Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONTMOETINGEN 57

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONTMOETINGEN 57

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg brief Gerda aan haar ouders)

Die week van voorbereiding op het Heilig Avondmaal telt voor mij als vele weken, 's Morgens was ik veel te vroeg wakker en kon de slaap niet meer vatten, 's Avonds laat naar bed en dan nóg niet kunnen slapen. Talloze mensen klampte ik die week aan. Werken in huis deed ik niet meer. Ik moest de Redelijke Godsdienst uitlezen van a Brakel (ruim 2000 blz.) vóór zondag, en de Bijbel en nog veel meer.

Ik kreeg dagelijks gedichten door de brievenbus van lieve kerkleden. Ik werd radeloos, 't Was allemaal goed bedoeld, maar het sloeg niet op mij! Ik wilde maar één ding: Hém vinden. Dagen lang heb ik met hoofdpijn gelopen en met een krop in m'n keel.

Snappen jullie nu waarom ik zo ongezellig was op de verjaardag van Gerard? Ma zei: Je moet er even uit. Maar ik had spijt, ik dacht: Was ik maar thuis gebleven, thuis tussen m'n boeken.

Daar zaten we met z'n allen. Hoe kón iedereen? Zo maar praten over cursussen, over fietsen, over herinneringen? Ik kon er met m'n pet niet bij. Ik wilde alleen nog maar weg! Ik had al genoeg zonde, ik wilde er niet nog meer bij, ik wilde geen weggegooide avond zonder God.

Ook van jullie snapte ik niets meer. We zaten daar, lekker onder ons, geen vreemden erbij … en dan nóg over koetjes en kalfjes praten?

Ik was o zo blij dat ik weer thuis was. Goed, m'n hoofdpijn was een avond weggeweest, maar toch: liever hoofdpijn met de Bijbel in m'n hand dan geen hoofdpijn en lege handen en een hoop lol. Wat klinkt dat allemaal vroom, hé? Als iemand die weken bij mij naar binnen had kunnen kijken, dan had hij er een vreselijk overhoop gegooide zooi in gevonden. Ik stop hier maar mee, want ik kan dat allemaal niet opschrijven.

Iedere vraag die er maar te vinden is, heb ik me wel tien keer gesteld. Alle antwoorden daarop heb ik bekeken en nog wist ik niks.

Toen werd het woensdag, een dag vol gebed. Heel de dag heb ik (onwetend, dat zag ik later pas) lopen/zitten bidden. Pratend met Tineke, Marjan en anderen heb ik gebeden.

En opeens zag ik dat er Drie Personen zijn in de éne God. Ik had altijd tot God gebeden, maar daardoor was Hij misschien heel ver weg van mij, althans voor mijn besef. God - zo dacht ik blijkbaar - is zo heilig, zo rechtvaardig; ik mocht dus niet bij Hem komen. Maar die dag vielen de schellen van m'n ogen (gek gezegd, maar zo was het). Ik begreep waarom God een Zoon heeft. Ik kon en mocht wél naar Zijn Zoon gaan. Die is daar voor. Die is juist daarom Mens geworden om voor ons de toegang tot de Vader te ontsluiten.

Ik kan dit niet opschrijven, hier zijn geen woorden voor, dus doe ik verder geen moeite. Maar 't was wonderlijk: dertig jaar lang heb ik dit wel geweten, maar had het nooit gezien, begrepen.

Maar toen kwamen de bedenkingen: "ja, maar" en de twijfels en toch ook de hoop ertussen.

Ik pakte de Bijbel weer op en die viel open bij Psalm 45 (Ik begin altijd zo maar ergens) en op, ik meen het elfde vers. Hou je vast, want er staat: "Hoor, o dochter, en zie en neig uw oor en vergeet uw volk en uws vaders huis".

Dat sprak zó sterk! Daar lag het antwoord dat ik nodig had. God sprak hierin tegen mij! En Hem wilde ik dienen. Ik moest al m'n ja maar's, al die onjuiste gedachten die ik van mijn jeugd af had meegekregen, laten varen: "ja maar, eerst dit, dan dat". "Vergeet uw volk" had ik gelezen. Verlaat! Neig uw oor tot Mij!

Toen las ik het kopje dat boven deze Psalm is geplaatst. "Bruiloftslied" stond er boven. Wonderlijk! Bruiloftslied! Lees zelf de Psalm maar na, ik kan er niet over schrijven. Dit begrijpt, denk ik, geen mens, want wat ik toen ervaarde, voel ik nu ook niet meer.

