Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moet ik mijn zonden biechten?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moet ik mijn zonden biechten?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Ds. J. Weij verscheen: "Mijn zonden heb ik U gebiecht". Een uitgave van: Boekencentrum Zoetermeer. 101 pag. - prijs: ƒ 22,50. Een heel prettig leesbaar en overzichtelijk boek.

Eerst het rode potlood

Ds. Weij probeen in dit boekje eerst de rooms-katholieke leer zo goed mogelijk weer te geven. Hij is volgens mij daarin niet helemaal geslaagd. Maar dat ligt vooral aan de ingewikkelde r.-k. leer op dit punt. Ik meen dat ik die onjuistheden moet corrigeren, want anders zouden r.-k. lezers mij kunnen verwijten: u weet beter, waarom zegt u daar niets van? Vandaar eerst het rode potlood.

Ds. Weij schrijft: "Bij deze biecht moest er sprake zijn van oprecht en zelfs volmaakt berouw" (15). De catechismus van de Nederlandse Bisschoppen (CNB) van 1958 zegt echter: "Voor een goede biecht is het onvol maakt berouw voldoende" (Vr. 308). "Men moet minstens één keer per jaar de doodzonden biechten" (16). Een verplichting in deze vorm bestaat echter niet. De leer luidt: men moet de doodzonden zo snel mogelijk biechten, want als men komt te sterven zonder de doodzonden gebiecht te hebben, gaat men naar de hel.

Wel is er de verplichting om één keer per jaar ter communie te gaan (r.-k. term voor: het eten van het Avondmaalsbrood). En wanneer men een doodzonde op zijn geweten heeft, moet men die eerst biechten; anders begaat men een heiligschennende communie en eet men zichzelf het oordeel, de eeuwige hel.

Ds. Weij: "De gelovige begaat een doodzonde wanneer de wet van God bewust en uit vrije wil wordt overtreden" (17). Daaraan moet worden toegevoegd: "in een grote zaak" (CNB vr. 381). De doodzonde staat tegenover de dagelijkse zonde. Daarover zegt de CNB in vr. 384: "Wij doen dagelijkse zonden:

1. als wij de wet van God overtreden in een kleine zaak;

2. als wij de wet van God overtreden in een grote zaak, maar niet met volle kennis of niet met geheel vrije wil."

Op pagina 17 zegt ds. Weij dat de term 'zware zonde' een afzwakking zou zijn van de term 'doodzonde' waarmee Trente de ernst van de zonde wilde aangeven. Dat is niet waar. Voor Ons betekenden die termen precies hetzelfde. Als een overste een kloosterling op straffe van doodzonde en hel tot iets wilde verplichten, noemden wij dat een verplichting sub gravi, dat is: onder zware (zonde).

Weij zegt naar aanleiding van Matth. 16 : 19: "Onder het 'binden' (van de zonden) verstaat men het opleggen van boete." Dat moet zijn: "Onder 'binden' (van de zonden) verstaat men dat de priester aan de biechteling niet de vrijspraak van zijn zonden verleent." Volgens Weij is het opleggen van de boete of de voldoening "een transformeren van de eeuwige straf die de zondaar verdient in een tijdelijke. De vergeving die de priester uitspreekt, is daarmee conditioneel" (19). Dat is onjuist. Dat blijkt al daaruit dat iemand die slechts dagelijkse zonden biecht en dus niet ontslagen hoeft te worden van de eeuwige straf, evengoed een boete of voldoening krijgt opgelegd. De vergeving is dan ook niet conditioneel (dat is: afhankelijk van het volbrengen van de opgelegde voldoening). Het sacrament van de biecht schenkt volgens Rome de vergeving der zonden onvoorwaardelijk, ex opere operato, dat is: krachtens eigen werkzaamheid. Wel moeten bepaalde voorwaarden vervuld worden, wil het sacrament zijn uitwerking in ons krijgen. Daarvoor is nodig een 'effectief berouw, dat is: een berouw dat gepaard gaat met het vaste voornemen om die zonde nooit meer te doen. Een andere voorwaarde is de bereidheid om de opgelegde 'penitentie' (boetedoening) te volbrengen.

