Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GOD GEEFT DE WASDOM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GOD GEEFT DE WASDOM

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

amenvatting van de toespraak, gehouden bij de opening van de Haamstede-conferentie 1988 naar aanleiding van 1 Kor. 3:6 en 7. "Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft de wasdom gegeven. Zo is dan noch hij die plant iets, noch hij die nat maakt, maar God, Die de wasdom geeft".

De eerste aanleiding die dit Woord van God ons doet kennen betreft de toestand in de gemeente van Korinthe. Die was niet rooskleurig. De eenheid binnen de christelijke gemeente leed schade, daarom leed het leven schade. Er heerste een geest van jaloezie, nijd, twist en tweedracht. De gemeente is daarin niet geestelijk maar vleselijk. En dat ondanks de genade die de Heere Zelf had gewerkt.

Ze vergaten hun God en Zaligmaker in hun hoge achting voor bepaalde predikers. Ieder had er zo zijn eigen man en meester. De Korinthiërs toonden hun wereldse gezindheid en zagen aan het werk van God voorbij.

"Paulus", zo zeiden sommigen, "Hij moest in de grootst mogelijke erkenning gehouden worden. Hij heeft zoveel voor de gemeente betekend".

"Nee", zeiden anderen, "Apollos, want hij is veel welsprekender dan Paulus. Door hem zijn we gebouwd en boven Paulus uitgegroeid".

"Wij zijn van Christus", zo spraken nog weer anderen, "Wij zijn'broeders', wij zijn van geen enkele sekte of groep".

U ziet wel, er is niets nieuws onder de zon. Maar Paulus komt tussenbeide en zegt: "Wie is dan Paulus en wie is Apollos, anders dan dienaren, door wie gij geloofd hebt?" Wat zijn wij anders dan dienaren? Dat woord zegt alles.

Paulus, wie is hij onder de apostelen? Een man die veel betekend heeft voor de voortgang en de verbreiding van het Evangelie. De vrucht van zijn werk is aanwijsbaar.

En dan Apollos, die ons wat minder bekend is. Maar dan toch geweldig thuis in de Schriften. Door de Heere gebruikt om na Paulus in Korinthe te werken.

Paulus en Apollos. Geen hoofden van scholen of van elkaar bestrijdende groepen, zoals het geval was bij de Griekse filosofen. Wel dienstknechten, slaven van Christus. Dóór hen, niet aan hen hebben de Korinthiërs geloofd. Instrumenten in de hand van God. Met de hoge en grootste roeping de onvergelijkelijke schat van het geloof uit te delen. Daarbij diende (en dient) iedere vorm van zelfzucht en eerzucht te worden uitgebannen. Hun dienen was planten en natmaken.

Dat laatste karakteriseert dan het geheel van de apostolische arbeid. Er is onderscheid, maar dat heft ten enenmale de zeer nauwe verbinding niet op. "Ik heb geplant, Apollos heeft natgemaakt".

Verbazingwekkend dat de Heere mensen gebruikt in Zijn dienst. Voor de verkondiging van het Woord. Voor het ploegen, zaaien, planten en sproeien. De beelden liggen voor de hand. Zal de aarde vrucht dragen, is het immers nodig dat er geploegd, geëgd, gezaaid en gesproeid wordt. Dat werk is van groot belang. Er hangt heel veel van af. De landbouwer doet wat in zijn vermogen ligt om een goede opbrengst te verzekeren.

God had de aarde ook kunnen zegenen met vruchten, met veel vruchten zelfs, zonder dat de mens daaraan te pas zou komen. Maar dat heeft God niet gedaan.

En ook in het rijk van de genade had de Heere het heil direkt en onmiddellijk in het hart van mensen kunnen werken door de Heilige Geest. God had kunnen ploegen en kunnen zaaien door middel van een wonder of door middel van de engelen. Dat heeft Hij niet gedaan. Dat doet God niet. Het heeft de Heere behaagd om door de dwaasheid van de Evangelie-prediking zalig te maken die geloven.

Dat zal dan ook altijd weer het centrum van het dienen uitmaken. Dat uiterst vitale, dat planten en nat maken, de verkondiging van het Woord.