Maar het was er … voor mij! Klaar en duidelijk! Ik heb het daarna verteld aan iedereen, die ik nog sprak. Ook ik mocht Zijn bruid worden. Hij zou er voor immer zijn voor mij, ook voor mij! Dagen lang had ik alleen boetepsalmen kunnen zingen, maar vanaf dat moment alleen nog maar lofliederen: "k Wil U volgen, mijn Heiland".

Ik wist niet half wat ik deed. Ik leek wel dronken, zo zweefde ik. En toch kon ik het amper geloven: voor mij, ik Gerda! Wie had dat ooit kunnen denken. Dertig jaar lang was ik ervan overtuigd geweest dat ik in de hel terecht zou komen. Als kind al had ik er nachtmerries over. En nu? Nu hoeft het niet meer. Ik zag een lichtpuntje, een zonnestraaltje: het blijkt ook voor mij mogelijk te zijn om een kind van God te zijn.

De daarop volgende dagen bleef het zo, met toch wel de twijfel op de achtergrond: Bedrieg ik me niet? Satan dus. Maar God was sterker, ik vertrouwde op Hem. Bij Arthur en de mensen hield ik een achterdeurtje open om, als het nodig was, nog weg te kunnen vluchten. Dat achterdeurtje was het rijtje van de ja maar's. Ik liet niet m'n overgave zien, want als ik toch niet… dan zeggen ze … Dus een slag om de arm.

Maar van binnen wist ik 't, het Avondmaal is er dus ook voor mij. Daar zou ik Hem ontmoeten, dacht ik, daarna zou ik misschien een ander mens wezen, bekeerd. Of was ik nu al bekeerd? ik kon mezelf soms geen vraag meer stellen.

Zaterdagavond op van de zenuwen, kón niet slapen. Eindelijk toch ingedommeld. Om vier uur weer wakker. Ik heb tot vijf uur liggen bidden, aan één stuk door. Ik weet niet meer wat ik heb gebeden, maar 't was ongelooflijk. Ik die anders na drie minuten al niet meer wist wat ik nog verder bidden zou.

Toen het half acht was, kleedde ik me aan: keurige kleren, geen zwart, want ik voelde niet dat dat nodig zou zijn. Maar wel netjes, want ik was immers Zijn bruid en zou schoorvoetend en eerbiedig naar Hem toekomen. Hij riep me. Hij heeft mij gered en gereinigd en ik kón en wilde Hem niet langer verloochenen.

Bij het ontbijt stroomden de tranen. Ook Arthur had het moeilijk en moest dan naar boven om het uit te snotteren en te bidden.

Ik vroeg de Heere om een teken, dat ik écht aan mocht gaan en dat Hij écht mij op het oog had, want anders zou ik in geen geval gaan. Zo bad ik.

In de kerk … alleen het voorspel bracht me al in tranen. Ik was een en al gespannenheid. Ik hield Arthur vast. Ik was zo bang, zo vertwijfeld, wat moest ik doen?

Toen de dienst al tien minuten bezig was, stootte Arthur mij aan: "Ouderling X is er niet". Ik had voor mijn gevoel altijd gedacht dat hij mij tegen zou houden; onzin, want ik wist verder niets van hem af; het was blijkbaar alleen zijn uiterlijk dat bij mij de indruk wekte dat hij een streng iemand zou zijn. "Nou, dan is er niemand die je nog tegen kan houden", zei Arthur.

Dit was het teken van de Heere voor mij; er was geen belemmering meer; de weg was vrij om tot Hem te komen.

Ik heb geen gebed, geen formulier, geen preek meer gehoord. Alleen maar gezongen en gehuild.

En bij de eerste keer dat ik de uitnodiging hoorde, ging ik, vlóóg ik. Ik was er als eerste (de eersten zullen de laatsten zijn). Voor mijn gevoel kwamen de anderen pas uren later. Maar ik móest naar Hem toe. Ik wilde Zijn uitnodiging niet langer afslaan. Ik verlangde zo naar Zijn armen om me heen. En daar zat ik. Ik dacht dat de duivel er niet zou zijn, want die kan toch niet daar bij het Avondmaal komen. Dat is het gewijde terrein, waar geen machten der duisternis toegang hebben; zo redeneerde ik.

Maar er was een sissende stem in mij en die kon niet anders dan van de duivel zijn: "Gerda, ga terug! Wat doe je nti toch! Je ontheiligt het Avondmaal! Ga terug! Je bent niks, je hebt niks. Je bent niet bekeerd! Terug! Dat is niet voor jou. Je mag hier niet komen. Wat zullende mensen wel niet zeggen, en je vader en je moeder? Gerda, ga terug; nu kan het nog".

Maar ik kón niet terug. Ik was gegrepen door God. De Heere liet mij niet meer teruggaan. En toch werd ik bang.