Niet volledig is ook wat Weij op pagina 25 zegt dat men in de biecht de doodzonden met de omstandigheden moet biechten. Je hoeft namelijk slechts de omstandigheden te vermelden die de zonde van soort doet veranderen. Wanneer jezelf en de ander met wie je seks bedrijft, niet getrouwd is, is het slechts ontucht. Maar wanneer er seks bedreven wordt met iemand die met iemand anders is getrouwd, verandert dat de zonde van soort, want dan is het echtbreuk. Maar allerlei andere omstandigheden hoef je niet te biechten.

Een protestants pleidooi voor de biecht

De ondertitel van het boek van ds. Weij luidt: 'Een pleidooi voor de biecht'. Als we daarover gaan nadenken, komen we vanzelf voor de vraag te staan: waarom is het biechten in de R.-K. Kerk zo snel teruggelopen? Ds. Weij zegt hierover: "De behoefte aan de biecht is afgenomen door een ander verwachtingspatroon. Velen zochten vroeger in de biecht een persoonlijke geestelijke begeleiding van de priester. Nu vinden de mensen ook steun bij elkaar" (30). Ik meen dat hij dat niet juist ziet. Het zoeken naar persoonlijke begeleiding door de priester kwam zeer sporadisch voor. Bovendien was het ontvangen van geestelijke leiding niet aan de biecht gebonden. Dat kon ook gebeuren in een gewoon pastoraal gesprek of via briefwisseling.

Er waren er ook maar zeer weinigen die een innerlijke behoefte hadden aan de biecht. De overgrote meerderheid ging alleen maar biechten om de straf van de hel te ontlopen of om vermindering van de straf in het vagevuur te verkrijgen. Ik meen dat met enig recht te mogen zeggen, want ik heb als priester ongeveer 20.000 biechten gehoord. Men ging biechten uit een behoefte om de angst voor de hel kwijt te raken. En die angst was door de prediking bij de mensen gewekt. Ze kwam dus niet of nauwelijks voort uit een verlangen om je geweten te ontlasten. De eigenlijke reden waarom het biechten in de R.-K. Kerk zo snel bijna geheel verdwenen is, ligt in het feit dat men niet meer geloofde in een eeuwige hel en in een vagevuur, en zeker niet in de noodzaak van het biechten van de doodzonden aan een priester om er de vergeving van te ontvangen en daardoor niet in de hel terecht te komen. Het is goed dat we dit voor ogen houden, voordat we beginnen aan een protestants pleidooi voor een biecht. Ik ben in elk geval blij dat Weij met nadruk stelt: "De vrijwilligheid staat voorop" (81). Maar reeds daardoor is een eventuele protestantse biecht wezenlijk anders dan de r.-k. biecht. Trente heeft namelijk uitgesproken dat het biechten van de zware zonden "noodzakelijk is ter zaligheid" (19e zitting canon 6).

Maar als aan die voorwaarde van de vrijwilligheid is voldaan, is dan een protestantse biecht wenselijk? Ik heb er in elk geval grote moeite mee, wanneer dat gebeurt in de vorm van een biechtliturgie. Weij geeft drie voorbeelden van zo'n biechtliturgie. Is een vastgestelde liturgie niet in strijd met het wezen van de gebrokenheid des harten? Als je er innerlijk kapot van bent, bijvoorbeeld omdat je iemand van het leven hebt beroofd of een ge mene loer hebt gedraaid in het zakenleven of vieze echtbreuk hebt gepleegd en je vrouw hebt bedrogen, dan wil je dat uitschreeuwen in bittere zelfaanklacht. Dan kun je volgens mij alleen maar een weerzin hebben in een van te voren vastgestelde vorm van die schuldbelijdenis.

