Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Juda

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Juda

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Levi mocht de Heere dienen in het heiligdom. Levi was de priesterstam, maar Juda is de koninklijke stam. Juda is de leeuw. En de leeuw is de koning onder de dieren. Uit de stam van Juda is Christus voortgekomen. Juda spreekt ons van de overwinning. Gods genade overwint. Dat zien wij al zo duidelijk in het leven van Lea, de moeder van Juda. Voor de vierde keer zal Lea moeder worden. Voor de vierde keer heeft zij Jakob een zoon geschonken. Bij de drie zonen die voor Juda werden geboren, heeft Lea het oog op zichzelf. Ze heeft het oog gericht op haar moeite en op haar strijd. Naar de mens gesproken is dat ook te begrijpen. Lea zal daar echter niet goed mee zijn. Lea zal er alleen goed mee zijn als zij er zelf tussen uit mag vallen. Lea staat zelf in het middelpunt. Zij moet leren verstaan dat het niet om Lea gaat, maar dat het gaat om de eer van Gods grote Naam. Door Gods genade is het echter anders geworden in het leven van Lea. Als haar vierde zoon geboren wordt dan heeft ze het oog niet meer op zichzelf. Dan is het haar waarlijk om de Heere te doen. Dan gaat het om Gods eer. Dan mag ze God in haar leven bedoelen. Bij de geboorte van haar vierde zoon mag zij door Gods genade getuigen: ‘Ditmaal zal ik de HEERE loven’ (Gen. 29:35). De naam Juda betekent daarom ook: Godlover.

Lea mag eindigen in God en daar begint tegelijk de geschiedenis van de stam van Juda. Wat is dat een goed begin! Uit de stam van Juda zal eenmaal in de volheid des tijds de grote Godlover geboren worden, waarvan de engelen in de velden van Efratha gezongen hebben: ‘Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen’ (Luk. 2:14). Zo staat Juda straks aan het sterfbed van zijn vader Jakob, die als Israël de zegen mag uitspreken over zijn twaalf zonen. Eens stond Jakob ook bij het sterfbed van zijn oude vader. Daar heeft ook hij de zegen van het eerstgeboorterecht ontvangen, maar dat was in de weg van het bedrog. Hoe anders is het hier. Juda ontvangt hier ook de zegen van het eerstgeboorterecht, maar dat niet in de weg van het bedrog, maar in de weg van het recht. Als Jakob hier zelf aan het woord was geweest, dan had zeker Juda de zegen niet ontvangen. Dan waren het Jozef of Benjamin geweest, die deze zegen hadden ontvangen. Maar hier mag Jakob het met God eens zijn. Hier zwijgt Jakob en hier spreekt Israël en daarom mag hij Juda aanwijzen. Wat blinkt hier toch Gods vrijmacht. Dat hier Gods vrijmacht blinkt, dat wordt ons wel duidelijk uit de levensgang van Juda. Ook Juda had een zwarte bladzijde in zijn levensboek. Juda heeft immers overspel gepleegd met zijn eigen schoondochter (Gen. 38). Als wij daarop zien, dan zouden wij toch zeker voor Jozef gekozen hebben. Als hier het vlees van Jakob had gesproken, dan had het in de sterfkamer van die oude patriarch geklonken: ‘Jozef gij zijt het.’ Want toen Jozef werd verleid door de vrouw van Potifar mocht hij door Gods genade staan blijven. Jozef mocht door genade de vreze Gods in beoefening hebben en daarom kon hij zeggen: ‘Hoe zoude ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God!’ (Gen. 39:9). Hoe anders was dat bij Juda. En toch mag de stervende Jakob geleid door Gods Geest profeteren: ‘Juda gij zijt het.’

Toch werd er in Juda ook iets gevonden dat de andere broers misten. Dan denken wij een ogenblik aan de borgstelling van Juda. De zonen van Jakob zouden het aangezicht van Jozef niet zien als ze Benjamin niet meebrachten. Jozef deed immers net alsof hij zijn broers niet vertrouwde. Simeon moest in Egypte achterblijven en hij zou pas worden vrijgelaten als Benjamin meekwam. Nu moest Jakob zijn tweede en tevens laatste zoon van zijn lievelingsvrouw Rachel ook nog kwijtraken. Toen heeft de oude Jakob geklaagd: ‘Gij berooft mij van kinderen: Jozef is er niet, en Simeon is er niet, nu zult gij Benjamin wegnemen; al deze dingen zijn tegen mij’ (Gen 42:36). Nadat Jakob deze klacht had geuit, kwam Ruben met zijn dwaze voorstel om twee van zijn zonen te doden als hij Benjamin niet mee terug zou brengen. En dan komt Juda met zijn voorstel: ‘Ik zal borg voor hem zijn’ (Gen. 43:9). Dat voorstel van Juda wordt door Jakob aanvaard. Hierin is Juda een type van de Heere Jezus, Die Zichzelf van eeuwigheid Borg heeft gesteld voor Zijn volk. Die borgtocht is door de Vader aanvaard. Het is bij Juda niet alleen bij woorden gebleven. Woorden zijn zo goedkoop. Juda heeft die woorden ook werkelijk in daden omgezet. Want als dadelijk de beker van Jozef bij Benjamin gevonden wordt, dan stelt Juda zich als borg beschikbaar. Zo heeft Christus Zijn borgtocht volbracht. Hij is de grote Godlover. Hij heeft in Zijn borgtocht God bedoeld en zo heeft Hij Zijn volk vrijgekocht. Door Zijn hand gaat het welbehagen des Heeren gelukkiglijk voort en daarom is er een volk dat God gaat loven. Dat Lea God mocht bedoelen bij de geboorte van Juda dat is nu alleen mogelijk door de meerdere Juda. Ook die vrucht is alleen uit Christus. Zo krijgt God Zijn eer. Juda is de leeuw. Hij heeft de goede strijd gestreden. De stam van Juda ging voorop in de strijd. Die leeuwenmoed van Juda zien wij bij de verovering van het land der belofte. Als Jozua is gestorven, dan vragen de Israëlieten aan de Heere, wie nu het eerste moet optrekken tegen de Kanaänieten en dan luidt het antwoord: ‘Juda zal optrekken; ziet, Ik heb dat land in zijn hand gegeven’ (Richt. 1:2). Diezelfde leeuwenmoed treffen wij aan bij David in de strijd tegen Goliath. Maar bovenal zien wij die leeuwenmoed in de meerdere Juda, de Heere Jezus Christus. Onverschrokken treedt Hij Zijn vijanden tegemoet in de hof van Gethsémané. Zijn discipelen zijn gevlucht, maar Hij liet zich binden in plaats van Zijn Kerk. Hij liet zich binden en dat waren de banden van de dood. Want Hij zal gekruisigd worden om zo door Zijn dood de volkomen overwinning te behalen. Hij heeft Zich als een Lam ter slachting laten leiden. Maar Hij is ook de Leeuw uit de stam van Juda, Die de overwinning heeft behaald. En nog overwint Hij zondaren, opdat ze eeuwig in Zijn overwinning zullen delen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 2004

Kerkblad | 12 Pagina's

Juda

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 2004

Kerkblad | 12 Pagina's