Moeten we niet konstateren dat er vandaag zoveel wordt georganiseerd naast en bij de verkondiging van het Evangelie? Zoveel dat het wel eens ten koste zou kunnen gaan van het eigenlijk en het wezenlijke van de Evangeliedienst?

Uiteraard wordt er geen woord gezegd ten nadele van b.v. de zielzorg. Ook die is nodig en geboden. Maar Paulus was een prediker en Apollos was dat ook. De Heere Jezus Zelf was een prediker. De Prediker bij uitstek. Zijn heraut, Johannes de Doper, was een prediker. Luther was een machtig prediker. En Calvijn, al wordt dat nog wel eens vergeten, was ook een prediker. John Knox, de Schotse reformator was een prediker. Al de puriteinen en al de mannen van de Nadere Reformatie waren predikers, die de Schriften ontvouwden, uitlegden, toepasten in dat planten en nat maken.

Dat Evangelie nu moet zuiver verkondigd worden. Het goede zaad moet gestrooid worden. Een kansel waarvan de boodschap klinkt die waarheid vermengt met leugen, is krachteloos. Dwaling is de wolk die de waarheid overschaduwt. Uitgerekend op het punt van de verkondiging heeft Christus in Zijn rede over de laatste dingen de waarschuwing laten horen: "Ziet toe, dat niemand u verleide". Het is de waarheid die kracht doet. Niet de leugen. De duivel verschijnt ook als een engel van het licht. Hij gaat aan de kansel niet voorbij. En niemand is er te goed voor om meegevoerd te worden, om van de waarheid afgevoerd te worden. Daarom is de zelfbeproeving van belang. Ook voor hen die in het Evangelie arbeiden. Of we voor Hem, Die de Waarheid is zijn gevallen en het geheel van Zijn waarheid verkondigen. Immers zij die hen horen moeten er het hoofd op kunnen neerleggen.

Ook de kansel, waar het kruis van Christus niet hoog wordt opgeheven, is krachteloos. Christus toch moet het thema, het doel, het leven en de ziel van de kansel zijn.

Dan alleen worden mensen aangetrokken. Niet tot de prediker maar tot Christus. Wat niet naar het kruis van Christus smaakt, hoort niet tot het werk van een dienaar van Christus. Christus is het wapenarsenaal. Bij Hem moeten we zijn voor de hele wapenrusting Gods. Voor het zwaard, het schild, de slinger en de steen. De waarheid heeft kracht en is machtig door God.

De verkondiging heeft ook een geweldig konflikt met de onwetendheid. Met de onkunde die zo groot is. Het is door gebrek aan kennis, aan geloofskennis dat mensen verloren gaan. Het is door de onwetendheid die in hen is, vanwege de verblinding van hun hart. Wij mensen, wij haten van nature die kennis. Wij stellen niet zomaar alles ten achter bij de uitnemendheid van de kennis van Jezus Christus de Heere.

De prediking bindt de strijd aan met die onwetendheid. In het worstelen met de zielen. Om hun behoud.

Daarbij mogen dienaren van het Woord wel iets hebben van een Paulus, dat de liefde van Christus hen dringt.

Daarbij mogen ze ook wel iets hebben van een Apollos, die zo machtig was in de Schriften.

Dienaren hebben dat nodig om leiding te geven. Om de mond van tegensprekers te stoppen. Om te verkondigen de deugden van God. Om niet anders te weten dan Christus en Die gekruisigd. Die verkondiging, waarbij niets van de mens in aanmerking komt en het vlees, ook het vrome vlees geen milimeter speelruimte krijgt. Die verkondiging waarin Christus alles is en de mens niets.

De dienaren zijn niet meer dan de uitgestrekte arm: "Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt".

Ze zullen er weet van hebben dat Gods Woord de waarheid is. Dat dat Woord een hamer is en een vuur. Een kracht ook, die alle hoogten neerwerpt, alles wat zich tegen God verheft. De hoogten van eigendunk, eigengerechtigheid, zonde, ongeloof, wereldliefde en neiging tot afgoderij. Een kracht ook, die opricht.

