Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goede werken, vrucht van geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goede werken, vrucht van geloof

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rome verwijst ook naar Jakobus 2 : 14-26. "Ziet ge wel, zegt men dan, hoe belangrijk de goede werken wel zijn. Het staat er toch zo duidelijk dat Abraham uit de werken gerechtvaardigd is! Zo blijkt toch dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof." Op het eerste zicht lijkt de tekst van jakobus in tegenspraak te zijn met wat Paulus zegt in Romeinen 4 vers 3: "Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend."

Leven van en uit het geloof

Jakobus neemt zijn uitgangspunt in Genesis 22, namelijk Abrahams offerande van Izaak. "Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Izaak op het altaar legde?" Jakobus 2:21). In verband nu met dit 'werk' van Abraham schrijft Jakobus dat de Schrift is vervuld geworden die zegt: "Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd." (vers 23). In deze tekst valt het toch duidelijk op dat het 'werk' van Abraham 'geloofswerk' was. Het was een vrucht van geloof! Jakobus ziet het woord uit Genesis 15:6 vervuld in Genesis 22. Het geloof komt tot volmaking in de geloofsdaden. Hieruit blijkt hoe nauw Jakobus de band ziet tussen geloof en werken. Hij ziet Abrahams leven in zijn totaliteit, niet slechts in het moment van het geloof dat in Genesis 15:6 wordt beschreven. Het ganse leven van Abraham was een leven van en uit geloof. En alle werken die Abraham deed waren geloofswerken, vruchten van het geloof. Iemand die gelooft, doet ook werken, maar het zijn niet die werken, die hem rechtvaardigen, maar het geloof dat normaliter wordt uitgedrukt in werken. Jakobus ziet het woord van Genesis 15:6 'vervuld', d.i. vol gemaakt, ten volle aan het licht getreden in de concrete werkelijkheid van Abrahams geloofsgehoorzaamheid in Genesis 22. Dit blijkt eveneens uit wat Jakobus schrijft in vers 22 dat Abrahams geloof 'volkomen' werd uit zijn werken. Dat wil niet zeggen dat Abraham eerst een onvolkomen geloof had of een gebrekkig geloof, maar dat in Abrahams offerdaad de volkomenheid van zijn geloof openbaar werd. Jakobus zegt ook dat Abrahams geloof meewerkte met zijn werken. Dat wil zeggen dat er bij Abraham een onverbreekbare band bestond tussen geloof en werken. Werkte het één, dan werkte ook het andere. Wie hieruit zou besluiten, dat Jakobus aan het geloof nog een tweede zelfstandig element (de werken) zou toevoegen, heeft de zin van Jakobus 2 niet begrepen. Ik wil hier verwijzen naar een boek van Dr. Berkhouwer: 'Geloof en Rechtvaardiging'. Natuurlijk leert de Bijbel dat goede werken Gode aangenaam zijn, maar ze bezitten nooit rechtvaardigende kracht. Het is 'door het geloof dat wij worden gerechtvaardigd, ook eer wij goede werken doen. Calvijn zegt hierover: "De rechtvaardigheid is alleen gelegen in Gods barmhartigheid, alleen in Christus' gemeenschap en daarom alleen in het geloof, want indien ze op de werken steunt, moet ze terstond voor Gods aangezicht ineenstorten…. Ongetwijfeld, daar het een zeer hovaardig woord is (nl. verdienste) kan het niet anders dan Gods genade verduisteren, en de mensen vervullen met slechte hovaardij. Wat is dat dan voor kwaadaardigheid, dat de mensen niet tevreden zijn met die mildheid Gods, die de werken, zonder dat ze iets van dien aard verdienden, met onverschuldigde beloningen beloont, en dat zij met heiligschennende eerzucht ernaar streven dat aan de verdiensten der werken schijne vergolden te worden, wat geheel en al een geschenk is van Gods milddadigheid?" (Inst. III, XV, 2,3,4).

Welke is ons fundament?

Welk toch is ons fundament? Wanneer je in het licht van Gods heiligheid wordt geconfronteerd met eigen kleinheid en lauwheid, met de triestheid van zoveel zwakheid in je leven, met dat ellendig egoïsme dat altijd maar weer wil roemen op eigen vleselijk kunnen, dan verstommen werken en verdiensten. Nooit kunnen zij een fundament zijn van rechtvaardiging! Want het beste wat in onze werken aanwezig is, is nog schandelijk voor Gods aangezicht.

