen, schepen, radarinstallaties en ten slotte de Exocet-raket" (p. 103). Hij werd het hoofd van de Italiaanse vrijmetselaarsloge „P(ropaganda) 2".

Senator Fabicio Cicchitto, zelf lid van de P2, zei: „Als je in de jaren zeventig in Italië de top wilde bereiken, was de beste weg die via Gelli en P2" (p. 106).

In september 1978 kreeg de pas gekozen paus Joannes Paulus I een lijst van „de grote Vaticaanse loge" in handen. De lijst omvatte 121 personen. Ze was gepubliceerd door Mino Pecorelli, een ontevreden lid van P2. Daaronder bevonden zich: „Staatssecretaris (van Vatikaanstaat) Villot: vrijmetselaarsnaam Jeanni, logenummer 041/3 ingeschreven in een loge te Ztirich op 6 augustus 1966; kardinaal Agostino Casarolli, de minister van Buitenlandse Zaken van het Vatikaan; kard. Ugo Poletti, vicaris van Rome; kard. Baggio; bisschop Marcinkus en mgr. Pasquale Macchi, de secretaris van Paulus VI" (p. 161). Op 25 maart 1979 werd Pecorelli voor zijn loslippigheid betaald met twee kogels, die een einde maakten aan zijn leven.

Konklusie

Yallop bewijst dat het drietal, Sindona, Calvi en Gelli, in staat waren om een paus te vermoorden. Ze zouden er geen nacht van wakker liggen. Vervolgens dat zij belang hadden bij de dood van Joannes Paulus I.

Maar… er is een oud Latijns gezegde: de posse ad esse non valet illatio; hier toegepast: Al heb je bewezen dat iemand in staat is om een moord te laten plegen en dat hij daar voldoende motieven voor had, dan mag je daaruit nog niet konkluderen dat hij het ook werkelijk gedaan hééft. Daarvoor heb je andere bewijzen nodig. En die geeft Yallop niet.

Het is echter bedroevend dat de huidige paus de plannen van zijn voorganger om de financiële Augiusstal van Vatikaan BV te reinigen, niet heeft doorgezet „Onwetendheid kan niet als excuus gelden: Wojtyla is wel degelijk op de hoogte. Het is eenvoudig ondenkbaar dat de paus niet zou weten wat mgr. Marcinkus onderhand allemaal op zijn kerfstok heeft" De criminele samenwerking van de Vatikaanse bank met de Banco Ambrosiano kon worden voortgezet. Calvi en zijn meesters Gelli en Ortolani kregen ruim baan om onder de protectie van de Vatikaanse bank door te gaan met stelen en frauderen". „Ook de roomse pendant van P2, Opus Dei, gedijt uitstekend onder de nieuwe paus". „Tot de Spaanse tak van Opus Dei behoren niet alleen ex-ministers van Franco, maar ook een figuur als José Mateos, chef van het Rumasa-concern en als het om corruptie gaat de evenknie van Calvi" (244-246).

De stand in april 1984

Yallop eindigt zijn boek aldus: Op het moment dat ik dit schrijf, is aartsbisschop Marcinkus nog altijd in functie. Binnen het Vatikaan is hij veilig; hij zorgt wel dat hij er niet uit komt.

Hetzelfde geldt voor zijn kornuiten Luigi Mennini en Pellegrino de Strobel Alle Italiaanse bezittingen van de laatste twee zijn door de autoriteiten in beslag genomen. Alle drie worden ze in heel Italië gezocht.

Dan is er nog die monseigneur Donato de Bonis, secretaris van het IOR. Ook hem had Luciani willen verwijderen. In het Vaticaan is hij veilig voor de Justitie in Turijn, die een belastingontduiking van een miljard dollar op het spoor is. De Bonis, wiens paspoort is ingetrokken, werkt net als de andere drie heren rustig verder in de Vaticaanse bank.

Een prelaat die eveneens in 1978 op de nominatie stond door Luciani weggewerkt te worden, is kardinaal Ugo Poletti, vicaris van Rome. Dat Luciani er goed aan gedaan zou hebben, wordt achteraf extra duidelijk. Poletti is degene die de toenmalige premier Andreotti de aanbeveling heeft gedaan, generaal Raffaele Giudice aan het hoofd van de financiële politie te plaatsen. Vervolgens heeft het P2-lid Giudice de belastingontduiking van een miljard op touw gezet; Gelli's kassa rinkelde blij. In 1983 heeft Poletti de veronderstelling dat hij Giudice aan diens baan geholpen had, met verontwaardiging van de hand gewezen. De Turijnse Justitie toverde toen een kopie tevoorschijn van Poletti's brief aan Andreotti. Kardinaal Poletti is een leugenaar, maar hij blijft vicaris van Rome.

Zo is de stand van zaken in april 1984. Zo ziet het hart van de wereldkerk eruit. Zo zijn de lieden waarmee het opperhoofd van deze machtige morele institutie, paus Johannes Paulus II, zich belieft te omringen.

Op 27 november 1983 werd bovendien het nieuwe canonieke wetboek van kracht, dat een interessante verandering bevat. De regel dat vrijmetselaars onmiddellijke excommunicatie te wachten staat, is vervallen. Degenen van wie de namen prijkten op wijlen Pecorelli's lijst van „de grote Vaticaanse loge" zijn, voor zover ze nog leven, nu veilig. De zuivering die Luciani beoogde, zal zijn opvolger niet uitvoeren. Niets van wat paus Luciani in petto had is werkelijkheid geworden. Vaticaan BV is daarentegen springlevend. Hoe lang nog? (p. 307-308)

Een vraag: Het boek geeft verschillende voorbeelden van tegenstanders van de Maffia, die van kant werden gemaakt. Dat is misschien de reden waarom het boek in vele talen, maar niet in het Italiaans, is uitgegeven. Een Italiaanse uitgever vindt het blijkbaar te riskant. Maar loopt Yallop zelf dan geen gevaar? De arm van de maffia reikt immers tot in Amerika.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Gods wil of Maffia ?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's