Daarbij zal er ook de spits zijn die gericht is op levengevende kracht van de Heilige Geest. Dat is van groot belang. De fundering van het geestelijk gebouw ligt diep, de Hoeksteen is vastgemaakt met het bloed van het Lam. De Geest is de almachtige Architekt, Die de levende tempel bouwt. De zenuw van de dienst van het Woord wordt doorgesneden, wanneer wij geen of weinig oog hebben voor dat werk van de Geest.

Planten en nat maken. Een geweldig voorrecht. Ook een grote verantwoordelijkheid. Het is een heilige dienst. Wie hier intreedt, onbevoegd, want onbekwaam, verstoort het Woord van God. Dienaren moeten bekwaam gemaakt zijn om uitdeler te zijn van de menigerlei genade Gods, met een bekwaamheid die uit God is. Tegelijk is het het meest treffelijke werk wat zich op aarde denken laat.

Daarbij is Christus de machtige Overwinnaar, Die voorspoedig rijdt op het Woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid.

Maar al is deze roeping nog zo hoog, dienaren zijn niet in staat noch bij machte één zondaar de ogen te openen of het hart te verbreken. De macht om het Evangelie vrucht te doen dragen is niet aan Paulus en is niet aan Apollos. Die macht is aan God. Dat heeft de Heere helemaal aan Zichzelf voorbehouden. Het is God, Die de wasdom geeft. Het is een regelrecht wonder van Gods genade dat de verkondiging van het Evangelie vrucht draagt. Mensen, ook de meest begaafden zijn daarin slechts dienaren. Het hangt niet van de gaven af. Nooit hangt het daarvan af. Wat de Heere door Zijn apostel zegt, is, dat de Heere het heeft gegeven. Met grote gaven en veel toewijding, kan de Heere het net leeg doen optrekken.

Het gaat dus niet om de gaven, waar de mensen zo naar kijken en waar we zelf zo mee ingenomen zijn. Omdat het onze papieren zo doet stijgen, zodat de mensen zeggen: "Dat is mijn man en daar moet ik zijn".

Verkondigers zijn alleen maar dienaren, slaven, geroepenen om te arbeiden in en met het Woord. En dat gelijk de Heere aan een ieder gegeven heeft. Gaven, zeiden de oude puriteinen al, zijn bepaald nog geen garantie, dat er ook genade aanwezig is. De fijnste schatten worden maar door heel weinigen opgemerkt. De Heere oordeelt op dit punt anders dan mensen. De Heere kan soms hen, die door weinigen worden gekend, dienstbaar maken tot groter werk. Het hangt er maar van af of en hoe Hij het geeft. Dat is het geheim. Hier schiet het net vol, daar blijft het leeg. God geeft de wasdom. Souverein en vrij.

Buit voor de Heere. Vrucht op het volbrachte werk van Christus. Hij zal zaad zien. Daar gaat het om. Dat mensen geraakt worden door het Woord. Ontwaken uit hun zondeslaap, onrustig gemaakt, zich verootmoedigen en toch onweerstaanbaar naar Christus worden getrokken. Dat in de donkere diepte van het mensenhart het licht van het Evangelie schijnt en een omkeer bewerkt.

Dat de oppervlakkigheid plaats maakt voor de ernst van het leven en voor de diepere levensvragen. Dat de zielsdoorborende vraag blijft haken: "Mijn ziel doorziet gij Uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?" Dat er komt een hongeren en dorsten naar de gerechtigheid van Christus. Dat een zoeken van, een verlangen naar, een bidden om genade het hart vervult. Wasdom.

Die boom staat er niet op één dag. Het werk van de genade is niet als de wonderboom van Jona, die er in een nacht stond, maar ook al even snel weer was verdord. Het is net als die eik die uit een klein zaadje ontkiemt en met een bijkans onmerkbare groei van jaar tot jaar toeneemt, totdat hij hoog en breed gekruind en diep geworteld is. Het gaat er maar om dat de wortels uitgeslagen worden in het offer van Christus, door de kracht van de Heilige Geest. En zo in God zelf. Wasdom.

Dat is een bijzonder werk van de Drieënige God in deze wereld. Om tegenover de leugen en tegenover de vader der leugenen de waarheid aan het licht te brengen. En in een om der zonde wil vervloekte wereld te doen verrijzen het gebouw van Zijn gemaakt bestek. Levende stenen in te voegen. Door middel van het planten en nat maken. Vergeet het nooit, schrijft de jonge Mc Cheyne aan een broeder in de dienst, dat het oogmerk van iedere preek is het heil van het volk; opdat daarin de Heere geloofd en geprezen zou worden.