Horen we toch, vanuit Romeinen 8, naar het getuigenis van Gods Geest die leert dat alles wat we doen besmet is door de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid! Ook het beste van het beste der werken! Het is om ineen te krimpen van schaamte en van wanhoop. En met Jesaja moeten we verslagen uitroepen: "Wee mij, want ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen en mijn ogen hebben de Koning gezien." (Jesaja 5:5). Tenzij… O Heerlijkheid Gods, o diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Uw beschikkingen, hoe onnaspeurlijk zijn Uw wegen. Hoe overweldigend is de rijkdom Uwer Genade. Beteuterd en sprakeloos en met lege handen staan wij voor U, de Heilige! Welk is ons fundament? Op welke grondslag kunnen wij het 'Heilige der heiligen' betreden? Op grond van onze vroomheid misschien? Op grond van ons bijbellezen? Of van onze stille tijd? Indien dit een waar fundament zou zijn, in onze ogen, dan is het vuilnis in Gods ogen. Paulus spreekt zelfs van drek! (Fil. 3).

De ware en vaste grondslag

Alléén het Bloed van het Lam is de ware en vaste grondslag! Op grond van het Bloed van het Lam kunnen wij voor God bestaan. "Het Lam dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof." (Openb. 5:12).

Jezus Christus is het ware fundament. Het énige fundament. "Want een ander fundament dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen." (1 Cor. 3 : 1 1 ) . Het is Zijn volmaaktheid die ons wordt toegerekend door het geloof: "Door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt die geheiligd worden." (Hebr. 10:14).

Waar blijft dan het roemen? "Maar uit Hem is het dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Heere." (1 Corinthe 3:31).

Ik wil Calvijn nog eens laten spreken: "Hoedanig fundament is Christus in ons? Zulk een, dat voor ons het begin der zaligheid geweest is, opdat de vervulling door ons aangebracht zou worden? Geenszins, maar, zoals hij kort tevoren geschreven had, wanneer wij Hem erkennen, is Hij ons gegeven tot rechtvaardigheid. Niemand is dus goed in Christus gefundeerd, dan hij, die een volkomen rechtvaardigheid in Hem heeft: want de apostel zegt niet, dat Hij gezonden is om ons te helpen tot het verkrijgen der rechtvaardigheid, maar opdat Hij zelf onze rechtvaardigheid zij (1 Corinthe 1 : 30). Namelijk daarin, dat wij in Hem uitverkoren zijn van eeuwigheid voor de grondlegging der wereld, zonder enige verdienste onzerzijds, maar naar het voornemen van Gods welbehagen; dat wij door Zijn dood zelf verlost zijn van de vloek des doods en van het verderf bevrijd; dat wij in Hem door de Hemelse Vader aangenomen zijn tot kinderen en erfgenamen; dat wij door Zijn bloed met de Vader verzoend zijn; dat wij, aan Hem ter bewaring gegeven, onttrokken worden aan het gevaar van ondergang en vernietiging; dat wij, zo in Hem ingelijfd, reeds enigermate het eeuwige leven deelachtig zijn, en door hoop het Koninkrijk Gods binnengetreden zijn (Ef. 1:4, Col. 1:14,20; Joh. 10:28, enz.). En nog zijn we niet aan het eind: dat Hij zelf, nadat wij zo deel aan Hem gekregen hebben, ook al zijn wij zondaars, dat Hij ons tot rechtvaardigheid is, ook al zijn wij onrein, dat Hij ons is tot reinheid; ook al zijn wij zwak, ongewapend en blootgesteld aan satan, dat toch van ons is de macht, die Hem gegeven is in hemel en op aarde, waarmee Hij voor ons satan vertreedt en de poorten der hel verbreekt; ook al dragen wij het lichaam des doods nog met ons om, dat Hij toch ons leven is. Kortom, dat alles, wat van Hem is, van ons is, en dat wij in Hem alles hebben, maar in onszelf niets. Op dit fundament moeten wij gebouwd worden, indien wij willen opwassen tot een tempel de Heere geheiligd." (Inst. III, XV, 5).

Door geloof gerechtvaardigd

Ik heb de stellige indruk dat Rome nooit goed heeft begrepen wat de Reformatie bedoelde met haar rechtvaardigheidsleer-door-het-geloofalleen. Volgens Rome zou het een 'effectloze' toerekening zijn, die geen werkelijke verandering bewerkt in de mens. Maar het tegendeel is waar. Het geloof is juist het fundament waarop liefde en goede werken kunnen opwassen en wel omdat het geloof Gods begenadiging aangrijpt en erkent. Het is toch duidelijk dat alleen een gerechtvaardigde- door-het-geloof in staat is om goede werken te doen. Waarom? Omdat zij alléén op grond van Gods begenadiging Gode welgevallig kunnen zijn. "Waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten. Door welke wet? Der werken? Neen, maar door de wet van geloof. Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet." (Rom. 3:27-28).

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

In de Rechte Straat | 16 Pagina's

Goede werken, vrucht van geloof

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

In de Rechte Straat | 16 Pagina's