En helpt het wel echt, wanneer je als ambtsdrager aan iemand zegt dat zijn zonden hem vergeven zijn? Ik herinner mij een vrouw die altijd terugkwam om dezelfde zonde te biechten, namelijk dat ze abortus had laten plegen. Natuurlijk hield ik haar telkens voor, dat een eenmaal in de biecht vergeven zonde volgens de r.-k.leer voorgoed vergeven is. Maar dat schonk haar geen rust. Ze smeekte iedere keer of ze het opnieuw mocht biechten. Ik kende toen nog niet het vertrouwen in de belofte van Christus dat een ieder die zich in geloof aan Hem overgeeft, de vergeving van zijn zonden ontvangt. Anders zou ik haar daar zeker op gewezen hebben en dan had ze daarin haar rust kunnen vinden. Want het is nog heel wat anders, wanneer je een medemens hoort zeggen dat je zonden vergeven zijn, of dat je dat uit de mond hoort van Hem, Die door Zijn eigen dood als het Lam van God onze zonden heeft weggenomen.

Ds. Weij heeft er in elk geval goed aan gedaan dat hij de vraag van een eventuele protestantse biecht opnieuw aan de orde heeft gesteld. Heel leerzaam zijn de aanwijzingen die hij geeft op pagina 78: "Wanneer mensen ervaren dat hun geweten door zonden overbelast is; hun geloof verzwakt, ontmoedigd of op drift is geraakt; zij zelf geen kans zien om met God in het reine te komen; zij zelf de beloften van het Evangelie niet meer kunnen vastgrijpen - kan er gesproken worden over het toepassen van de biecht."

Ik wil dit artikel niet te lang maken. Mag ik degenen die op deze vraag wat dieper willen ingaan, verwij zen naar mijn boek 'Eén in de levende Christus'? Op pag. 120-136 heb ik daarin geschreven over de r.-k. biecht, over een mogelijke protestantse biecht en over 'schuld belijden is jezelf (laten) bevrijden'.

Vaticaan greep in

Na het tweede Vaticaanse concilie werd steeds vaker in r.-k. kerken een 'algemene biechtpraktijk' ingevoerd. Die bestaat uit een boeteviering waarbij de priester voor het gehele volk de zonden voor God belijdt en aan het slot een algemene absolutie (vrijspraak van de zonden) uitspreekt. In Australië was die algemene biecht steeds meer gewoonte geworden. Het Vaticaan heeft nu ingegrepen en de puntjes op de kerkrechtelijke 'i' gezet: een algemene absolutie mag alleen in extreme gevallen, bijvoorbeeld bij een oorlog of een ramp. In alle andere gevallen is de private biecht van de zware zonden aan een priester noodzakelijk; anders ga je na je dood niet naar de hemel maar naar de hel. Aldus een bericht in het Katholiek Nieuwsblad van 22 oktober 1999.

Toch wil ik ook een verblijdend bericht doorgeven. In een boodschap aan de jongeren zei deze paus: "Wij kunnen alles in Degene die onze Verlosser is. Richt je tot niemand anders dan Jezus alleen. Zoek niet ergens anders naar datgene wat alleen Hij je geven kan. Want bij niemand anders is er redding te vinden en geen andere Naam onder de hemel is aan de mensen gegeven waarin wij gered moeten worden (Hand. 4 : 12)". Aldus het Katholiek Nieuwsblad van 16 juli 1999.

Inderdaaad, de Heere Jezus zei tot Paulus dat Hij hem zenden zou naar de heidenen "om hun de ogen te openen en hen te bekeren van de duisternis en van de macht van de satan tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden door het geloof in Mij" (Hand. 26:18).

We ontvangen de vergeving enkel door het geloof in Christus, dus door niets anders, door geen biecht aan een priester, door geen tranen van berouw, door geen zware boetedoening of door wat dan ook. Zodra wij met ons hart ons geloof in Christus uitspreken, worden we vrijgesproken van alle schuld.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2000

In de Rechte Straat | 16 Pagina's

Moet ik mijn zonden biechten?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2000

In de Rechte Straat | 16 Pagina's