Voor dienaren is er intussen het gevaar dat ze wasdom, zegen verwarren met succes. Dat is een grote en ernstige vergissing. Succes kan zo mooi verpakt zijn en zo aangenaam voor het vlees. Maar je kunt er voor eeuwig mee omkomen en voor eeuwig ongelukkig mee worden. Het gaat om wasdom, om zegen. En die geeft God. Zijn werk komt klaar. Ook vandaag. Al ziet zo op het oogde kerkelijke situatie er bepaald niet rooskleurig uit. We beleven een tijd van neergang. Er worden nogal wat studies verricht, om de oorzaken ervan op te sporen. Daarbij wordt dan vooral gekeken naar het feit dat de wereld om ons heen zo geweldig is veranderd. Dat we in een heel ander klimaat terecht zijn gekomen. Allerlei nieuwe vragen worden gesteld, waarop evenzovele nieuwe antwoorden moeten worden gegeven.

Een gegeven daarbij zou dan zijn dat we de moderne mens niet meer op dezelfde wijze kunnen bereiken als twee of drie decennia geleden.

Dezelfde boodschap moet op een andere manier vertolkt worden. Daarbij worden allerlei methoden en technieken ons aangereikt.

Me dunkt evenwel dat de veranderde sfeer in de kerken de eigenlijke oorzaak is, waarom de mens zich niet meer aangesproken weet.

De kerken zullen krachteloos blijven, tenzij ze terugkeren naar het oorspronkelijke program. Het appèl van Judas zullen we ter harte moeten nemen in zijn korte,hemelse, vlijmscherpe brief om te strijden voor het geloof eenmaal de heiligen overgeleverd. We hebben ons aan te gorden om de boodschap van zonde en genade, van wet en Evangelie uit te dragen. Een rijke Christus vooreen arme zondaar. Daar verbindt God Zijn zegen aan. Wasdom.

Maar zij die dienen in en met het Woord zijn niets. Dat was een hele les voor Paulus. Hij spreekt zelf ergens van een scherpe doorn in zijn vlees, een engel des satans die hem met vuisten sloeg. Maar dat was opdat hij zich niet zou verheffen. Paulus zegt: "Ik ben niets", Apollos zegt: "Ik ben niets". Het is - en dat niet maar één keer - dat gewillig buigen voor de Heere. Voor de grote Ambtsdrager Christus. Noch hij die plant noch hij die nat maakt is iets. Wie is dan Paulus, wie is dan Apollos, anders dan dienaars door wie de Korinthiërs geloofd hebben?

Dienstbaar te zijn aan het getuigenis van de waarheid. Dat is de roeping. In een wereld waarin de leugengeest zich vermenigvuldigt. In een wereld die bevolkt wordt door een mensdom, wat heel veel hoopt en verwacht. Maar die in vervloeking wegzinkt als daar niet blijven deze drie: geloof, hoop en liefde. Die zijn de verbinding met de hemel, de vertroosting en de verkwikking van zondaarszielen.

Daarbij zal er het besef zijn, dat wij zonderde Heere niets kunnen doen. Hebben wede eenheid te bevorderen onder hen die Hij gebruikt. Daarbij zal er het aanhoudend gebed zijn om hulp en bijstand. Om de doorbraak van waarachtig geestelijk leven. Daarbij zal er het besef zijn dat de dienaren niets zijn. Dat de kracht behoort aan God. Er mag dan verscheidenheid zijn van gaven, de één zal de ander uitnemender achten dan zichzelf.

Het beste van alles is evenwel, of God met ons is. Zijn zaak zal niet falen. Zijn welbehagen gaat door. Christus komt. Intussen wordt Zijn Evangelie uitgedragen. In dat planten en nat maken. Inwachtend de zegen van de allerhoogste God. Hij moet de wasdom geven. Hij zal de wasdom geven. Zijn Woord keert niet ledig weer, maar zal doen wat Hem behaagt.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

GOD GEEFT DE WASDOM

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

In de Rechte Straat | 32 Pagina's