Het brood kreeg ik door al die tranen maar met moeite weggeslikt. Weer was er die stem: "Zie je wel, spuug het uit! Het is niet voor jou". De wijn werd geen toverdrank, ik werd op dat moment geen ander mens. Jezus sprak niet tot mij. Ik was nog steeds dezelfde. Ik zag niks, voelde niks, ervaarde niks. Dus … (zo beet zich de conclusie in mij vast) het was niet voor mij. Ik schaamde me voor de mensen rondom mij; die hadden er nu vast ook niets aan. Ik durfde niemand aan te kijken. Waar bleef ik nu met Ps. 45?

Huilend van ellende kwam ik thuis. Ik dronk een bakje koffie. Tineke belde nog even en ik vertelde hoe miserabel ik me voelde. Natuurlijk heb ik haar dag ook bedorven, zo dacht ik en ik had daar veel verdriet van. Wat was ik toch voor 'n mens? De Heere Jezus en de mensen had ik teleurgesteld. Op van de narigheid dook ik m'n bed in. Wie kon ik ooit nog recht in de ogen zien?

Daar, diep weggedoken onder het dekbed beleefde ik de twee duisterste uren van m'n leven. Het was alsof ik nooit meer een normaal leven zou kunnen leiden. Mijn schaamte tegenover de Heere was zo groot!

Ik durfde niet meer uit bed te komen. Kon het leven echt nog gewoon doorgaan? Nee! De kinderen opvoeden? Op straat mensen aankijken en groeten? Nee! dat zou ik nooit meer kunnen.

Ik was zo bang, zo vreselijk bang, ik voelde me zó schuldig, zó ellendig! Dit kon nooit meer goed gemaakt worden tegenover God. Onheilig schepsel, dat je bent! Ik zocht in mYi Bijbel, bladerde daar angstig in, op zoek naar beloften. Nooit had ik begrepen dat de Bijbel tegen je kon getuigen. Nu leek het alsof alles zich tegen mij keerde, elk woord, elke tekst.

Ik bad en huilde en wilde eigenlijk niet meer leven. Ik had nooit kunnen begrijpen dat David Ps. 116 had kunnen dichten, nadat hij bekeerd was: "Ik lag gekneld in banden van de dood" Nu snapte ik het o zo goed. Ik voelde deze Psalm branden van binnen. Echt, ik heb me zo nooit gevoeld. Dit was erger dan allerlei andere angsten, die ik ooit heb gehad.

Na twee uur ben ik naar beneden gegaan om troost bij Arthur te zoeken. Als een ellendig hoopje zat ik op de bank. Wat moest ik nu nog? Wie was ik?

Toen ging de bel. Ouderling W. kwam binnen om zo maar een praatje te maken. Achteraf zei hij: Ik had min of meer verwacht dat je in een zwart gat zou vallen, want je was veel te gespannen ermee bezig geweest; ik heb ditzelfde al een keer bij iemand meegemaakt.

Hij is ongeveer anderhalf uur geweest en heel langzaam zag ik weer wat licht en begon er iets van hoop in mij te gloeien. Hij stelde namelijk de vraag: "Als je nou niet was aangegaan, wat dan?"

Daar heb ik lang over nagedacht en ik kwam tot de conclusie: Dan was ik achteraf nog veel ellendiger geweest dan nu. Daaruit putte ik troost en kracht. Ik had gekozen, ik kon niet anders en déze keuze was toch de beste geweest.

De ouderling stelde voor dat zijn vrouw 's avonds bij ons zou oppassen, zodat Arthur en ik samen naar de kerk zouden kunnen gaan. Wat een meeleven! Nog geen twee uur daarvoor dacht ik: Ik hoef nooit meer naar de kerk, en nu voelde ik toch boven mijn schaamte uit de behoefte naar de eredienst weer komen.

Tineke kwam ook nog langs die middag. Ze had zo over mij ingezeten. Uiteindelijk paste zij op de kinderen en gingen Arthur en ik samen naar de kerk.

Waar ik - vreemd genoeg - op gehoopt had, gebeurde niet: ik werd niet afgewezen; 't was toch ook voor mij geweest. Ik twijfelde en zocht maar in mezelf. Zingen kon ik niet, althans niet met mijn mond, maar al de Psalmen zong ik biddend met mijn hart mee. M'n hart schreeuwde om een uitweg; ik was zo verdrietig.

De volgende dag, voordat de dominee bij mij op de stoep kon staan, was ik al weg, naar ouderling Y. Dat was een zware'; die zou mij wel afwijzen: "Wat? Jij? Aan het Avondmaal? Jij?"

Maar nee, integendeel, hij begreep me en prees God dat Hij mij zo ver had gebracht. Ik snapte er niks meer van.

