Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijwater en exorcisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijwater en exorcisme

5 minuten leestijd

Bij de ingang van een roomse kerk is aan de muur of tegen een pilaar een wijwaterbakje aangebracht. Praktiserende rooms-katholieken dopen hun vingertoppen in het water en slaan een kruis voordat zij verder lopen.

Dit ritueel is een teken van eerbied bij het betreden van een kerkgebouw. Wie zo binnentreedt, doet dat biddend en met eerbied. De praktiserende rooms-katholiek beseft dat hij in een gebouw komt dat aan de dienst van God is gewijd. Boven de deur van de kerk staat dan ook vaak in het Latijn: “Porta coeli”, dat is “poort van de hemel”, een herinnering aan Genesis 28:17, waar Jakob zegt: “Dit is niets anders dan het huis van God en de poort van de hemel.”

Wijding

Wijwater is water dat door een priester is gezegend en dat gebruikt wordt bij allerlei liturgische en vrome handelingen. De gelovigen worden door het wijwater herinnerd aan hun doop én aan de wijding van het kerkgebouw. Door het doopwater zouden zij zijn gereinigd van hun zonden en zou hun lichaam een tempel van God zijn geworden (1 Kor. 6), zoals het gebouw door de zegening met wijwater geworden zou zijn tot een huis van God. De kerkgangers zullen zich overigens niet altijd bewust zijn van deze diepzinnige symboliek.

Wij, protestanten, gebruiken geen wijwanader ter en vinden dit maar een vreemd gebruik. Bij alle terechte kritiek die we hebben, past ons echter bescheidenheid. Treden wij altijd met een biddend hart de kerk binnen? En hoe vaak ontbreekt bij ons niet de eerbied in Gods huis?

Oorsprong

Het gebruik van de wijding van het water kwam in de oosterse kerk al op in de derde eeuw, in de kerk van het Westen duurde dat tot de zesde eeuw.

Allerlei factoren droegen er geleidelijk toe bij om met name het doopwater te zegenen of te wijden voordat men doopte. Men zal gedacht hebben aan Bijbelse gegevens over de zuivering door “rein water”, zoals in Ez. 36:25 beschreven wordt, en verder is er op vele plaatsen in de Bijbel sprake van “levend” of stromend water. Dit water was het beeld van het leven en van de goede gaven van God (zie Gen. 26:19; Lev. 14:5; Jer. 2:13; Ez. 47:1-12; Zach. 14:8; Joh. 4:10 en Openb. 22:1).

Toen het dopen in stromend water in de openlucht niet altijd mogelijk was, ging men gebruikmaken van een doopvont. Dat zal er ook toe bijgedragen hebben dat men het doopwater eerst ging wijden. Deze wijding van stilstaand water moet als het ware het “levende” water vervangen. Het doopvont werd bij voorkeur uitgehouwen uit steen, als herinnering aan het levende water dat tijdens de reis van de Israëlieten naar het Beloofde Land in de woestijn uit de rotssteen vloeide.

Op de achtergrond zal ook meegespeeld hebben dat men in Griekse en in Romeinse tempels eveneens het gebruik kende van gewijd water. Dit gebruik is geleidelijk gekerstend.

Exorcisme

Bij de doop werd in de oudheid al gewezen op de oorspronkelijke toestand van het water waarboven de geest van God zweefde (Gen. 1). In het doopgebed smeekte men om de komst van de Heilige Geest, opdat het water in zijn oorspronkelijke vruchtbare toestand hersteld zou worden. Dat betekende ook dat de boze geesten eruit verjaagd werden. In de westerse kerk ging men ertoe over zout aan het water toe te voegen, als teken van reiniging. Merkwaardigerwijs deed men dat in de oosterse kerk niet. De oorsprong schijnt niet de Bijbelse symboliek van het zout te zijn, maar houdt waarschijnlijk verband met heidense, Romeinse gebruiken, waarbij deze handeling uiteraard door de kerk gekerstend is. De huidige doopritus in de Rooms-Katholieke Kerk kent nog steeds het aspect van het exorcisme of de duiveluitdrijving.

In veel volksverhalen van de middeleeuwen tot heden wordt wijwater gebruikt om demonen te verdrijven. Het is begrijpelijk dat de gewone man aan wijwater een magische kracht toeschreef. Ook nu nog hecht men geloof aan de wonderbare kracht van wijwater, getuige een vrij recent knipsel uithet bisdom Den Bosch dat een lezer ons toezond. “Telkens als de priester het wijwater wijdt, handelt hij als vertegenwoordiger van de Kerk. Haar gebeden neemt de Verlosser altijd met welbehagen aan. Wie zichzelf of anderen, en voorwerpen besprenkelt, mag zeker zijn dat telkens het gebed van de Kerk ten hemel stijgt. Het wijwater ontreddert de macht van boze geesten en vervult de duivel met ontzaglijke schrik.”

Beoordeling

De reformatoren hebben het gebruik van wijwater afgeschaft, als zijnde in strijd met de Heilige Schrift. Men vreesde bovendien het bijgelovige en magische gebruik ervan.

Mgr. J.M. Gijsen, de voormalige bisschop van Roermond, verdedigt in zijn boek “Zekerheid en vrede” (Roermond, 1978, blz. 386) het zegenen van gebouwen en andere zaken, zoals altaren, oliën en water. Hij schrijft: “Deze worden daardoor aan “gewoon” gebruik onttrokken en “gevuld” met Gods kracht om de genade die Hij wil geven –vooral in de sacramenten, die zich in het kerkgebouw, op het altaar en mede door middel van olie en water voltrekken–, door te geven. Daarom verdienen zij alle eerbied, omdat zij zo nauw met Christus en de heilige Geest zijn verbonden. (…) Maar ook allerlei andere voorwerpen zegent de Kerk, zowel om de gelovigen zichtbare tekenen van Gods heilswerken mee te geven –kaarsen, beelden, rozenkransen, medailles– alsook om hun eigen dagelijks leven te doordringen van de zekerheid en de vrede van God. In dit laatste verband zijn de zegeningen van onder andere een huis, een auto en van brood en bloemen te plaatsen.”

Zijn conclusie is: “Aldus wil de Kerk de incarnatie, het vlees worden van het heil, dat in Christus verschenen is, tot in alle details van het aardse –van mensen en dingen– doen doordringen en de gelovige oproepen altijd weer hun Verlosser te zoeken en in herinnering te houden om zich van Zijn intense liefde bewust te blijven.”

Met deze oproep aan de gelovigen kunnen we als reformatorische christenen instemmen, maar we hebben daarbij niet de bemiddeling van de priester nodig en ook geen wijwater.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

In de Rechte Straat | 16 Pagina's

Wijwater en exorcisme

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

In de Rechte Straat | 16 Pagina's