Die maandag was een rare dag. Alle mensen die ik die dag gesproken heb, vonden het zo'n fijne zondag!?

Ik twijfelde en zocht, las opnieuw a Brakel. maar nergens was er een vinger die beschuldigend naar mij wees: Dat was niet voor jou. De Heere Jezus was er ook voor mij, juist voor mij!? Ik kon er niet bij: voor mij? Hoe kón dat? Ik was zo slecht.

Ineens kwam ik op een idee. Tijdens het Avondmaal zat ik naast een zwart gekleed, oud vrouwtje. Zij zou wel zeggen dat het niet voor mij kon zijn. Ik kwam er achter wie zij was en waar zij woonde en ging er diezelfde avond heen.

Ze kende me niet, maar liet me toch binnen. Ik vertelde wie ik was en waarvoor ik kwam. Nee … ook zij wees niet met de vinger naar mij.

Ik wist het niet meer en ging wéér aan het zoeken, maar nu vooral in de Bijbel. De Bijbel die ik nooit begrepen had, begon ik nu wel te begrijpen.

Op zang had ik moeite met het zingen, maar van binnen brandde ik van verlangen. En mijn mooiste liederen werden die avond gezongen.

Ik zag hoe groot, hoe hoog, hoe heilig, hoe machtig en goed God is. Ik zonk weg en werd nietig, maar ik kreeg hoop en kracht.

Ik zei in die dagen steeds: Ik laat U niet gaan, tenzij U mij zegent. Net als Jakob.

De dagen regen zich aaneen. Ik bleef zoeken naar antwoorden. Ik schreef brieven aan onze dominee en dominee Hegger schreef ik ook. Ik kreeg antwoorden terug, maar het blijven mensen en ik ben in gaan zien dat ook zij 'middelen' zijn.

Ik ben steeds rustiger geworden, maar de onrust komt toch telkens in mij naar boven. Waarom? Misschien omdat ik bang ben voor de rust. Ik ben bang dat ik mezelf dan bedrieg.

En toch … heb ik hoop. Ik ben toch niet meer de oude Gerda van weken geleden. Ik kan mezelf niet staande houden; dat moet de Heere doen. Ik moet alleen maar geloven en vertrouwen en dat is zo moeilijk, omdat het zo gemakkelijk is.

Wij hebben een nieuw huwelijk, zo lijkt het wel. Tussen Arthur en mij is alle schroom weggevallen. We praten over niks anders meer. We zitten dagelijks vol met vragen, gebreken, zonden en twijfels, maar toch hebben we hoop dat we eens een weg zullen zien, die we gaan mogen, 't Wonder zou te groot zijn om te geloven, maar toch! En ook onze bede is: "Leer mij naar Uw wil te handelen".

Ik heb er alles voor over. Ja, ik had het me nooit kunnen indenken, maar ik heb er echt alles voor over, als ik Hem maar mag kennen, me geborgen mag vinden in Zijn armen, alleen uit genade. Al moet ik mijn eigen leven geven, als ik maar weet dat ik de Zijne ben en Hij de mijne. O eeuwig wonder! Hier schieten woorden tekort, 't Klinkt heel vroom, ik denk dat ik dat ook nooit uit kan spreken, maar ik voel het wel zo.

Waar mijn/onze weg heen leiden zal, weet ik nog niet. Ik kan alleen nog maar bidden of de Heere me te sterk wil blijven en de satan weg wil houden, want o ik ben zo zwak.

Het is onderhand een heel boekwerk geworden. Het is wel een ik-brief geworden, maar ik hoop dat ik eens een brief uitsluitend over Hém zal kunnen schrijven. Veel liefs van jullie dochter Gerda.

(Wordt vervolgd)

ZO KAN HET OOK

Geachte Redaktie,

Al ettelijke jaren krijg ik steeds van mijn vader IRS door. Ik lees uw blad met veel genoegen en vaak is het mij tot grote troost.

De reden waarom ik zelf geen abonnement nam, was de totale onmogelijkheid voor mij om het, hoewel bescheiden, abonnementsgeld op te brengen. Sinds een paar maanden is dit gelukkig veranderd, omdat ik per 1 augustus een baan heb gekregen, al is het ook maar voor enkele uren per dag.

Het leek mij echter beter om desondanks geen abonnement te nemen, want het doorgeefsysteem vader-dochter werkt prima en dan is het beter u de onkosten van een abonnement te besparen.

In plaats daarvan wil ik liever mijn waardering voor uw werk tonen door maandelijks vanaf november, zolang dit voor mij mogelijk is, ƒ 25.- naar uw bankrekening over te maken.

Ons kommentaar: zonder meer ontroerend! Heel hartelijk dank!

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

ONTMOETINGEN 57

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's